Nou ja

Nou ja

Interviewer: “Waarom is iedereen zo bang om 65-plussers met een hoog inkomen te laten meebetalen aan de AOW?” Mark Rutte (lijsttrekker VVD): “Nou ja, om te beginnen …”

‘Nou ja’ is relativerend, afwerend, ontwijkend, verdedigend, en het heeft ook iets nonchalants. ‘Nou ja’ relativeert sterker dan ‘nou’: de geïnterviewde neemt met ‘nou ja’ duidelijk afstand van de voor-
onderstelling die in de vraag verpakt zit. Het vele ‘nou ja’ in politieke interviews lijkt vooral een reactie te zijn op de journalistieke mode van de prikkelende vraag: de interviewers proberen het de politici zo moeilijk mogelijk te maken door veel tegengas te geven.

Als je programma’s als Nova en Buitenhof een tijdlang volgt, merk je dat de presentatoren volkomen tegenstrijdig zijn in wat ze in hun vragen vooronderstellen. De ene keer zegt zo’n presentator: ‘Maar die multiculturele samenleving is toch mislukt?’ De andere keer, als er toevallig iemand tegenover hem zit die inderdaad vindt dat ‘de multiculturele samenleving’ mislukt is, luidt de vraag opeens: ‘Maar de multiculturele samenleving is toch een feit?’ of ‘Maar de multiculturele samenleving heeft toch ook positieve kanten?’

De neutrale, open vraag (‘Hoe kijkt u aan tegen …?’) wordt nauwelijks meer gesteld. Antwoorden op open vragen kosten meer tijd, en tijd is kostbaar op tv. Het is een paradox: de interviewer confronteert de geïnterviewde met harde waarheden, maar staat zelf helemaal nergens. Het is niet meer dan een spel, en de ondervraagde weet dat. Vandaar dat de vraag nogal eens met een nonchalant ‘nou ja’ van tafel geveegd wordt, waarna de politicus gewoon zijn eigen kijk op de zaak geeft, zonder aan te sluiten op de suggestie die in de vraag verpakt zat.

Berthold van Maris in Onze Taal 11-2006 (‘Waarom politici hun antwoorden met ‘nou ja’ beginnen)

Deel:

Geef een reactie