Ondernemerschap in Nederland: meer muizen dan gazellen

Zelfstandig ondernemerschap ‘leeft’ in de Nederlandse economie, zo heet het in de recente EIM-publicatie Oplevend ondernemerschap in Nederland. Zo groeide het aantal starters 25.000 in 1987 tot bijna 40.000 in 1996. Wie het rapport beter leest, kan echter niet anders dan concluderen dat het tegenvalt met het ‘oplevend ondernemerschap’.

Het midden- en kleinbedrijf wordt nogal eens als een ‘banenmotor’ voorgesteld. Niet geheel ten onrechte: de bijna 500.000 MKB-ondernemingen die Nederland rijk is, genereren meer winst en werkgelegenheid dan het grootbedrijf. Tegelijkertijd is het wel erg simpel om alle MKB-ondernemingen over één kam te scheren. ‘Het MKB’ bestaat niet, en een banenmotor is ‘het MKB’ al helemaal niet. Want die banen worden vooral in gecreëerd in jonge, groeiende bedrijven, niet zelden vertegenwoordigd in nieuwe bedrijfstakken zoals de informatietechnologie.

Gazellen, zo worden dit soort ondernemingen wel genoemd, omdat ze snel inspelen op veranderende omstandigheden en zich op een bijzonder springerige manier ontwikkelen: groei, afgewisseld door perioden van neergang. Door hun innovaties creëren ze banen in nieuwe bedrijfstakken. Op deze manier voegen ze waarde toe aan de economie van het land, in plaats van alleen werkgelegenheid te herverdelen.

Dit soort ‘gazellen’ is in Nederland dun gezaaid. Het bekendste voorbeeld is het softwarebedrijf Baan, dat in luttele jaren tot een miljardenbedrijf is uitgegroeid. Baan distantieert zich nadrukkelijk van sterk op dienstverlening leunende bedrijven. Het bedrijf profileert zich als een fabriek, een ‘software factory’.

Het is – menig starter kan er over meepraten – voor een onderneming op het eerste gezicht verleidelijk om zich op dienstverlening te storten. Per uur kan vaak goud geld worden gevraagd, en de kosten kunnen tamelijk eenvoudig worden afgestemd op de opbrengsten. De prestaties van een dienstverlenend bedrijf staan of vallen echter bij de individuele mensen die er werken: de consultant die zijn adviesuren verkoopt, de programmeur die maatwerk verricht. Wil een bedrijf meer omzetten, dan moeten er meer uren worden gedraaid of hogere tarieven bedongen. Spectaculaire verbeteringen van de dienstverlening zijn uitgesloten. Er wordt geen duurzame waarde gecreëerd.

Bij een fabriek of ander productiebedrijf is de expertise van de medewerkers als het ware gestold in de producten, producten die kunnen worden gereproduceerd en geperfectioneerd. Groei is veel minder afhankelijk van de uren die individuele medewerkers maken, veeleer van het aantal verkochte producten en toegevoegde waarde door productinnovaties. Hoe meer klanten de fabriek heeft, hoe lager de kostprijs van het product én hoe beter het product op termijn wordt. Hoe meer het bedrijf dan namelijk overhoudt voor investeringen die nodig zijn om een de concurrentieslag aan te kunnen. In de vroege levensfase van een bedrijf moet er geld bij, maar op termijn zullen omzet en winst van een succesvolle producent per werknemer hoger uitvallen dan van welke succesvolle dienstverlener ook.

Volgens het EIM-rapport behoort slechts 16% van de starters tot snelle groeiers à la Baan. Het gros van de nieuwe ondernemingen in Nederland zijn ‘muizen’: bedrijven die klein beginnen, klein blijven en klein sterven. Vaak is dat een bewuste keuze: men onderneemt niet om te ondernemen – een bedrijf op te zetten en uit te bouwen – maar om een vak uit te oefenen. En of dat nu in loondienst gebeurt of als zelfstandige, dat zal de muis een zorg zijn. Andere muizen trappen in de val die Baan heeft weten te vermijden: ze verhuren zich aan de meest biedende: tegenover de 8.000 bedrijven die jaarlijks starten in de zakelijke dienstverlening, staan 2.0000 industriële starters.

En veel van die zakelijke dienstverleners lijken allerminst overtuigd van hun eigen kunnen. Ze werken vaak nog voor de ex-werkgever.”Opvallend is dat steeds meer starters zich op parttimebasis in het nieuwe avontuur storten”, vindt het EIM. De deeltijdondernemers combineren het zelfstandige ondernemerschap met een baan in loondienst of een opleiding. Het EIM schrijft die trend toe aan de zogenoemde tertiarisering van de economie, waarbij dienstverlenende sectoren aan belang winnen. Veel starters ‘ruiken’ vrijblijvend aan het ondernemerschap en storten zich daar pas fulltime op bij gebleken succes. Terwijl een snelle groeier niet vrijblijvend hoeft te ‘ruiken’. Een echt gazelle waagt meteen de sprong.

Column voor F&O

 

 

 

Deel:

Geef een reactie