Praten versus schrijven (Tegen het doelgroepgerichte denken)

Praten versus schrijven (Tegen het doelgroepgerichte denken)

Veel praten versus weinig praten. Laatst constateerde iemand tijdens een vergadering dat ik erg stil was. Mijn verweer – ‘ja maar, ik kan erg goed luisteren’ – ging er niet goed in, en ik voelde dat ik duidelijk tekort was geschoten. Maar waarom eigenlijk?, vroeg ik me naderhand af. Is veel praten beter dan weinig praten?

Als schrijver (iemand die als hij zich dan toch moet mededelen, dit liever schriftelijk doet dan mondeling), ben ik geneigd om veel praten helemaal niet als een verdienste te zien. Een schrijver dient (dacht ik altijd) z’n best te doen z’n boodschap aan z’n doelgroep aan te passen en dus selectief te werk te gaan. Het moet interessant zijn wat je schrijft, en wat voor de één interessant is, is dat voor de ander niet. Een goedwillende schrijver probeert maatwerk te leveren.

Dat kan natuurlijk niet, zelfs niet als hij zijn boodschap helemaal op iemand wil afstemmen, schrijft hij een persoonlijke brief. In de eeuwige wetenschap dat hij zelfs dan faalt in z’n opzet. Hij weet immers niet hoe z’n boodschap aankomt, daarvoor zou hij in levenden lijve aanwezig moeten zijn op het moment dat z’n lezer de brief tot zich neemt. En waarom dan nog een brief schrijven?

Het gesproken woord is dan het aangewezen medium. Een ander medium, waar andere regels gelden. Maar of veel praten beter is dan weinig praten? Geldt niet ook hier: stem je boodschap af op je ontvanger?

Nee dus. Toch niet.

Dat komt denk ik omdat praten niet zo zeer bestemd is om mededelingen te doen, maar eerder als smeermiddel om de onderlinge verstandhouding te verbeteren. Als je veel praat, laat je zien wat er in je omgaat. Je geeft jezelf bloot, je stelt jezelf kwetsbaar op, je toont jezelf – of hoe dat heten mag – en daarmee win je mensen voor je. Je moet je boodschap níet afstemmen op je toehoorder, je moet vooral geen rekening houden met de ander, nee: je moet zo min mogelijk achterhouden. Geen stiekem gedoe.

Even dacht ik te mogen concluderen dat veelpraters wel net zo veel moeite zullen hebben met schrijven als schrijvers met veel praten. Maar dat is natuurlijk niet zo. Wel zal wat de veelprater/schrijver op papier zet heel anders zijn dan het werk van de schrijver/weinigprater. Eerder bekentenisliteratuur waarin de logische, ordelijke presentatie van argumenten ver te zoeken is dan ingetogen en strakke composities. Als schrijver heb ik het daar uiteraard niet zo op, maar vele lezers zullen het met me oneens zijn: een doelgroep die niét op maat bediend hoeft te worden.

Deel:

Één gedachte over “Praten versus schrijven (Tegen het doelgroepgerichte denken)

  1. Als hartstochtelijk prater kan ik beamen dat het veelpraten veroorzaakt wordt door allerlei andere dingen dan het willen leveren van inhoudelijk maatwerk, al hoeven de twee elkaar niet perse in de weg te staan.

    Spontaan uit het hoofd of van onder de oksels geopperde zinnen dienen niet alleen de expressie, het mededelen van zelf, of het delen van wat vreemd is en indruk maakt, impressie. Het delen als zodanig is een menselijke nijging. Het praten wordt naast allerlei andere handelingen gebruikt als alibi voor het hebben van contact, het vragen om bevestiging, elkaar zien staan, wat in de communicatie-theorie de fatische functie wordt genoemd: al pratende het kanaal openhouden. Spreken is dus niet alleen bedoeld om belangrijke informatie uit te wisselen, hoogst relevante gesprekken kunnen over niets gaan en ook zwijgend kun je een boel mededelen (zei de dansdramaturg en bletz-toeschouwer). Het grote verschil tussen zwijgerij en veelpraterij is dus niet zozeer gelegen in de aard van de mededeling, maar in het toegeven aan of het meedraaien in een economie van bevestiging en contact.

