Romeo en Julia 2004 (Liefde, leven en dood)

Nee, het leven had Romeo bepaald niet toegelachen. Hij was oud en des dagen moe. Te arm om een abonnement op een dagblad te nemen. Leesbril kwijt zodat hij nog niet eens een huis-aan-huisblad kon lezen. Op zijn leeftijd had het geen zin meer om aan de toekomst te denken. En aan het verleden haalde hij liever geen herinneringen op. Hij had in zijn veel te lange leven veel te veel pijnlijke ervaringen opgedaan.

Maar er viel niet aan te ontkomen: zijn hele wezen was doortrokken van pijn. Die doffe pijn, om te beginnen, de neerslag van zijn loden laatste jaren. En dan die huis-, tuin- en keukenpijn waar hij vandaag mee was opgestaan en straks mee naar bed zou gaan. En ten slotte – de pijnlijkste pijn die hij kende – dat schrijnen van de wonden uit zijn verloren jeugd. Hij snakte naar rust, hij wilde eeuwig slapen – maar ondertussen had hij de laatste jaren zo veel Oxemazepam en Temazepam naar binnen gewerkt dat hij wel immuun leek voor de zwaarste Benzodiazepines.

Had ik maar in een andere tijd geleefd, dacht hij vaak. Dan was onze jeugdzonde mij noodlottig geworden. Dan had het gif rustig zijn heilzame werk kunnen doen. Heilzaam, inderdaad: dan was hij uit zijn lijden verlost, terwijl verder leven alleen maar meer leed meebracht. Hij vervloekte de medici die met hun nieuwerwetse technologieën en helse apparaten zijn zelfmoordpoging hadden verijdeld. Wat was het toch met die mensen? Waar haalden ze het recht vandaan om god op aarde te spelen? Als je vertrokken was naar het niemandsland tussen leven en dood, zorgden ze ervoor dat je rechtsomkeert maakte. Maar als je eenmaal tegen je zin was teruggekeerd, lieten ze je aan je lot over. Hij voelde zich een ongewenste asielzoeker die maar geen inburgeringscursus voor het leven kreeg.

Hij was op zichzelf teruggeworpen. Ja, ooit had Julia hem gesteund. En tijdens hun moeizame revalidatie hadden zij zich aan hun liefde vastgeklampt en opgetrokken. Maar die liefdes-strohalm beefde al toen bleek dat zij de rest van hun leven gehandicapt zouden zijn, zelfs zo zwaar dat ze beiden arbeidsongeschiktheid werden verklaard. En wat nog restte aan liefde in de armoedige jaren daarop vertrapt. Van de uitkering viel geen menswaardig bestaan op te bouwen. En ze konden bij niemand terecht voor steun: zijn familie had hen verstoten, de haat van zijn schoonfamilie had zich verhard. Hij ging haar hun ellende verwijten, zij hem – en zo raakten ze voorgoed van elkaar verwijderd.

Vroeger had hij gedacht dat de liefde alles overwint. Nu al lang niet meer, nu hij alles had verloren door de liefde.

Deel:

Geef een reactie