Uitgeven en Internet: waar zit het geld?

“Het enige boek in Nederland dat alles over Internet bespreekt vanuit de invalshoek van uitgevers en andere informatie-aanbieders”, zo typeert de uitgever het pas verschenen ‘Uitgeven en internet’. Het boek voorziet ongetwijfeld in een behoefte bij de doelgroep. Jammer dat het niet meer biedt dan een eerste kennismaking met het Internet.

Wat kan ik als uitgever doen met het Internet? Hoe versterkt het mijn huidige fondslijst of bladenportfolio en hoe ontwikkel ik nieuwe uitgeefproducten? Wat zijn de kosten en wat zijn de potentiële inkomsten? Hoe verkoopt een sales-manager on line advertenties? Heeft het zin boeken op het Internet te zetten? Hoe zet ik bestaande artikelen op het Internet? Hoe kan een redactie het Internet gebruiken als informatiebron? Wat verandert er op de redactie bij de overgang naar elektronisch publiceren? In ‘Uitgeven en Internet’ worden al deze – en andere interessante vragen – aangestipt.

Het boek begint met een korte en wat obligate introductie van de geschiedenis van het Internet, waarna Van de Pol – in het dagelijks leven vooral Internet-adviseur – vervolgt met een iets langer hoofdstuk over de gevolgen die invoering van het Internet ‘op de werkplek’ met zich meebrengt. De meeste plaats ruimt de auteur echter in voor een verhandeling over het Internet als uitgeefplatform: welke stappen moet een uitgever nemen om het zelf het Internet op te gaan en nieuwe uitgeefproducten en toepassingen te ontwikkelen. In een afrondend hoofdstuk komt Van de Pol bovendien met een schets van de ‘uitgeverij in het digitale tijdperk’ om af te sluiten met een appendix van meer dan 50 pagina’s met een overzicht van uiteenlopende bronnen, adressen en begrippen.

De auteur beoogt ‘praktische kennis’ te bieden, ‘nuttige tips’ en ‘handreikingen’. Het boek van Van de Pol voorziet wellicht in een behoefte. Immers: steeds meer uitgevers wagen zich op het Internet, terwijl het hen lijkt te ontbreken aan de nodige deskundigheid. Zo worden veel van de circa 350 sites van Nederlandse uitgevers nauwelijks onderhouden en laat beantwoording van e-mail te lang op zich wachten. Een boek met ‘praktische kennis’ te bieden, ‘nuttige tips’ en ‘handreikingen’ is dan geen overbodige luxe.

Tot op zekere hoogte is ‘Uitgeven en Internet’ zo’n boek. Het biedt een tamelijk compleet overzicht van alle technische en organisatorische aspecten die aan de orde komen wanneer een uitgever het net op gaat. Zelfs de nieuwste technieken (webcasting) en software programma’s komen aan bod. De in de appendix opgenomen adressen en sites zijn elders makkelijk te vinden, maar het is toch makkelijk om deze altijd bij de hand te hebben. Zeker voor de uitgever die wil weten wat zijn concurrenten op het Internet uitspoken. Dat de pagina’s van de appendix in verkeerde volgorde zijn afgedrukt zal wel even wennen zijn.

De adviezen van Van de Pol zijn in het algemeen bruikbaar, zij het soms erg belerend. “Maak geen sarcastische of dubbelzinnige opmerkingen. De ontvanger van een bericht weet niet in welke stemming u een bericht hebt geschreven en kan het daardoor volledig verkeerd interpreteren”, stelt Van de Pol bijvoorbeeld in een korte verhandeling over het schrijven van een e-mailbericht. En: “Schreeuw niet. Het schrijven van een zin of het hele bericht in HOOFDLETTERS wordt beschouwen en is vaak ongewenst.”

Jammer is dat Van de Pol voor het overige slechts oppervlakkig op de materie in gaat. Dat is tot daar aan toe als het gaat om zaken die zijdelings te maken hebben met het uitgeefvak. Het stoort bijvoorbeeld niet dat de geschiedenis van het Internet in vogelvlucht wordt behandeld. Ook verwacht niemand dat de ’taal van het Internet’, de Hypertext Marker Language (HTML) tot in detail wordt behandeld, of de precieze werking van frames.

