Van Jean-Jacques Rousseau tot Diederik Stapel (Over authenticiteit)

Van Jean-Jacques Rousseau tot Diederik Stapel (Over authenticiteit)

Wat een klootzak, die Stapel, zei iemand die ik laatst sprak, die vond dat Stapel een klootzak is of – daar wil ik vanaf zijn – vond dat hij dat moet vinden. Om het niet weer over Diederik Stapel (of over Lance Armstrong of over die neuroloog die de boel heeft geflest of over een andere gevallen engel) te moeten hebben, probeerde ik het gesprek over een andere boeg te gooien. “Je kunt zeggen wat je wilt, Stapel is wél authentiek.”

Huh?

Hij was zichzelf, legde ik uit. Om er meteen aan toe te voegen dat ik dit niet per se tot aanbeveling vond strekken.

Het gekke is alleen dat veel mensen ‘gewoon jezelf zijn’ (een slogan van de VVD uit de jaren zeventig die ik maar niet van de harde schijf in mijn hoofd kan wissen) lijken na te streven. Van de week nog was ik bij een presentatie over ‘Authentiek leiderschap’. “Wat is je werkelijke basis van waaruit je handelt. Wat zijn je waarden, wat vind jij belangrijk?”, dominee-de een spreker. “Topmensen bereik je op value-level: wat is je werkelijke basis van waaruit je opereert?” Ja, zo denken veel mensen erover.

Dit soort gedachten kennen we sinds Rousseau, vermoed ik na lezing van enkele recensies van het onlangs verschenen boek ‘Rousseau en ik’ van Maarten Doorman. Sinds Rousseau zijn wij ons bewust van een tegenstelling tussen wie wij eigenlijk zijn en hoe we ons voordoen. Sterker nog, we – de Nederlander door de eeuwen heen, bedoel ik – is zich in toenemende mate van die tegenstelling bewust door de verschuiving van wat je een ‘schuldcultuur’ zou kunnen noemen naar een ‘schaamtecultuur’. In elk geval houden we in ons doen en laten steeds meer rekening met wat de anderen – de buren, onze facebookvrienden, onze collega’s – van ons vinden. We vinden en doen steeds vaker wat anderen vinden dat we moeten vinden en doen. En vaak (niet altijd natuurlijk) is dat in strijd met wat we werkelijk vinden en willen. Waren we maar net zo onaangepast als kinderen, dieren en primitieve volkeren, denken we dan. Zij lopen naakt rond, ze schreeuwen de boel bij elkaar om hun ongenoegen te uiten, ze laten hun emoties de vrije loop. Geen keurslijf. Spontaan. Oprecht. Authentiek. Zouden wij ook wel willen.

Voor de meesten onder ons is volledige authenticiteit even onbereikbaar als begeerlijk. De beschaving, het es en het über-ich eisen hun tol: kinderen worden gedrild, wilde dieren getemd en zelfs de primitiefste primitieveling houdt rekening met andere mensen. Iedereen vraagt zich wel eens af: voldoe ik wel?, vinden mensen me wel aardig? waarderen ze me wel? Authenticiteit in zijn pure vorm bestaat niet, niet voor lang in elk geval. Een mens kan alleen volledig ‘zichzelf zijn’ als hij zich niet hoeft aan te passen aan anderen of aan zijn eigen geweten. Als die anderen niet bestaan, dus, als hij alleen op de wereld is. Of als geen ‘interne rem’ heeft. Of als hij denkt dat anderen niet bestaan. Hoe dan ook: wie authentiek is, is ook hoogst egocentrisch.

Wie authentiek is, is waarschijnlijk ook zeer egoïstisch. Uiteraard hebben egocentrische mensen altijd iets egoïstisch over zich – als zij iets willen hebben, komt het niet bij hen op dat iemand anders misschien geïnteresseerd is – maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel dit: we willen wel zélf authentiek zijn – en naakt rondlopen en schreeuwen etc., maar worden liever niet geconfronteerd met de naaktheid en het geschreeuw van anderen. Wie vindt dat ‘WE’ gewoon onszelf moet zijn, bedoelt daarmee: IK wil gewoon mezelf zijn, maar heb liever dat JIJ het niet bent. En wie gewoon zichzelf is, zal waarschijnlijk de ander belemmeren om zich authentiek te laten gaan.

Dat authenticiteit toch zo’n gunstig aanzien heeft is dus vreemd: als iedereen toegaf aan zijn streven naar authenticiteit, was het de hel op aarde. En hoe invoelbaar het streven naar authenticiteit ook is, omwille van onze beschaving moet het er niet al te authentiek aan toe gaan. Een beetje: laat mensen zich schor schreeuwen in het voetbalstadion, laat ze klodders verf op hun schildersdoek smijten – alles best, zolang ze maar niet al te veel schade kunnen aanrichten. Niet zoals Stapel, die zijn authenticiteit de vrije loop heeft gegeven. Niet zoals Lance Armstrong. Niet zoals die neurochirurg die in zijn streven naar zelfverwezenlijking zijn patiënten mishandelde.

“Dus je vindt Stapel toch wel een klootzak?”

“Vooruit: een authentieke klootzak.”

Deel:

Geef een reactie