Fluwelen handschoenen (Over de omgang met wanbetalers)

Fluwelen handschoenen (Over de omgang met wanbetalers)

Voor Erwin, voor Adjiedj

Oog om oog, tand om tand, ik was jouw hand en jij de mijne: veel mensen (de meeste?) hanteren in de omgang met elkaar wat geloof ik het wederkerigheidsprincipe wordt genoemd. Ben jij aardig tegen mij? Dan ik tegen jou. Doe je naar? Dat zal je bezuren: ik sla keihard terug. Met rente.

Het probleem met deze benaderingswijze lijkt me dat óf allerlei fouten met de mantel der liefde/vriendschap worden bedekt óf dat enorm veel tijd en moeite verdampen door strubbelingen, of erger nog (‘oog om oog en we zijn allebei blind’). Je haalt niet het beste uit elkaar. Het wederkerigheidsprincipe leidt tot suboptimalisatie.

Ik ga liever uit van het beste in de (toegegeven, zeer beperkte) omgang met mijn medemensen. Ook in de omgang met iemand van wie ik nog geen bewijs heb dat hij mij gunstig gezind is, dat hij betrouwbaar is, dat hij zijn beloften nakomt. Ik hoef helemaal geen bewijs. Ik vertrouw er blind op, in de hoop op een prettige relatie, zonder ingewikkeld en door achterdocht ingegeven gedoe.

Totdat het tegendeel bewezen is, uiteraard. Totdat blijkt dat ik te goed van vertrouwen ben geweest. Dan zal ik mijn gedrag wel aanpassen. Maar nog altijd handel ik dan vanuit wat geloof ik een ‘positieve grondhouding’ wordt genoemd: dat blinde vertrouwen dat ik aanvankelijk in iemand had is dan misschien wel geschonden, ik vertrouw er wel nog steeds op dat hiervoor een goede reden was, dat er geen kwade opzet in het spel was.

Ik ga de dialoog aan.

Wat doe ik bijvoorbeeld als iemand zijn rekening niet betaalt? In menige onderneming is het gebruikelijk om dubieuze debiteuren steeds harder aan te pakken, net zo lang tot ze wel gedwongen zijn te betalen.  Jan Bletz Teksten en Onderzoek daarentegen trekt enthousiast de fluwelen handschoenen aan. Ik probeer in zo’n geval uit te zoeken waar de pijn zit van degene die niet betalen. Inderdaad, de pijn. Iemand die mij niet betaalt, terwijl ik toch (is de meestal terechte aanname) uitmuntend werk heb verricht? Wat is er aan de hand? Hij heeft het kennelijk moeilijk. Misschien kan ik helpen?

Ik sluit me aan bij Paul de Blot, de eind vorig jaar overleden hoogleraar Business Spiritualiteit (een contradictio in terminis? Niet voor hem.) Hij beschouwde een goede credit manager als een geneesheer. Iemand die een bijdrage kan leveren aan de geestelijke gezondheidszorg door die mensen te helpen hun schuldenpositie te verbeteren. Tenslotte leiden schulden er maar al te vaak toe dat mensen gestresst en zelfs overspannen raken. Daar kun je als schuldeiser wat aan doen; je kunt zo iemand te helpen bij zijn ‘genezing’: Zit je tijdelijk omhoog? Geen probleem, we kunnen best een soepele betalingsregeling afspreken. Is het erger dan dat, en zit je echt diep in de schulden? Ook geen ramp, we komen er wel uit.  Het is maar geld. Je gezondheid is belangrijker.

Zo kun je een schuldenaar ook tegemoet treden. En dat probeer ik dan. 

Zo’n genezingstraject kan lang duren. Het wordt evenwel abrupt afgebroken als ik de indruk heb dat iemand helemaal niet van plan is me te betalen, als ik overtuigd ben dat hij helemaal niet in de problemen zit, dat hij het eerder als een sport ziet om mensen op te lichten. Dan kies ik met tegenzin alsnog voor de harde, zakelijke aanpak.

Dat (ook voor mij!) onprettige moment is in elk geval aangebroken als iemand niet meer reageert op mijn vriendelijk, bezorgde mailtjes en telefoontjes. Het is natuurlijk best mogelijk dat iemand zich zo schaamt voor zijn schulden dat hij me niet te woord durft te staan, maar voor mij is daar toch echt de grens bereikt. Als hij de dialoog verbreekt, dan geef ik het op. Dan laat ik het verder over aan incassobureaus, deurwaarders en advocaten. Hoe minder ik daarvan afweet, hoe beter. Niet mijn pakkie an.

Ik word wel eens uitgemaakt voor zachtgekookt ei, voor Moeder Theresa, voor Marie (J)Antoinette vanwege mijn verregaande wereldvreemdheid. Dat ik een wanbetaler in eerste instantie als slachtoffer zie en niet als dader, dat ik pas pas harde actie onderneem als laatste uitweg – daar kunnen veel mensen niet bij.

Maar voor mij is dit de enige juiste aanpak. Zakelijk gezien verstandig, menslievend en moreel verantwoord. En egostrelend bovendien. Want is het niet ongelofelijk fijn om te weten dat jij je tot het uiterste hebt ingespannen om het goede te doen? Geen geld in de wereld kan je zo’n superioriteitsgevoel bezorgen. 

Deel:

Geef een reactie