Kleine filosofie van de vrijheid (Kosten/batenanalyse)

Kleine filosofie van de vrijheid (Kosten/batenanalyse)

Met vrijheid van meningsuiting is het als met keuzevrijheid: de vrijheid schiet z’n doel voorbij als mensen er niet mee overweg kunnen. Vrijheid is niet het doel van het leven, dat is (laten we even gemakshalve aannemen) geluk, en wel (weer een aanname) geluk op aarde. Vrijheid is slechts een middel, een instrument. Zoals je functioneel geweld en functioneel bloot hebt in films, heb je functionele vrijheid in het leven. Als het middel vrijheid het doel geluk niet dichterbij brengt, wat belet ons dan om in te grijpen? Desnoods onvrijheid, desnoods vrijheid voor een beperkt aantal burgers.

Wie keuzevrijheid heeft, maar niet met overleg kan kiezen maakt al gauw een verkeerde keuze. Op zich tot daaraan toe, al kun je je afvragen of iemand niet beperkt moet worden in de grenzen aan de vrijheid om zijn eigen leven te verpesten. Maar als die keuze ook nog ten koste gaat van anderen? Dan ligt het voor de hand om iemand te leren kiezen (Leer eens logisch nadenken, man.. Stel de juiste prioriteiten, weeg de voor- en nadelen tegen elkaar af. Lees de Consumentengids voor je een ijskast koopt. Denk na voor je je geld vergokt). En als dat op niets uitloopt: zijn vrijheid beperken, iemand die wilsonbekwaam is desnoods onder curatele stellen.

Ook vrijheid van meningsuiting dient te worden aangewend om het leven te veraangenamen. Niet om kwetsende (of – van hetzelfde laken een pak – saaie, domme) uitlatingen te doen. Wie niet weet om te gaan met die vrijheid en meer kwaad dan goed aanricht, zou je in gesprekstechnieken kunnen onderwijzen, trainen in het debatteren en het democratische denken, The Origins of Totalitarianism laten lezen. En als dat niet werkt? Dan maar beperken in zijn vrijheid van meningsuiting. Door zijn stemrecht in te trekken bijvoorbeeld (‘u bent geen goede democraat, want u bent tegen democratie’) of iemand monddood maken (‘u mag geen mondige burger zijn, want u heeft een te grote mond’).

Uiteraard stelt deze redenatie de zaken wel erg simpel voor en gaat de analogie ‘vrijheid van meningsuiting’/ ‘keuzevrijheid’ niet helemaal op. Het is tamelijk eenvoudig aan te tonen of iemand een slechte ijskast heeft. Maar wanneer richt iemand ‘meer kwaad dan goed’ aan? Dit is meteen ook de makke van alle politieke filosofieën waarin een bestuur op basis van een meritocratie wordt voorgesteld. Hoe bepaal je of iemand bevoegd is zijn mening te verkondigen? Wie mag dit bepalen? Wie ziet erop toe dat de criteria eerlijk tot stand komen, worden gehandhaafd etc.?

Maar dat zijn allemaal praktische probleempjes: de weg van een democratie naar een meritocratie mag dan lang zijn, daarom kunnen we hem nog wel inslaan. Het principe blijft overeind: het mag wel wat minder met die vrijheid. Ach, en nu we toch bezig zijn: er moet een diploma mening verkondigen komen en discussies horen alleen plaats te vinden tussen gediplomeerde meningverkondigers. Daar staat tegenover dat iedereen zijn recht moet behouden zijn mening voor zich te houden, evenals zijn recht om in het geheel geen mening te hebben. De zwijgende en meningsloze minderheid heeft het al zo moeilijk de laatste tijd.

Deel:

Geef een reactie