De ondergang van het idealisme (Bij het afscheid van Jan Pronk)

De ondergang van het idealisme (Bij het afscheid van Jan Pronk)

Van de week bezocht ik een bijeenkomst van vegetariërs. Het bijzondere was dat het helemaal niet bijzonder was; als ik niet geweten had dat het vegetariërs waren, was het me waarschijnlijk niet eens opgevallen. Vroeger (jaren zestig, zeventig, tachtig ook?) hadden vegetariërs met vlees wat weight watchers hebben met gewicht en alcoholics anonymous met drank: vlees was slecht, niet-vlees was goed. Zwart-witdenkers waren het, starre en dogmatische betweters. Nu is het sektarische ‘vegetariërs aller landen verenigt u’ dat vroeger heerste onder mensen die vlees hadden afgezworen er wel af. Vegetariërs vormen vandaag de dag geen (zelfbenoemde) voorhoede meer, hun fanatisme is verdwenen. Eigenlijk zijn vegetariërs tegenwoordig net gewone mensen – en gewone mensen vaak (deeltijd)vegetariër.

Wel – en ook daarin is hij meer een doorsnee consument dan vroeger – stelt de hedendaagse vegetariër hogere eisen aan zijn eten dan vroeger. ‘Maatschappijkrities’ als de idealistische vegetariërs toen ook waren, op culinair gebied waren ze bepaald toegeeflijk. Zo lang er maar geen vlees op hun bord lag, vonden ze het al lang best. De vegetariër van toen genoegen met gerechten die samengesteld leken uit variaties van zilvervliesrijst en natte tofu, meestal overdekt met een onbestemde bruine drab en – als je helemaal pech had – bonen die hoewel ze dagenlang geweekt hadden nog altijd rauw smaakten. Menige belediging voor de smaakpapillen met de mantel der liefde voor dieren bedekt. Nu blieft de vegetariër niet meer alles wat diervriendelijke kok hem voorzet. Hij is een veeleisende consument geworden, zoals de vleeseter dat ook is. Het moet lekker zijn, het moet niet te veel moeite kosten om het klaar te maken, het moet niet te duur zijn. Anders hoeft het niet, anders koopt hij wel een Big Mac.

De tegenstelling tussen ouderwetse, idealistische en moderne, pragmatische (is dat wat het is?) mensen beperkt zich uiteraard niet tot het culinaire. Idealisme is over de hele breedte uit. Kijk maar naar de politiek. Ooit (of idealiseer ik?) waren politici mensen die idealen wilden verwezenlijken. Zo spiegelden ze het althans voor: links stond voor gelijkheid, rechts voor vrijheid, het midden voor broederschap. De kiezer stemde op de partij in wiens idealen en het daarvan afgeleide partijprogramma hij zich het beste herkende.

Nu wordt er een beetje meewarig gedaan over politici die ‘ergens voor staan’. Ook, misschien wel juist, door politici zelf. Zie de reacties op het vertrek van Jan Pronk, het linkse geweten van de PvdA. Het idealisme van mensen als Pronk is synoniem voor drammerigheid, wordt gezien als een overblijfsel uit onze domineescultuur. Idealen worden afgedaan als contraproductief – in de politiek bereik je nu eenmaal het meeste als je bereid bent om te onderhandelen en compromissen sluiten, meer dan door stug vast te houden aan je idealen. Ook in de politiek geldt: lekker eten bereiden is handwerk, geen ideologische luchtfietserij. Met ‘Moral’ alleen is het niet te ‘Fressen’ en liever ‘biefstukstuk socialisme’ dan de Internationale want in gelul kun je niet wonen.

Zo is het misschien ook; mensen als Pronk zijn misschien niet meer van deze tijd. En toch. Zonder die eerste lichting Jan Pronk-achtige vegetariërs was ik gewoon een onnadenkende vleeseter geweest en niet de gelukkige flexitariër die ik nu ben. Wat zeg ik, mijn opportunisme bestaat bij de gratie van hetzelfde idealisme waar ik zo graag op mag neerkijken.

Deel:

Geef een reactie