Meta-muzikantenmuziek (Vakantie 2010)

Meta-muzikantenmuziek (Vakantie 2010)

Vakantie is de verveling verdrijven door verdieping te zoeken. Dit jaar breng ik uren door op Spotify, op zoek naar muziek die ik eigenlijk altijd al had willen beluisteren, niet had mogen missen en werkelijk eens moet horen. En zo bevind ik me op het spoor van de obscure reggaeplaten van Keith Richards – een spoor dat doodloopt bij het nummer Lee & Molly van Ziggy Marley en (o.a.) Keith Richards.

Helaas. Maar het leidt wel – via de nummers Mick Jagger and Keith Rithards are always fighting, Keith Richards is never gonna die en Mick Jagger is in great shape (alledrie van het album Songs about Singers van The Passionate & Objective Jokerfan) – tot de ontdekking van een genre waarvan ik het bestaan niet eens vermoedde: meta-muziek. Of misschien moet ik het meta-muzikantenmuziek noemen, want het betreft hier muziek die niet zozeer over muziek gaat (ook wel een beetje) als wel over muzikanten.

Muziek over muziek bestaat natuurlijk ook al zo lang als er componisten zijn die uiting willen geven aan hun bewondering voor collega’s of juist de spot met hen willen drijven, die lage cultuur willen verheffen tot hoge cultuur of om inspiratie verlegen zitten en toch wat noten op papier moeten zetten – denk alleen al aan de verwijzingen naar Bach in de zesde symfonie, de zigeunermuziek die is opgenomen in de Hongaarse Walsen van Brahms, of aan de jazzinvloeden in het werk van Gershwin. Eigentijdse voorbeelden zijn muzikaal goed onderlegde groepen als Dread Zeppelin (Elvis meets Led Zeppelin op Jamaica – luister maar naar de Black Dog/Hound Dog medley) en Beatallica (muziek van The Beatles in een Metallica-jasje en opruiende teksten – Hey Dude).

Meta-muzikantenmuziek moet iets van de laatste veertig jaar zijn. Meta-muziekmuzikanten zijn immers singer-songwriters die vanuit hun persoonlijke ervaringen schrijven over popartiesten, een combinatie die pas aan het einde van de jaren zestig van de vorig eeuw mogelijk was. Je zou kunnen beargumenteren dat Joni Mitchell de grondlegger van de meta-muzikantenmuziek is, met het nummer See You Sometime, over James Taylor (1972). Alleen is dit een nuchter nummer over iemand met wie ze intieme betrekkingen had onderhouden, en dat geldt niet voor de meeste meta-muzikantenmuziek. De ware beoefenaar van het genre is geobsedeerd door degene over wie hij schrijft en zingt. Hij is een fan, die zingt over onbereikbare idolen. Neem het nummer Joni Mitchell van The Passionate & Objective Jokerfan: “I wish I was one of those famous, creative, special rich people back in the 1970’s. Running rond Southern California, going to a different party every night. Cause chances are, Joni Mitchell, I would have run into you at one of those parties.”

De meta-muzikantenmuzikant is meestal een gemankeerde artiest die zich niet kan onttrekken aan de invloed van zijn grote voorbeelden of anders een amateur die uitdrukking wil geven aan zijn bezetenheid en bewondering. Geen muzikale hoogvlieger, in elk geval, maar dat belet hem niet om zelf nummers op te nemen (integendeel, de typische meta-muzikantenmuzikant kent geen enkele remming). Daarmee is de meta-muzikantenmuzikant echt een exponent van deze tijd – waarin iedereen een ster kan worden, althans zo lijkt het wel eens, een tijd van zelfredzaamheid, van amateurisme, YouTube, Idols en afkalvend autoriteitsgeloof – en eerder iets van nu dan van de vroege jaren zeventig. Misschien is niet Joni Mitchell maar Wesley Wills – klein gebleven in de jaren negentig – wel de oer-meta-muzikantenmuzikant, met nummers als Pink Floyd, Kurt Cobain en Dave Grohl – vrijwel identieke songs over artiesten die ‘whipped a polar bear’s ass’, waarna ’the audience roared like lions’ en waarvan alleen de refreinen noemenswaardig verschillen: ‘Pink Floyd, Pink Floyd, Pink Floyd!’ versus ‘Kurt Cobain, Kurt Cobain, Kurt Cobain!’ versus Dave Grohl, Dave Grohl, Dave Grohl!

Ondanks hun beperkte muzikale talent, valt er volop te genieten van de meta-muzikantenmuzikanten. The Passionate & Objective Jokerfan schrijft aardige, cabareteske teksten, vaak met de nodige luchtige (zelf)spot: “Thom Yorke: you’ve got to lighten up. Don’t you get tired of those ultra-serious, perfectly produced Radiohead songs? I sure do.” Aan de beperkingen die Wesley Wills zichzelf oplegt kan menige meester nog een voorbeeld nemen: “Hootie and the Blowfish, Hootie and the Blowfish, Hootie and the Blowfish! They whipped a polar bear’s ass. The audience roared like lions”. Maar werkelijk ontroeren doen de meta-muzikantenmuzikanten zelden. Eigenlijk alleen als ze een van hun bewonderde artiesten coveren, waarschijnlijk in de wetenschap dat ze hun voorbeelden beter kunnen imiteren dan proberen evenaren.

Erg aandoenlijk vind ik bijvoorbeeld het eerbetoon aan Paul McCartney van Strawberry Walrus (Gary Murtha, in het dagelijks leven een handelaar in Beatles parafernalia), Maybe We’re Amazed (op de melodie van Maybe I’m Amazed maar zonder de pompeuze instrumentatie): Maybe we’re amazed how you’re loving all the time / Maybe we’re amazed your music keeps on growing / Maybe we’re amazed it’s lasted such a long time / Maybe we’re amazed that you keep on playing.

Bijna bestel ik de CD Macca bij Strawberry Walrus. Bijna, maar toch maar niet. De vakantie is voorbij.

Beeld: de partituur van Spiral Galaxy, een compositie van George Crumb

Deel:

Geef een reactie