Ziel-ig (Over de maand van de filosofie, 2012)

Ziel-ig (Over de maand van de filosofie, 2012)

De ‘ziel’ lijkt wel onsterfelijk. Als gespreksonderwerp tenminste. Al eeuwenlang bakkeleien filosofen over de vraag of de ziel bestaat. De maand van de filosofie heeft dit jaar als onderwerp ‘de ziel’, en vorige week werd er tijdens de nacht van de filosofie gediscussieerd door mensen die geloven dat de ziel bestaat en mensen die geloven van niet.

Ik kon er dit jaar helaas niet bij zijn, maar of ik veel heb gemist? Ongetwijfeld zullen de debatten op zich wel weer boeiend zijn geweest, maar ik betwijfel of ze ergens toe hebben geleid. Volgens mij zijn ze er met z’n allen niet uitgekomen. Misschien heb ik het bericht hierover in de krant heb gemist – ‘De ziel bestaat toch!’ of ‘Filosofen geven toe: we zijn ons brein’- maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. En het verbaast me ook eigenlijk niet dat het geloof in de ziel stand houdt.

Het bewijs dat de ziel bestaat is erg mager, wat zeg ik, wordt steeds magerder. Er blijken steeds betere verklaringen voor die fenomenen die ooit aan een ziel werden toegeschreven. ‘Ziel’ is een voor een beetje wetenschapper een achterhaald begrip: we zijn ons brein, zoals de bestseller van neuroloog Dick Swaab wil. Of liever gezegd: we zijn een brein met hulpmiddelen (ons lichaam). Jammer voor Plato, Descartes en alle anderen die uitgebreide verhandelingen over de ziel hebben gegeven, maar ze hadden zich de moeite kunnen besparen. Het ging nergens over – wetenschappelijk gezien is er geen reden om aan te nemen dat de ziel bestaat. Er is geen mannetje van 21 gram in de pijnappelklier die ons aanstuurt, geen ‘ghost in the machine’, geen scheiding tussen lichaam en geest. Ons lichaam kan prima zonder geest: onze neuronen krijgen informatie binnen, nemen beslissingen en sturen die door naar tienduizend cellen.

Aldus de wetenschap. Alleen blijkt keer op keer dat die boodschap moeilijk te verteren is. De Lamettrie (‘de mens is een machine’) was in de 18e eeuw zelfs voor het tolerante Nederland te radicaal en zocht noodgedwongen zijn toevlucht tot Frederik de Grote van Duitsland, lees ik althans in een filosofisch overzichtswerkje. En getuige het verzet tegen de bepaald niet revolutionaire boodschap van Swaab, zijn we er nog altijd niet aan toe om de ziel de nek om te draaien. De ziel bestaat dan wel waarschijnlijk niet, onze behoefte om in de ziel te geloven is kennelijk levensgroot. We (onze breinen, onze neuronen) dichten onszelf maar al te graag een ziel toe, ondanks alle bewijs dat onze breinen en neuronen zichzelf daarmee iets op de mouw spelden. Ons lichaam wil een ziel, zou je kunnen zeggen.

En dat is ook wel begrijpelijk. Het idee dat we alleen maar lichamen zijn, alleen maar wezens die aan de natuurwetten ondergeschikt zijn, is in strijd met het idee van een vrije wil. ‘We’ hebben dan niets te willen, onze neuronen bepalen dan de uitkomst van onze gedachten en daden. ‘We’ zijn dan dus ook niet verantwoordelijk voor onze daden. Doen we iets ‘goeds’, dan is dat de verdienste van onze neuronen, doen ‘we’ iets slechts, dan kunnen ‘we’ er ook niets aan doen.

Het is alsof elke grote wetenschappelijk ontdekking de mens meer bescheidenheid maant. Ooit was de mens de kroon op de schepping, maar Copernicus (het draait niet allemaal om de mens), Darwin (wat verschillen mens en aap nou eigenlijk), Nietzsche (de mens wordt voortgedreven door machtswellust), Marx (de mens is een product van zijn maatschappelijke omstandigheden), Freud (de mens wordt voortgedreven door seksueel verlangen) en Watson & Crick (we zijn een zak genen) dat we niet zo hoog van de toren moesten blazen. Alle hersenonderzoekers halen de mens nog verder omlaag door ons van onze ziel te beroven.

Voor sommige verlichte geesten à la Wim T. Schippers is dit een geruststellende gedachte: het leven heeft toch geen zin, dus laat ik maar doen waar ik zin in heb, het doet er niet toe wat ik doe, ik ben niet belangrijk. De tegengestelde reactie komt vaker voor: Waar doe ik het allemaal voor? Waarom zou ik nog? Voor wetenschappers geldt dit denk ik trouwens ook: Waarom zouden ze eigenlijk nog werken als het allemaal nergens toe dient?

Ja, zoiets moet het zijn. We kunnen het geloof in de ziel maar moeilijk loslaten. Tegen beter weten in, maar: geen zin in als het geen zin heeft.

Deel:

Geef een reactie