Ha, een beurskrach (Over makkelijk en moeilijk geld)

Ha, een beurskrach (Over makkelijk en moeilijk geld)

Ik heb nog nooit zo veel geld verloren als tijdens de vorige beurskrach. En nog nooit zo veel geld verdiend als tijdens de daaraan voorafgaande hausse. Ik had in een vroeg stadium internetaandelen gekocht (in de overtuiging dat die over dertig, veertig jaar wel meer waard zouden worden) en voor ik het in de gaten had, was de koers vervijfvoudigd. Die stijging zette door, ik verdiende per dag meer dan ik ooit had durven dromen en in een mum van tijd had ik een bovenmodaal jaarsalaris bij elkaar – en dat met niets doen. Tot de grote kladderatsch zich aandiende en mijn vermogen verdampte.

Tijdens de koersstijgingen voelde ik me opgelaten, na de krach vooral opgelucht. Voor mijn gevoel zijn er namelijk twee soorten geld: moeilijk geld en makkelijk geld. Moeilijk geld is geld dat je verdient met werken; makkelijk geld krijg je in de schoot geworpen: je krijgt een envelop met inhoud omdat je jarig bent, je koopt op goed geluk wat aandelen, je erft eens wat. En – nog steeds gevoelsmatig – ik vind het jammer om moeilijk geld te verliezen (al die moeite voor niets), maar met makkelijk geld heb ik geen enkele emotionele band. Het kan me zogezegd gestolen worden.

Sterker nog, ergens ben ik dat makkelijke geld zelfs liever kwijt dan rijk. Als ik te veel geld verdien op de beurs, ga ik me schuldig voelen: waar verdien ik het aan? Ik heb er toch niets bijzonders voor gedaan? Of ik ga me afvragen waarom ik eigenlijk nog ‘echt’ werk verricht: waar doe ik het allemaal voor? Moet ik niet gewoon wat geld op de beurs laten rondtollen? En dan is de stap naar existentiële vragen snel gezet: Wat moet ik doen? Wie ben ik eigenlijk? Waarvoor ben ik hier op aard? Vragen die ik liever mijd. Vragen waar je niet aan toekomt als je dagelijks met je broodtrommeltje onder je arm naar je werk moet, vragen die niet eens in je opkomen omdat je moeilijk geld moet verdienen.

Uiteraard is het onderscheid tussen makkelijk en moeilijk geld irrationeel, om niet te zeggen dom. Maar ik begrijp wel waarom de Belastingdienst onderscheid maakt tussen vermogensbelasting en loonbelasting, waarom de islam niet tuk is op rente en waarom mensen die rijk zijn geworden door hard werken moeite hebben van hun geld te genieten. En ik begrijp waarom mensen als Nick Leeson en nu Jérôme Kerviel miljarden kunnen verpatsen en toch vergoelijkend als ‘rogue traders’ worden aangeduid – alsof het een soort Robin Hood-achtige schelmen zijn en geen harde criminelen.

Makkelijk geld is geen ‘echt’ geld; wie het kwijt raakt voelt geen pijn en wie het steelt is geen echte dief.

Deel:

Geef een reactie