Samenwerken of concurreren? (Over wetenschappelijke vooruitgang)

Samenwerken of concurreren? (Over wetenschappelijke vooruitgang)

“Wetenschappelijke vooruitgang is gebaat bij concurrentie tussen wetenschappers. In plaats van samenwerking tussen wetenschappers te stimuleren, zou de overheid eerder concurrentie moeten bevorderen.” Dat is geloof ik in het kort waar het artikel van natuurkundige en wetenschappelijke hotemetoot Ad Langendijk in NRC Handelsblad van afgelopen woensdag (‘Egoïsme is essentieel in de wetenschap’).

Interessant artikel. Maar hoe langer ik erover nadenk, hoe meer vragen er bij mij rijzen.

Zoals:

– Moet je over de hele linie samenwerking uitbannen/concurrentie stimuleren? Het lijkt me onwaarschijnlijk dat Langendijk dit wil. Het bespaart toch kosten als wetenschappers gebouwen delen, gezamenlijk een secretaresse hebben, elektronen rondjes kunnen laten draaien door hun cyclotrons? Meer in het algemeen, als de wetenschappers de twee S-en ‘Structuur’ en ‘Systemen’ uit het bekende 7-S model van adviesbureau McKinsey gemeenschappelijk delen. Hoe beter de ondersteuning, hoe meer de onderlinge concurrentie om de beste wetenschappelijke resultaten kan floreren. Vreemd dat Langendijk hier niets over zegt.

– En wat de eigenlijke wetenschappelijke activiteiten betreft: is het hier wel wenselijk dat de concurrentie zo ver mogelijk wordt doorgevoerd? Ik heb de indruk dat Langendijk zo veel mogelijk concurrentie tussen individuele wetenschappers wil zien, die uit zijn op onsterfelijke roem (of wat het is waar ze op uit zijn) en daarom goed hun best doen om te excelleren en zo de wetenschap vooruit helpen. Maar zo werkt het natuurlijk niet.

Bezwaar één: verschillende wetenschappers hebben verschillende specialismen. Hierdoor beconcurreren ze elkaar hooguit gedeeltelijk, en soms helemaal niet. Althans niet inhoudelijk. Ja, ze dansen misschien wel om dezelfde subsidieruif, maar ieder volgt zijn eigen choreografie.

Bezwaar twee: wie zegt dat de wetenschap zich niet kan ontwikkelen door samenwerking tussen wetenschappers? Ook (misschien wel juist) als ze egoïstisch zijn. Ook egoïsten zijn in staat om hun directe belangen op te offeren aan een samenwerking die grote langetermijnvoordelen belooft. Althans als ze rationeel handelen en/of daartoe worden aangezet door regels en bepalingen. Zeker samenwerking tussen wetenschappers die niet of nauwelijks inhoudelijk met elkaar concurreren lijkt me veelbelovend – zoals gebeurt bij de bèta-gammastudies (had ik tot voor kort nooit van gehoord, maar dit is een opleiding die elementen combineert van exacte wetenschappen, sociale wetenschappen, economie en filosofie).
Volgens Langendijk zijn mensen die samenwerken geneigd elkaar consensuszoekend gelijk te geven, maar ik vraag me af of dat zo is. Misschien is het zelfs omgekeerd: hoe beter de verstandhouding, hoe inniger de samenwerking, hoe makkelijker het is elkaar te bekritiseren.

– Lees ik het misschien verkeerd, en bepleit Langendijk concurrentie op een ander vlak, tussen teams van wetenschappers? Mensen die met elkaar samenwerken tegen anderen, gebonden door één gemeenschappelijk doel (kennis!), een vijandbeeld en een teamgeest (wij! tegen de anderen!) Maar wat voor teams moet ik me daar dan bij voorstellen? Europese teams, die concurreren met Amerikaanse en Aziatische teams? Of teams binnen Europa of binnen Nederland die bestaan uit elkaar beconcurrerende vakgroepen aan verschillende universiteiten? Of teams van samenwerkende wetenschappers van verschillende disciplines?
Als ik subsidiegever was, zou ik alleen die laatste soort teams geld geven, en hun samenwerking stimuleren om de concurrentie te bevorderen.

Deel:

Geef een reactie