(Zwart)gouden kooi (Over oliemaatschappijen en aandeelhouders)

(Zwart)gouden kooi (Over oliemaatschappijen en aandeelhouders)

‘Inflatie, olie en dure olie eisen tol’, ‘Groei economie komt tot stilstand’ en ‘Iedereen er op achteruit’: wie van de week terugkwam van vakantie en de krantenkoppen snelde, kreeg meteen behoefte een paar weken onder te duiken in een nieuwsvrije zone.

Maar de een z’n zorg is de ander z’n zegen: het gaat slecht, maar de oliemaatschappijen boeren goed dankzij de hoge olieprijzen en wie aandelen Shell heeft, hoeft tenminste niet vloekend benzine te tanken. Alleen: hoe lang kunnen die goede financiële prestaties van de oliemaatschappijen nog voortduren?

Shell en de andere westerse oliemaatschappijen kampen met structurele problemen. De vraag naar olie stijgt de komende jaren waarschijnlijk meer dan het aanbod. Het Internationale Energie Agentschap (IEA) verwacht dat het aanbod van olie in 2013 nog maar net groot genoeg zal zijn om te voldoen aan de vraag: rond de 95 miljoen vaten (van 159 liter) per dag. Daarna stijgt de vraag sneller dan het aanbod kan bijbenen, met als gevolg nóg hogere olieprijzen dan we nu gewend zijn. Op termijn (2030? 2050?) zal het aanbod zelfs dalen, wanneer de olievoorraden uitgeput raken. Nog hogere prijzen, nog minder olie, tot de olie helemaal op is.

Goed nieuws – althans voorlopig – voor de staatsoliemaatschappijen uit het Midden-Oosten, Rusland en Afrika. De komende decennia kunnen ze olie genoeg naar boven pompen. Voor Shell en de andere westerse maatschappijen ligt dit anders. De velden in de olierijke landen – samen goed voor zo’n 80 procent van de bekende olievoorraden ter wereld – worden steeds vaker afgeschermd voor westerse maatschappijen. De grote oliemaatschappijen krijgen steeds moeilijker toegang tot makkelijk winbare oliereserves. Voor Fatih Birol, hoofdeconoom van het IEA, aanleiding tot somberheid: “Dit zou wel eens het einde kunnen zijn van de westerse olieconcerns”, verklaarde hij eerder dit jaar.

De Shells proberen het onheil af te wenden door a) te investeren in lastig bereikbare velden, die de staatsbedrijven te moeilijk vinden om te ontwikkelen en b) technologie te ontwikkelen die de concurrentie niet heeft, zodat ze worden uitgenodigd om mee te draaien in complexe projecten. Helaas: strategie a) betekent hoge productiekosten en strategie b) is tot mislukken gedoemd: voor de ontwikkeling van veel velden zijn de internationale maatschappijen niet meer nodig, en als ze wel nodig zijn dan wordt hun expertise tegen een lage prijs ingehuurd.

Waarom, vraag je je af, investeren de oliemaatschappijen niet meer in duurzame energie of kernenergie? Simpel: gezien de hoge olieprijs zijn investeringen in olie en gas de makkelijkste manier om snel waarde te creëren voor de aandeelhouders. Een kortetermijnstrategie is het alleen wel. De westerse oliemaatschappijen zitten gevangen in een gouden kooi: afhankelijk van olie die opraakt, kwetsbaar voor het beleid van olierijke landen, maar niet echt gedreven om hun strategie om te gooien zolang de olie hen zo veel oplevert. Bedacht ik me toen ik laatst vloekend benzine tankte.

Deel:

Geef een reactie