Verroeste oude liefde (Over Joni Mitchell)

Verroeste oude liefde (Over Joni Mitchell)

“Wagner’s music is not as bad as it sounds”, zo wil een ‘bon mot’ van Mark Twain. En inderdaad: je hebt muziek die pas na verloop van tijd veel beter blijkt te zijn dan je bij de eerste beluistering dacht. Muziekrecensenten hebben het dan vaak over muziek die pas na verloop van tijd haar ‘geheimen prijs geeft’, maar die beeldspraak is erg ongelukkig. Niet de muziek geeft ‘geheimen’ prijs, eerder luistert de luisteraar met heel andere oren – in de wetenschap dat de muziek enorme invloed heeft gehad, bijvoorbeeld, en ‘op zijn tijd vooruitliep’. En soms blijkt een werk dan inderdaad veel minder slecht te zijn dan aanvankelijk vermoed.

Neem ‘The Hissing of Summer Lawns’ van Joni Mitchell (1975), een plaat die in de Verenigde Staten werd neergesabeld door de kritiek. Tegenwoordig geldt in de VS The Hissing of Summer Lawns juist als een meesterwerk, dat nauwelijks onderdoet voor het eerdere Blue of het latere Heijira. Weemoedige nummers als The Boho Dance, Shades Of Scarlett Conquering, Edith and the Kingpin en het titelnummer behoren bij nadere beluistering tot het beste dat ze ooit gemaakt heeft (en altijd als ik ’s zomer tuinen natgesprenkeld hoor worden denk ik aan ’the hissing of summer lawns’). Een nummer als The Jungle Line spreekt mij wat minder aan, maar Joni schijnt toch maar mooi de eerste te zijn die de drums van de Burundi-krijgers ‘sampelde’, waarmee ze vooruitliep op de trend om vooral invloeden van ‘wereldmuziek’ te laten doorwerken in je eigen werk. En is ‘The Hissing of Summer Lawns’ niet ook de lievelingsplaat van Prince? Nou dan.

Die herwaardering van The Hissing of Summer Lawns is, zou je kunnen zeggen, een ‘revisie’, in de drieledige betekenis van het woord. Revisie: opnieuw zien. Dit leidt tot een tweede ‘revisie’: je past je mening aan oftewel ‘herziet’ je mening. En dit leidt weer tot een algemene ‘revisie’: je smaak krijgt een onderhoudsbeurt. Waarmee niet gezegd is dat je smaak erop vooruit gaat. Het is in elk geval de vraag of er zoiets is als een goede of perfecte smaak, laat staan dat je smaak zich richting die goede smaak ontwikkelt. Eerder blijft je smaak veranderen, zonder duidelijke richting – je smaak is aan smaak onderhevig, als het ware.

Je kunt dus ook terugvallen op een eerdere eh… smaakconfiguratie. Het zou mij dan ook niet verbazen als het enthousiasme van veel critici voor The Hissing of Summer Lawns over een paar jaar weer afneemt. Het is nu eenmaal een wisselvallige plaat, met pijnlijke dieptepunten als Shadows and Light en het weinig overtuigende fusionnummer Harry’s House/Centerpiece. Zelfs in de beste nummers dreigt oeverloze, temerige saaiheid. Soms lijden Joni’s melodieën aan bloedarmoede. Soms ontbreekt het de begeleidende muzikanten aan inspiratie. (Joni was zelf zo slecht muzikaal onderlegd dat ze hen moeilijk kon aansturen. Met het gevolg dat ze vaak maar routineus wat riedeltjes speelden. Zelfs Blue wordt hierdoor ontsierd. Alleen op Heijira is de begeleiding top, met dank aan jazzbassist Jaco Pastorius, die zijn bas inzette als een soort zanginstrument dat het mannelijke tegenwicht vormde voor Joni’s vrouwelijke stemgeluid. De ‘sound’ is in elk geval geweldig. Jammer dat Joni’s composities niet allemaal even meeslepend zijn).

The Hissing of Summer Lawns is hoe dan ook een bijzonder werk. Het is zeker niet haar ‘magnum opus’, maar misschien wel haar interessantste plaat, met Joni op haar best en op haar slechtst. Hierna zou ze nog één echt goede plaat maken (Heijira) en daarna was het afgelopen met de meesterwerken. Het is alsof The Hissing of Summer Lawns een voorafspiegeling vormt van die lange periode van neergang, waarin het haar nog maar zelden lukte pakkende melodieën te schrijven. (Iets wat haar in haar vroege werk zo makkelijk afgaat, paradoxaal genoeg doordat ze de muziek naar de woorden plooit. In haar latere werk leunt ze sterker op haar producer, waardoor de muziek voorrang krijgt boven de teksten – en de muziek veel clichématiger en minder interessant wordt).

In elk geval zijn alle ingrediënten die latere Joni Mitchell-platen zo slecht verteerbaar maken al aanwezig. Of zijn die latere platen helemaal niet zo saai en ongeïnspireerd als ik mij herinner? Is ook dat latere werk aan ‘revisie’ toe?

Als ik de VPRO-Gids van deze week moet geloven wel. Lovend wordt er gesproken over ‘Don Juan’s Reckless Daughter’ (een plaat die ik in mijn bezit heb gehad, en waarvan ik me alleen herinner dat het nummer Paprika Plains zich zo moeizaam voortsleepte dat ik het nooit heb kunnen uitluisteren). En, vooral over ‘Mingus’ (een plaat die overal zo slecht werd besproken dat ik ‘m niet eens wilde beluisteren), het eerbetoon aan ‘de man die als muzikale partner het beste uit Joni Mitchell haalde’.

Tja, misschien zou ik ‘Don Juan’s Reckless Daughter’ en ‘Mingus’ moeten kopen en een tweede kans geven. Ik vrees alleen dat mijn oude liefde voor Joni met die twee platen voorgoed is geroest.

Deel:

Geef een reactie