Mislukte menselijke maat (God is niet dood)

Mislukte menselijke maat (God is niet dood)

“Aangenomen dat de filosoof een man is … nou? En dat heel het filosoferen doordesemd is van het mannelijke, al te mannelijke denken. Dat het sterke geslacht (dat welbeschouwd heel wat zwakker is dan wij filosofen, mannen immers, kunnen vermoeden) in alle filosofische geschriften, levenswijsheden en bakerpraatjes vooral een portret van zichzelf heeft geschilderd… dat wij domme jochies zijn, die zich voordoen als wijze mannen.

Nergens speelt onze domheid ons zo zeer parten als wanneer we een moraalleer optuigen. Of het nu gaat om het christendom, het boeddhisme, het moderne nuttigheidsdenken of het nationalisme. Zo op het oog verschillen ze sterk; de waarheid van de ene levensbeschouwelijke stroming (of wat daar voor moet doorgaan) sluit de andere uit. Alhoewel, ‘de’ waarheid? ‘De’ waarheid is een cultureel bepaalde constructie, een verzinsel – zoals Foucault mij nabauwde, en vele dwepers en tweederangsfiguren met hem (het prettige van je tijd ver vooruit zijn is dat je geen school hoeft te maken tijdens je leven). De waarheid is een vrouw, zoals ik eerder – met permissie, heel wat dichterlijker en, niet onbelangrijk, verleidelijker – schreef (en als iemand mij mag nabauwen, dan toch ikzelf wel).

Genoeg! Zijn de overeenkomsten tussen alle religies en halfzachte moraalfilosofieën niet oneindig veel groter (en, sta mij toe, interessanter en veelzeggender) dan de verschillen? Staat het mannelijke, al te mannelijke denken in ‘waar en onwaar’ in ‘goed en kwaad’ niet altijd centraal (al is het centrum dan vaak aan het zicht onttrokken door alle mooie woorden en zalvende verbale schijnbewegingen en is er een filoloog voor nodig om dat centrum überhaupt te ontwaren)? En zit er niet ook een duidelijk verloop in, een soort pendulebeweging misschien – namelijk van kritiekloos geloof naar kritische twijfel, van de dogmatische stelling naar de redelijke vraag?

Rustte niet zelfs het meest dogmatische van alle geloofsleren, het christendom, op wankele pijlers? Werd het autoriteitsdenken van Mozes en alle valse profeten na hem niet ondermijnd door de antichrist die voor christus wordt aangezien, door Jezus zelf met zijn: ‘de sabbat er is voor de mens, en de mens niet voor de sabbat’? En is het christendom (of wat er voor moet doorgaan) op zijn beurt niet ook verzwakt door – nota bene veelal godsvruchtige – denkers? Door alle wetenschappers, filosofen en economen voor mij, die zich afvroegen of het wel allemaal zo letterlijk moest worden genomen wat er in de bijbel stond en of niet God, maar de mens de maat van alle dingen was?

Maar die twijfel heeft niet helemaal gezegevierd (en misschien kán twijfel ook wel niet zegevieren, is het wel een te zwak wapen, zeker in handen van ons weinig krijgslustige filosofen). Het idee dat de mens de maat aller dingen is in elk geval niet onze enige leidraad.

Neem het volgende keuzeproblemen. Drie doodzieke, belangrijke mensen (een heilige, een briljant wetenschapper, een geniaal kunstenaar) kunnen gered worden als één gezond maar onbeduidend of zelfs slecht mens het leven laat – de eerste (een hartpatiënt) kan dan met een gezond hart verder, de tweede (een zware alcoholist) met een gezonde lever, de derde (een kettingroker) met zijn longen. Willen we dat ene leven offeren? Als we uitgaan van de menselijke maat, en het grootste geluk van het grootst mogelijke aantal mensen als uitgangspunt nemen, dan wel. Maar dat kunnen we niet (wíllen we misschien niet kunnen). Het irrationele, dogmatische ‘gij zult niet doden’ houdt nog altijd stand.

De Untermenschen die al dan niet in Christus’ naam nee tegen het leven zeggen en de dwerg uit Königsbergen met zijn categorische imperatief kunnen opgelucht adem halen. God is niet helemaal dood.”

Geïnspireerd op het werk van Friedrich Nietzsche (15 oktober 1844 – 25 augustus 1900).

Deel:

Geef een reactie