Mijn stem kwijt (Na de verkiezingen)

Mijn stem kwijt (Na de verkiezingen)

Waarom, vraag ik me elke verkiezing weer af, zou ik eigenlijk nog stemmen? Ik begrijp dat de stemmen van alle kiezers samen enige invloed hebben op de politiek, maar mijn eigen kleine stemmetje gaat toch verloren in het grote koor? Wat maakt het uit of ik mijn stem laat horen of niet? What’s in it for me?

Ik kan drie mogelijke redenen verzinnen om toch te stemmen:

Een eerste reden is dat het getuigt van een correcte houding. Beschaafde mensen – ons soort mensen, mijn soort mensen in elk geval, u kent ze wel, de pijlers van de democratie en de ruggengraten van de samenleving – stemmen nu eenmaal omdat zulks getuigt van burgerzin. Stemmen heeft voor mij persoonlijk geen zin, je stem uitbrengen is een hele kleine druppel op een hele grote, gloeiend hete plaat, maar soit: het is goed om te stemmen, dus stem ik. En, voelt het niet goed om goed te doen? Applaus voor mezelf!

Een tweede reden (met dank aan Ronald Giphart, die dit – ik meen maandag – in zijn column in de Volkskrant schreef): het is een kleine investering om van het gezeur af te zijn waarom je niet gaat stemmen. Het argument van de judoka: wil je ontsnappen aan de druk van een ander, buig dan mee.

Een derde reden: dat het lucht op. Zoals mensen die naar films met veel geweld kijken hun agressie kwijtraken, zo kan ik ook in het stemhokje mij ontdoen van allerlei gevoelens. Stemmen is een louterende bezigheid, het levert een catharsis op. Ik heb toch maar mooi gezegd wat ik ervan vind. Ik heb mijn stem laten horen. Ha!

Maar geen van deze drie kan me werkelijk bekoren.

Ja, mensen doen graag ‘het goede’, maar ‘het slechte’ heeft ook z’n aantrekkingskracht. Niet stemmen is een vorm van rebellie, die zelfs voor de meest verantwoordelijke burgers verleidelijk moet zijn. Een vrijblijvende – dus aantrekkelijke – manier om te laten zien dat je heus wel een persoonlijkheid bent, een zelfstandig denkend individu.

Ja, mensen zijn gevoelig voor ‘peer pressure’, maar aan de andere kant: zo belangrijk is politiek niet in ons leven. Wie niet stemt, wordt echt niet met de rug aangekeken of uit de groep gestoten – sterker nog, in kringen waar het politieke bedrijf laag in aanzien staat, levert het wellicht aanzien op om niet te stemmen.

En tja, die catharsistheorie: klopt die wel? Is het niet zo dat wie veel naar geweldfilms kijkt, gewelddadiger wordt? Ook het idee van het stemhokje als bliksemafleider raakt kant noch wal. Stemmen lucht niet op, het wakkert juist allerlei gevoelens aan. Het zet eerder aan tot denken over de inrichting van de maatschappij. Over hoe moeilijk het toch is te kiezen als het gaat om zoiets complex als verkiezingsprogramma’s. Over de willekeur die bij elke beslissing meespeelt, zeker bij het stemmen. Allemaal eerder frustrerend dan louterend.

Hopelijk regent het de volgende verkiezingen niet.

Deel:

Geef een reactie