Jeugdheld (Monumentenzorg, afdeling achterstalllig onderhoud van vervallen vriendschappen)

“Hoe minder je elkaar ziet, hoe minder je elkaar te melden hebt”, zeg ik altijd. Als de krant niet is bezorgd, is dat bij ons thuis groot nieuws. Maar bij iemand die ik jaren niet heb gezien, slaat de verveling al toe als hij de koppen van mijn leven snelt: ‘Ben je nog steeds met hoe heet ze ook alweer?’ ‘O ja, je hebt een kind – hoe oud is je dochter nu?’ ‘En wat doe je zoal tegenwoordig?’

Gaaaap – en weg zapt de vrijwel vergeten kennis. Het is triest dat je uit elkaar bent gegroeid, triest om te constateren dat de vriendschap de jaren niet heeft doorstaan – dat het allemaal toch niet zo veel voorstelde, dat je elkaar helemaal niet goed kende, dat je elkaar misschien zelfs hebt gebruikt om volwassen te worden. Maar nog veel triester is het om die al lang en breed overleden vriendschap – of moet ik zeggen: betrekking – nieuw leven in te blazen. Nee, ik ben niet van de monumentenzorg, afdeling achterstallig onderhoud van vervallen vriendschappen.

Toch ging ik gisteren naar een bijeenkomst in de hoop een oude bekende te zien: W., een oud-klasgenoot die ik zeker twintig jaar niet heb gesproken. Zijn vader was chirurg. Zijn moeder was een – in zijn ogen dan – onbeduidende vrouw, zo onbeduidend dat hij niet de moeite nam haar te woord te staan. (Zij op haar beurt praatte wel honderduit tegen hem. Tegen een muur, zoals dat heet). Op school viel W. vooral op door zijn driedelige pak, waar wij in spijkerbroek en legerkledij gekleed gingen. De leraren negeerde hij volkomen. En zij hem, want wie iets tegen hem zei, kon rekenen op een lijzig: ‘O ja, joh is dat zo?’ Met zijn mede-leerlingen had hij nauwelijks contact. In de pauze stond hij meestal alleen, en zwaaide hij met de sleutels van zijn auto. Ik herinner me een discussie of hij dat nu deed om indruk te maken op ons of uit innige tevredenheid over zijn bolide. Het laatste, dacht ik. Want volgens mij kon het hem werkelijk niets schelen wat anderen van hem dachten. Ik bewonderde hem mateloos.

Ik heb altijd gedacht dat hij ontzettend rijk zou worden. Hij wilde niets liever en hij had de juiste instelling. “Waarom zou je je afvragen waarom wij in het rijke Westen zijn geboren? Profiteer ervan…” Later vernam ik dat hij inderdaad veel geld had verdiend, en wel in ‘de automatisering’. Ik zag hem al voor me, als ‘captain of industry’. Een ‘asset stripper’ die – met eenzelfde chirurgische, kille precisie als zijn vader – in bedrijven sneed, ze opsplitste en met woekerwinst doorverkocht.

Jarenlang heb ik niets meer van W. gehoord. Tot ik van de week las dat er een lezing was over een nieuw onthullend onderzoek naar de moord op J.F. Kennedy, een onderzoek dat ene W. voor ruim een miljoen dollar had gefinancierd. ‘Mijn’ W.?, vroeg ik me af. In de korte tijd dat ik met W. omging (of liever gezegd: dat hij mij in zijn omgeving duldde), heb ik hem nooit over Kennedy gehoord, en niets in zijn op zelfverrijking gerichte leven had er ooit op gewezen dat hij ook maar enige interesse had in alle complottheoriën over de moord op ‘J.F.K’. Zou hij veranderd zijn? Net als wij allemaal milder, wijzer en vooral weker zijn geworden?, vroeg ik me af terwijl ik door de kou naar de lezing fietste.

Even later zat ik in één zaal met mijn arrogante jeugdheld. Hij was geen spat veranderd. Ik heb hem niet aangesproken, want ik vind dat je het verleden moet laten rusten. Althans waar het mijn eigen nietige leventje betreft. Als het om Kennedy gaat, mogen ze van mij de onderste steen boven halen. Want Lee Harvey Oswald kán het niet in z’n eentje hebben gedaan.

Deel:

Één gedachte over “Jeugdheld (Monumentenzorg, afdeling achterstalllig onderhoud van vervallen vriendschappen)

Geef een reactie