    Wat betreft het inhoudelijke maatwerk, zou je kunnen aannemen dat gesprekken wanneer letterlijk genomen, rommeliger van aard zijn en de voorlopigheid van de uitwisseling zijn tol eist. Toch kan de aanblik van een ander stimulerend zijn bij het formuleren van gedachten. Ervaren gesprekspartners kunnen sprekend veel sneller informatie wisselen dan schrijvend. De vraag is dan wel wat er behouden blijft van dit soort efficiënte wisselingen tussen goede verstaanders: een paar conclusies, een lijstje besluiten, een nieuw perspectief, een scherpere vraagstelling of een helder meningsverschil – als een eenzame verschrikker steekt het resultaat uit boven de omgewoelde aarde, die mag rusten tot een volgend gesprek.
    Om de bewegingen van een goede wisseling vast te leggen heb je een choreograaf nodig, iemand die het heen en weer van argumenten of de accumulatie van overpeinzingen en observaties bewaart door ze op een interessante manier te herhalen, te verfraaien, in te korten, verder te brengen en daarbij de geur van omgewoelde aarde mengt. Een goede schrijver heeft minder woorden nodig dan een goede prater, schat ik, denkend aan de hoeveelheid backspace die ik per getypte regel nuttig.

    Ik snap niet helemaal waarom je de twee, het praten en het schrijven, zo tegenover elkaar stelt. De voorlopige vrijheid van de geimproviseerde uitwisseling en de geordende voorlopigheid van een uitgetypt stuk hebben allebij hun waarde. Beide worden geredigeerd, beide zijn toegesneden, door de reflectie van een ander of van een zelf. Verder hebben spreken en schrijven weinig met elkaar te maken. Een lezer is geen gesprekspartner en vice versa.

    Niet genoeg zeggen tijdens een vergadering heeft niets met schrijven te maken, maar met communiceren tijdens een vergadering. Was je lichaamstaal niet duidelijk genoeg of liet ze juist niets te wensen over? Probeerde de collega vergaderaar(ster) je alsnog iets te ontlokken of luchtte hij zijn hart? Is het gek dat ik er vanuit ga dat het een vrouw was? Schrijvend kun je kort zijn in zo’n geval, in levende lijve wordt je geacht elkaar te zien staan en navenant gebaren te maken, fatisch, bevestigend. Het schuldgevoel van de zwijger staat gelijk aan de genoegdoening van de opmerkingenmaker en vice versa. Deal done.

    Ik heb vorige week geprobeerd een kort verhaal van Beckett te vertalen, texts for nothing 3, om te gebruiken in een onderzoek met een danser en een acteur. De danser gebaarde naar boven als hij het over tekst had, maakte niet eens onderscheid tussen geschreven en gesproken, alles even intimiderend. Beckett’s personages worden voortdurend gehinderd door hun eigen stem of andermans, die niet alleen gezelschap houdt maar ook bekritiseert, de stuipen op het lijf jaagt, vernedert, achtervolgt, verwarring zaait, grappen uithaalt en heel soms troost biedt. Wat zette de danser in tegen de door hem zelf hartstochtelijk in het leven geroepen vijand taal? Zijn lichaam en zijn ogen. Door de kijken, door niet te kijken, door zijn rug te keren of zijn borst te tonen, afijn, alles geweten. Intieme intimidaties.

    Ooit liet iemand de camera lopen op een onbewaakt ogenblik en dat leverde de enige opname op van Samuel Beckett in bewegend beeld en geluid: zijn stem, ogen, handen en aangezicht voor eenmaal bijeen gevat. De schrijver van stemmen, in korte verhalen, toneelstukken, hoorspelen en televisiestukken of romans, onthield het publiek zijn stemgeluid, zijn gezichtuitdrukkingen. Dwong ons altijd naar onszelf te luisteren en te kijken als we lezen. Hij zweeg niet, hij schreef. Zo scherp als zijn teksten zijn, zo zachtaardig was hij in de omgang naar verluid. Maar zeker geen veelprater en een echte zwijger in het openbaar.

    Niet spreken in elkaars aanwezigheid veronderstelt een bepaald vertrouwen, of het bevestigt het gebrek daaraan. Dat kan lastig zijn, niet alleen in vergaderingen.

    Ik las je stukje en was geintrigeerd. Ik schrijf terug, in de loop van dagen, meer dan een week ondertussen. Tijd om te herlezen en het geschrevene met een ander lichaam, in een andere stemming, te herkauwen. Ik verkies mijn plotse verschijnen niet in te leiden, je goedendag te wensen en wat dies meer zei, voor ik van wal steek. Ik neem daar een risico mee. Ben jij een doelgroep? Om je vertrouwen te winnen zou ik eigenlijk een aantal inleidende gebaren moeten maken. Dit is geen brief, dit is geen stukje, dit is geen gesprek. En zoals ik je lees ben je een goede verstaander.

Geef een reactie