Bureaucratische beslommeringen

Bureaucratische beslommeringen

Als je me enkele jaren geleden had gevraagd wat de komende decennia hét centrale ‘issue’ in het bedrijfsleven zou worden, had ik zonder aarzelen geantwoord: het conflict tussen het Angelsaksische en het Rijnlandse model. Waar staat een onderneming voor, wiens belangen dient een bedrijf? Is winstmaximalisatie het ultieme streven of dienen de bestuurders ook rekening te houden met het milieu, met de belangen van hun werknemers, hun leveranciers en alle andere bij de onderneming betrokken partijen – desnoods ten koste van de winst? Is winst doel of middel, een voorwaarde om te kunnen voortbestaan en de wereld te dienen?

Nu de crisis zich zo sterk heeft laten gelden, weet ik niet zo zeker of de tegenstellingen tussen belangen van shareholders en van de overige stakeholders zo’n belangrijk agendapunt vormen. Ik denk het eigenlijk niet. Ja, menige manager van menig bedrijf stuurt mailtjes rond die hij afsluit met ‘please consider the environment before printing this mail’. Maar volgens mij zit hij met zijn gedachten elders: bij zijn ’to do’s’ van die dag. Hij wordt overladen met werk. Of liever gezegd: met bureaucratische beslommeringen, met werk dat hem afleidt van zijn eigenlijke werk. Met regels, met controlemaatregelen, met lijstjes die hij moet afvinken, met contracten en Service Level Agreements die hij moet ondertekenen. Misschien kun je het ook zo formuleren: ondernemingen zijn én meer naar binnengekeerd dan pakweg tien jaar terug én minder beschouwend geworden. Dit geldt zeker voor ondernemingen met een Angelsaksische cultuur: de grote, beursgenoteerde ondernemingen, die nu eenmaal rekening dienen te houden met de wensen en eisen van hun aandeelhouders.

Het toenemende belang van bureaucratische beslommeringen en de (als ik het wel heb) tanende interesse voor wezensvragen houden ongetwijfeld verband met elkaar, maar hoe? Op het eerste gezicht lijkt meer bureaucratie misschien een bijproduct van de overwinning van het Rijnlandse denken op het Angelsaksische denken: meer overheid, minder vrije markt en dus ook meer regels, meer toezicht en minder eigen verantwoordelijkheid voor – zoals dat zo fraai genoemd wordt – de deelnemers aan het economisch verkeer. Maar is dat wel zo? Juist in de Angelsaksische landen heeft de overheid flink huisgehouden- pardon, ingegrepen om verdere verkeersongelukken te voorkomen en brokkenpiloten tegen zichzelf en de omgeving in bescherming te nemen. En juist in de Angelsaksische landen blijft de overheid de economie stimuleren, terwijl in het Rijnland de overheid niet weet hoe snel ze moet bezuinigen. Dat geeft te denken.

Misschien zit het zo. Het Angelsaksische denken heeft – tijdelijk, wie weet – een nederlaag geleden. Het streven naar winstmaximalisatie staat – nogmaals, misschien wel tijdelijk – in een kwade reuk; het wordt gezien als een van de (misschien wel dé) oorzaak van de crisis. In Angelsaksische landen leeft het idee op dat de overheid meer controle moet krijgen op het reilen en zeilen van de economie. Maar ‘meer overheid’ betekent niet per se de introductie van Rijnlandse waarden; het betekent niet dat het dat het winstdenken wordt ingeruild voor het denken in ‘planet, profit, people’. Meer overheid betekent minder markt, maar minder markt betekent nog niet meer aandacht voor de belangen van werknemers, het milieu, toeleveranciers (al dan niet in de derde wereld) en noem maar op.

In de Angelsaksiche cultuur wordt een sterke overheid gezien als een noodzakelijk kwaad. De overheid geldt als een boeman, die bedrijven van tijd tot tijd moet tuchtigen. Met zo’n vijandige houding vragen bedrijven misschien ook wel om strenge wet- en regelgeving. Meer in elk geval dan in de Rijnlandse cultuur, waar de overheid eerder als een partij te midden van andere partijen wordt gezien. Daar kan de overheid eerder vertrouwen stellen in ondernemingen, en hen pas met regels om de oren slaan als blijkt dat ze dit vertrouwen niet waard zijn. Tot de volgende crisis zich aandient.

Deel:

Geef een reactie