Uren met Spotify: zoon en moeder

Uren met Spotify: zoon en moeder

De jaarlijkse ‘niet-veel-te-doen-dus-laat-ik-eens-op-Spotify-naar-obscure-muziek-zoeken’-zomerspeurtocht bracht me afgelopen maand in aanraking met een artiest die zichzelf niet als artiest beschouwde, nooit met eigen werk in het openbaar heeft opgetreden en die muziek maakte die vrijwel niemand interesseert. En al zijn er van de eerste persing van haar vorig jaar postuum verschenen CD toch maar mooi 1.000 stuks verkocht, haar belangrijkste ‘claim to fame’ zal wel altijd zijn dat ze de moeder was van Nick Drake.

Inderdaad, die Nick Drake: de singer-songwriter die tijdens zijn leven nauwelijks platen verkocht, maar na zijn dood – hij stierf op 26-jarige in 1974 aan een overdosis anti-depressiva in zijn jongenskamer in zijn ouderlijke huis – is uitgegroeid tot een beroemdheid, mede dankzij bewonderaars als Michael Stipe en Peter Buck (REM), Lucinda Williams, Chris Martin (Coldplay) en Robert Smith (The Cure) – de groepsnaam is zelfs ontleend aan een frase uit Time has told me van Drake: ‘a troubled cure for a troubled mind’.

Dat Nick Drake een moeder had die ook componeerde, zong en piano speelde is pas sinds 2007 algemeen bekend: toen verscheen de plaat Family Tree met twee van haar nummers erop. Met de vorig jaar verschenen CD kunnen we ons pas echt een goed beeld vormen van de muziek van Molly Drake. Zeker voor liefhebbers van Nick Drake is haar kleine oeuvre interessant. Want de 19 nummers die zij heeft nagelaten vormen een ‘missing link’ in de geschiedenis van Nick Drake, zoals zijn producent Joe Boyd het verwoordt. Nick moet de nummers van zijn moeder in zijn jeugd talrijke keren hebben gehoord, en zijn eigen muziek is er overduidelijk door beïnvloed (andersom misschien ook af en toe – de precieze chronologie van de nummers van Molly Drake is onbekend, al is het merendeel waarschijnlijk uit de jaren veertig en vijftig afkomstig).

Tekstueel is er in elk geval een duidelijke verwantschap. Beiden hebben ze een rijk, beeldend taalgebruik dat sterk bijdraagt aan de verstilde elegantie van hun nummers. Vaak gebruiken ze dezelfde pastorale beelden (vogels, bomen, landschappen). Soms is het alsof ze via hun nummers met elkaar een dialoog aangaan. Poor Boy (‘so worried for his life’) van Nick lijkt een reactie op Poor Mum van Molly (‘nothing worked out in the way that you planned’). Haar Do You Ever Remember lijkt wel een voorstudie van zijn Time Has Told Me: “Time was ever a vagabond / Time was always a thief / Time can steal away happiness / But time can take away grief”, zingt Molly, waar Nick het heeft over “Time has told me / Not to ask for more / Someday our ocean / Will find its shore.”

Muzikaal zijn er ook overeenkomsten. Dezelfde ongebruikelijke akkoordenreeks die Molly in haar How Wild the Wind Blows gebruikte (Ebm/Bb – Abm6 – B7/Gb – Bb) duikt op in Fruit Tree van haar zoon. Door de merkwaardige stemmingen die Nick gebruikte op zijn gitaar (voor Fruit Tree bijvoorbeeld BBDGBE) klinken veel van zijn nummers alsof ze achter de piano zijn geschreven, met veel noten die dicht bij elkaar liggen – nog een aanwijzing dat hij in het spoor van zijn moeder trad.

Het werk van Molly is daarmee op z’n minst een boeiende voetnoot bij dat van haar zoon. Maar of mensen die weinig affiniteit hebben met het werk van Nick Drake zich aangetrokken zullen voelen tot het werk van zijn moeder? Of haar nummers ook op zichzelf kunnen staan? Moeilijk te zeggen, maar ik denk het toch niet.

Molly Drake was een verdienstelijk, zij het niet bijzonder instrumentalist – in tegenstelling tot haar zoon, die vlekkeloos de moeilijkste gitaarpartijen kon spelen en die mede dankzij de bijzondere stemmingen waarin hij speelde een geheel eigen klankkleur had. Ook is de zangstijl van Molly flink gedateerd, met die rare gekunsteldheid die veel vroege populaire muziek zo moeilijk genietbaar maakt, als van een vrouwelijke Noel Coward.

Daar staat tegenover dat de beste composities van Molly krachtig en origineel zijn. Je blijft er ook na herhaald luisteren door geboeid, al zijn het – ook hier in tegenstelling tot de beste nummers van Nick – geen meesterwerken. Dat ambieerde ze ook helemaal niet; haar nummers waren bedoeld om zichzelf bezig te houden en om af en toe in huiselijke kring uit te voeren. Molly schreef plezierig klinkende, weemoedige ‘parlour songs’, waarin ze vanuit haar huiskamer de sfeer van een vooroorlogs Engeland weet op te roepen. Dat de nummers op een eenvoudig bandrecordertje zijn opgenomen, voegt alleen maar toe aan de authenticiteit ervan – de ongekunsteldheid doet weldadig aan, zeker in vergelijking tot de overvolle arrangementen waarin Nick Drake sommige van zijn kwetsbare liedjes verdronk.

De teksten van Molly – op zich prachtig, nog verfijnder dan die van Nick – waren in de ogen van haar zoon ‘onvoorstelbaar naïef’ maar dat is niet helemaal terecht. Molly had de nodige ellende meegemaakt in haar leven, maar was van de ‘chin up’, de zelfspot en de ‘stiff upper lip’, waar de weltschmerzerige en fatalistische Nick een en al zwaarmoedigheid was. Waar zij zingt: “I can sympathise with a heart that is distressed / But every bird who’s wise, builds herself a nest”, sombert haar zoon “When the bird has flown / Got no place to call your home.”

Naïef is dat niet, dat stoïcisme van haar en dat optimisme tegen de klippen op. Ouderwets is het wel. Nick Drake met zijn zelfmoordneigingen past meer in deze tijd dan zijn moeder die vond dat je vooral niet aan je somberte moest toegeven. Misschien is dat wel de belangrijkste reden waarom Molly Drake wel nooit zo veel mensen zal aanspreken als haar zoon: niet somber genoeg, te positief ingesteld. Te zeer een muzikaal anti-depressivum – en wij zijn als de dood voor een overdosis.

Deel:

Geef een reactie