Heldenloosepos (Over de kunst van het weglaten)

Heldenloosepos (Over de kunst van het weglaten)

Neem een aansprekende held, geef hem een doel, voer een tegenstander op die hem van dit doel wil afhouden en je hebt de basisingrediënten van een aansprekende film. Protagonist, antagonist, conflict, happy end. Zo staat het tenminste in de boeken waarin de gouden regels voor het schrijven van scenario’s worden uiteengezet. Interessante boeken zijn het, alleen leer je er geen boeiend filmscenario door schrijven.

Want hoe veel films zijn er wel niet die voldoen aan alle gouden regels, maar waar je toch als kijker uit pure verveling in je bioscoopstoel zit te draaien? Sterker nog, juist de films die de regels blindelings volgen zijn oersaai. De kijker kent die regels onderhand ook wel, en kijkt pas op bij iets minder voorspelbaars, bij een film die zijn verwachtingen doorkruist. Een film die meer is dan een invuloefening, een film waar de scenarioschrijver de moeite heeft gedaan het klassieke recept om een film te bakken heeft verrijkt met zijn eigen ingrediënten. Of die zelfs afwijkt van de regels (niet te veel, want de kijker moet wel een referentiekader hebben; je kunt nu eenmaal pas verwachtingen doorkruisen als je verwachtingen wekt). Hoe je zo’n film moet schrijven staat in geen boek beschreven. Per definitie niet, want zo’n film biedt net iets meer en/of iets anders dan het scenariokookboek voorschrijft.

Zo’n film is ‘The assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford’. Er is er om te beginnen geen held, slechts twee hoofdpersonen. Jesse James kun je met de beste wil van de wereld geen held noemen, al was het maar omdat zijn motieven geheel duister zijn. Nou ja, op het laatst wil hij dood, maar om nu te zeggen dat dit een ‘doel’ is? Nee, eerder berust hij in de doelloosheid van zijn bestaan. Zijn moordenaar is al helemaal een held. We kunnen ons makkelijker in hem verplaatsen dan in Jesse James: een fan, die verbitterd raakt wanneer blijkt dat zijn idool niet voldoet aan het beeld dat hij van hem heeft geschapen – daar kunnen wij ons wel wat bij voorstellen. Maar een held is Robert Ford niet, al groeit onze waardering voor hem wel naarmate de film vordert.

Een centraal conflict en een happy end zijn er ook al niet, alleen veel gewelddadige schermutselingen en die zijn allemaal even zinloos. Aan het begin van de film pleegt de bende van Jesse James een overval, maar hoe veel er buit is gemaakt? Het wordt niet verteld, het doet er kennelijk niet toe. Na die overval is Jesse James vooral zonder veel overtuiging bezig zijn bende bij elkaar te houden, als een soort onbeholpen Machiavellistische bendeleider. Uiteraard mislukt dit, aangezien elke organisatie uiteenvalt als de mensen vooral bezig zijn met elkaar en niet met een gemeenschappelijk doel.

Het knappe van het scenario is dat de schrijver die ondoorgrondelijkheid van Jesse James er bewust in heeft gestopt. Het was niet moeilijk geweest Jesse James af te schilderen als een idealist (in werkelijkheid streed hij tegen investeerders in spoorwegen; zijn moeder had haar land onder dwang aan hen moeten verkopen), maar dat is niet gedaan. Zo doorzichtig als Robert Ford is, zo mysterieus is Jesse James. Je kunt in hem zien wie je maar wilt. De ene recensent ziet Jesse James als de verpersoonlijking van de Amerikanen in Irak: ooit vol goede moed begonnen, nu teleurgesteld bezig met gewelddadig pappen en nathouden. Maar je kunt hem evengoed beschouwen als een cynische terrorist, en zijn moordenaar als een jongere versie van hemzelf.

De film intrigeert omdat er zo weinig wordt verteld dat je als kijker wordt gedwongen de lege plekken in te vullen. Omdat je schrijver wordt van je eigen scenario, met andere woorden, en er is maar één ding leuker dan een goed film kijken: een goede film schrijven.

Deel:

Geef een reactie