Kuifje en de zeven kristallen bollen: ziekte als straf

Kuifje en de zeven kristallen bollen: ziekte als straf

In de reeks ‘Intelligente boeken om te lezen tijdens een al dan niet intelligente lockdown’: Kuifje en de zeven kristallen bollen.

Omdat Hergé niet wilde dat anderen zijn werk zouden voortzetten na zijn dood, zijn er slechts 24 albums van De avonturen van Kuifje verschenen. Dit heeft als voordeel dat je in elk Kuifje-album de hand van de meester herkent – bij Kuifje geen slappe aftreksels van minder begenadigde artiesten zoals bij Asterix of doodse studiowerken zoals bij Suske en Wiske. Een nadeel is alleen dat het werk van Hergé in de vergetelheid dreigt te raken, nu het publiek al jaren geen nieuwe avonturen van Kuifje meer krijgt voorgeschoteld.

Zonde, want de Kuifje-albums laten zich nog altijd goed genieten. Misschien nog wel beter dan toen ze uitkwamen zelfs. Mettertijd is steeds duidelijker geworden dat Hergé – pionier van de ‘klare lijn’ die de eenvoudige comic strip tot stripverhaal verhief – niet alleen geweldige getekende, spannende en komische verhalen bood. Elk album geeft ook prachtig beeld in de tijd waarin het gemaakt is en geeft blijk van psychologisch inzicht. Zonder De Blauwe Lotus had ik nooit begrepen waarom Japanners en Chinezen zo vaak in onmin met elkaar leven, zonder de Scepter van Ottokar had ik me veel minder goed kunnen voorstellen hoe het in het Oostblok was ten tijde van de Koude Oorlog.

Mijn favoriet is de Zeven kristallen bollen, een album dat ik voor het eerst gelezen moet hebben toen ik een jaar of acht was. Ik vond het doodeng, vooral de droomscènes waarin de mummie Rascar Capac tot leven komt. Ook omdat die mummie later verdwijnt, en de indruk wordt gewekt dat hij misschien wel werkelijk weer leeft – en als een soort herrezen anti-Christ wraak neemt op de archeologen die zijn graf hebben geschonden. Eén voor één gaan ze er aan, en raken in een delirium. Een ziekte waar ze niet meer van genezen, een straf die ze over zich zelf hebben afgeroepen. Brrrr…

Vroeger kon ik de Zeven kristallen bollen niet in één keer uitlezen, zo spannend vond ik het. Nu ik die adempauzes niet meer nodig heb, vallen me andere zaken op. Hoe sympathiek sommige van die archeologen zijn, bijvoorbeeld. Zoals Professor Bergamot, de man die zo blij is om professor Zonnebloem te zien dat hij hem optilt. Waarom moet juist zo’n warme man getroffen worden door een vreselijke ziekte?

Het idee van ziekte als straf is natuurlijk zo oud als de mens die bang is om de toorn van de goden op te wekken. Maar het lijkt erop dat het Hergé juist toen hij aan dit album werkte aansprak, juist in de jaren 1943 – 1948. Inderdaad, een periode die ook de oorlog beslaat.  Het lijkt me zeer waarschijnlijk dat Hergé (bestraft voor collaboratie) destijds behoorlijk in de knoop lag met thema’s als schuld en boete.

Ik geloof niet dat het werk sterk autobiografisch is (anders dan Kuifje in Tibet, bijvoorbeeld), maar ongetwijfeld zijn er mensen die dat wel zo opvatten.

Je kunt in Kuifje en de Zeven kristallen bollen ook best een boetedoening in zien van de door schuldgevoel geplaagde, katholieke Hergé: dat hij vond dat hij zich net als de archeologen misdragen had, en net zoals zij gestraft diende te worden.

Alhoewel, misschien is het boek juist eerder een poging van Hergé om zich vrij te pleiten. Tenslotte had hij tijdens de oorlog alleen maar zijn werk gedaan, net als de sympathieke Hippolytus Bergamot. Hij was evenmin een slecht mens, had zich evenmin misdragen. Hij was slechts een uitvoerder, de verantwoordelijkheid lag bij een ander,  bij zijn opdrachtgever, het dagblad Le Soir.

Waarom moet iemand die zo weinig blaam treft zo zwaar gestraft worden? Een vraag die nog altijd actueel is.

Beeld: Rascar Capac, via de Kuifje Wiki

Deel:

Geef een reactie