Des duivels (Geloof en vooruitgang)

Des duivels (Geloof en vooruitgang)

Op een dag overwoog de duivel het bijltje erbij neer te gooien.

De duivel had sinds het begin van de schepping onrust gestookt onder de mensen en hen verleid tot het slechte, en wat was hij er zelf beter van geworden? Niets. Hij had er in elk geval niets duurzaams aan over gehouden. Hij kende slechts het kortstondige genot van een goed gelukte goddeloze vrijpartij en het vluchtige leedvermaak als hij iemand in het verderf had gestort. Nu wilde hij dat God zijn zonden vergaf en hem toeliet tot de hemel zodat hij plaats kon nemen te midden van de engelen waar hij volgens sommige overleveringen ook thuishoorde. De duivel wilde ook wel eens eeuwig, hemels geluk – enig egoïsme was hem niet vreemd.

Maar hoe wist de duivel of God nog bestond? Het was eeuwen geleden dat hij hem voor het laatst had gezien, en wie weet had God de pijp inmiddels ook aan Maarten gegeven. Hij legde zijn vraag voor aan Petrus, die de hemelpoort bewaakte.

“Of God bestaat? Dat is een kwestie van vertrouwen. Al die kritische, blasfemische vragen altijd. God bestaat, twijfel niet”, zei Petrus.

Vertrouwen – dat woord vervulde de duivel altijd met wantrouwen. Althans als er blind, onnadenkend en kritiekloos vertrouwen mee werd bedoeld. En dat was maar al te vaak het geval. Vertrouwen dat God het goed voor heeft met de mensen, terwijl hij ze laat lijden. Vertrouwen in het goede in de medemens, terwijl die misschien een ploert is. Vertrouwen in ‘de vooruitgang’ of ‘de traditie’, terwijl iedereen die even nadacht meteen inzag dat niet elke verandering een verandering ten goede was en dat eeuwenoude gewoonten niet allemaal even zinvol waren.

De duivel had de mensen altijd zelfstandig willen leren denken, en dus hun vertrouwen telkens weer te toetsen: was er bewijs dat hun vertrouwen gegrond was? Ook zijn actie als slang in het Paradijs alleen maar daarop gericht: hij had Eva toegang willen bieden tot kennis van goed en kwaad. En had hij de mens niet de Aritoleïsche logica gegeven en de empirisch wetenschappelijke methode? Vertrouwen is opium voor het volk, parafraseerde de duivel zijn leerling Karl Marx graag. De duivel wilde mensen van hun verslaving afhelpen en ontnuchteren…

“Maar kun je zijn bestaan niet aflezen uit zijn daden?”, vroeg de duivel door. “God heet almachtig, algoed en alwetend te zijn. Dat zou toch ergens uit moeten blijken?”

“Hoe kan hij algoed zijn, terwijl er toch zo veel leed in de wereld is? Het argument dat alle leed toe te schrijven is aan ‘de vrije wil’ van de mens vind ik weinig overtuigend. Waar blijkt zijn alwetendheid uit? Zijn instructies hoe we moeten leven zijn allerminst duidelijk en zitten vol tegenstrijdige adviezen (het oud-testamentische ‘oog om oog, tand om tand’ versus het nieuw-testamentische ‘keer uw tegenstander de andere wang toe’- om er maar eentje te noemen). En dan zijn almacht. Ik wil niet flauw doen en de logica tegen het godsgeloof gebruiken – ik zal u niet om de oren slaan met sofistische vragen als ‘kan God een steen scheppen die hij zelf niet kan optillen?’ – maar een bovennatuurlijk gebaar zou wel op prijs worden gesteld. Het is al weer eeuwen geleden dat een wonder plaatsvond.”

Petrus aarzelde. “Ik zal aan mijn baas vragen of we u kunnen helpen”, zei hij en hij liep naar achter. Even later was hij terug. “U wilde een wonder en u krijgt een wonder”, zei Petrus. “Een overtuigend bewijs van de almacht van God.” De duivel zag vol afschuw hoe er een atoombom tot ontploffing werd gebracht op Hiroshima en hoe er 80.000 doden vielen (en 60.000 zwaargewonden die het einde van het jaar niet zouden halen).

Hierna was de duivel voorgoed verlost van zijn verlangen naar hemels geluk en zette hij zich weer aan zijn duivelse werk. En gelukkig maar, want zonder de duivel was de mens niet meer dan een goedgelovig dier met misplaatst vertrouwen in God en wetenschappelijke vooruitgang.

Geïnspireerd op de mythe van de gevallen engel Lucifer. Op 6 augustus 1945 viel de atoombom op Hiroshima.

Deel:

Geef een reactie