Uren zoek met zoeken (Voor Maxime Verhagen)

Uren zoek met zoeken (Voor Maxime Verhagen)

Niet dat ik er ooit studeerde (dat lukte niet, het was er te slecht geventileerd, te plakkerig, de wc’s waren er te smerig en de broodjes te klef) maar ik kwam vaak in de universiteitsbibliotheek. Vrijwel dagelijks zelfs, uren en nog eens uren heb ik er doorgebracht. Ik moest er wel heen, voor alle boeken die ik nodig had voor mijn werkstukken en scripties.

Zoeken deed je aanvankelijk in van die grijze, metalen kaartenbakken (ik geloof dat we zelfs nog een college hebben gehad hoe je dat moest doen – je had kaartenbakken waarin de boeken op auteur stonden gerangschikt, kaartenbakken waarin ze op titel stonden, kaartenbakken waarin ze op onderwerp stonden en kaartenbakken waarin je kon opzoeken wat voor onderwerpen er eigenlijk waren – zoeken in een kaartenbak was kortom een wetenschap op zich).

Halverwege mijn studie deed de computer zijn intrede in de bibliotheek, zodat nieuwe titels werden ondergebracht in een database (een ‘elektronische kaartenbak’, zo werd ons uitgelegd). Daarin kon je zoeken op auteur, titel, onderwerp – maakte niet uit. Handig. Alleen: als je een boek zocht, moest je voortaan én in de oude kaartenbakken zoeken én in de database. Per titel deed je er zeker een half uur over, en bijna altijd langer omdat je vrijwel altijd moest wachten tot er een ’terminal’ vrij was.

Dan moest je wachten, nogmaals een half uur, voordat je je boeken kon ophalen. Als ze tenminste niet waren uitgeleend – want dan moest je elders vragen of je het boek kon reserveren. Weken later kreeg je dan bericht dat het boek was gearriveerd en moest je weer naar de bibliotheek. Studievertraging bestond toen nog niet, maar omslachtig was het allemaal wel.

Dit veranderde toen het internet zijn intrede deed. Met een modem in je ‘seriële poort’ (1200 bps, en het X-modem of het Kermit-protocol) kon je direct – krrggggggh — krrrggghhhh — krrrgghhhhh – vanuit huis inbellen op de ‘server’ van de universiteitsbibliotheek. Als het boek dat je zocht er was, kon je het aanvragen en een uur later lag het klaar.

Nog mooier was dat je ook in andere bibliotheken kon zoeken, naar boeken die de universiteitsbibliotheek niet had. Wel een gedoe (want elke database moest weer op een andere manier worden bediend en soms moest je commando’s intikken als ‘Go’ en ‘Look’ – en als je die niet kende, was je uren zoek met zoeken) en – als je in buitenlandse bibliotheken moest zijn – duur ook. Vervelend was ook dat de verbinding nogal eens uitviel en je scherm zich vulde met geheimtaal en je weer helemaal opnieuw moest beginnen.

Gelukkig kwam er toen een soort zoekmachine waarmee je alle bibliotheken ter wereld kon benaderen tegen lokaal tarief. Gopher heette die. Je moest dan aangeven of je in een bepaald land wilde zoeken of een bepaald soort organisatie. Naar de Universiteitsbibliotheek was simpel: in Nederland, in Amsterdam, bibliotheken, universiteiten, UvA – of zoiets. Een groot nadeel was nog wel steeds dat je af en toe commando’s moest intikken. Die leken vaak op MS DOS (dat ik dankzij vele maanden van zelfstudie aardig onder de knie had) maar waren toch net iets anders (Unix, zeiden vrienden die er meer verstand van hadden). Maar als je ‘?’ of ‘Help’ intikte, kreeg je meestal wel een handzaam overzicht van alle commando’s. Als je een screenprint maakte, kwam je er meestal wel uit.

Helemaal makkelijk werd het toen de Netscape-browser zijn intrede deed en heel cyberspace een bibliotheek werd waar iedereen altijd en overal moeiteloos zijn weg kon vinden. Te laat voor mij om nog wat aan te hebben voor mijn studie. Ik heb er vijf jaar over gedaan. En gezien de primitieve omstandigheden waaronder de eerdere lichting studenten moest werken, verbaast het me niet dat zij soms elf jaar nodig hadden. Met de huidige stand van de techniek moet het trouwens makkelijk in een jaar of twee kunnen.

Deel:

Geef een reactie