Maar ook zaken die van groot en direct zakelijk belang zijn voor de uitgever komen zeer summier aan de orde. Vooral strategische informatie is dun gezaaid en wordt bovendien versnipperd gepresenteerd. Welke kansen en bedreigingen vormt de opmars van het Internet precies voor de uitgever? Van de Pol heeft het wel over zaken als distributie van boeken en tijdschriften via het net, over voorwaartse integratie (vooral schrijvers die hun eigen werk via het Internet uitgeven) en over concurrentie van branchevreemde aanbieders – maar de systematiek in zijn verhandeling is ver te zoeken.

Waarom zou een uitgever überhaupt het Internet op moeten? Van der Pol geeft hier geen duidelijk antwoord op. Of liever gezegd: hij geeft allerlei op zich duidelijke, maar elkaar tegensprekende antwoorden. “Een uitgever die zelf publiceert over nieuwe media, kan moeilijk verkopen dat hij zelf geen website en e-mailadres heeft. Een literaire uitgever zou daarentegen kunnen besluiten om veel geld te besparen door maar niet mee te doen aan de hype een website te hebben op het Internet”, schrijft Van de Pol. Elders waarschuwt hij ’traditioneel werkende uitgevers’ zich te haasten de juiste kennis en ervaring in huis te halen, want ‘ieder bedrijf met een goed idee is een potentieel gevaarlijke concurrent. Of het nu een omroep is, een spelletjesfabrikant of bijvoorbeeld een software-ontwikkelaar: iedereen kan tegenwoordig snel een succesvolle aanval doen op het marktaandeel van de gevestigde uitgevers.’ Hoe zit het dan met die literaire uitgeverij die zich niet hoefde in te laten met het Internet?

Ergens voorin het boek stelt Van de Pol dat de hooggespannen commerciële verwachtingen van het Internet niet worden waargemaakt. Hoe dat komt mag de lezer het raden. Van de Pol zinspeelt nu eens over de technische onvolkomenheden van het Internet en dan weer over de problemen die het betalingsverkeer ondervindt – maar of uitgevers daarom zelden commercieel garen spinnen bij het elektronisch uitgeven via het net blijft onduidelijk. De lezer moet het stellen met opmerkingen als : “De site van het weekblad Intermediair is een groot succes maar nog niet winstgevend”, schrijft Van de Pol. Welke uitgevers maken dan wel winst met hun activiteiten op het Internet? En waarin onderscheiden ze zich van de rest? Kortom: waar zit het geld? Deze belangrijke vraag – voor menig uitgever is dit toch waar het om gaat – blijft volstrekt onderbelicht.

Van de Pol licht in ‘Uitgeven en Internet’ wel een tip van de sluier op: “Mijn advies was (en is overigens nog steeds): ga digitaliseren en bouw een database met al je informatie. Dat is het meest kostbare proces, maar als je dat hebt, kun je elk uitgeefplatform en elk medium aan.” Deze – op zich zeer aannemelijke – stelling wordt niet verder uitgewerkt. Is ‘interactiviteit’ niet net zo’n kritieke succesfactor als een goede, commercieel exploiteerbare database? En moet de database niet slechts gedeeltelijk via Internet worden aangeboden, wil de Internet-uitgave niet ten koste gaan van andere uitgaven?

Met dit soort vragen blijft de uitgever die goed beslagen het Internet-ijs op wil zitten. ‘Uitgeven en Internet’ is al met al vooral interessant voor uitgevers die slechts een terloopse interesse in het onderwerp hebben. Het boek biedt hen een beknopt overzicht en actueel van de technische ins en outs van het internet en geeft antwoord op vragen als: Welke concurrenten zitten op het Internet? Waar is nuttige informatie te vinden? Wat kost een eigen website? De uitgever die wil weten of het Internet ook voor zijn bedrijf de moeite waard is, zal elders te rade moeten.

Uitgeven en Internet
Huub van de Pol
Uitgeverij Boekblad
176 p.
ISBN 90 74 864 18 X
Prijs: fl. 37,50

Deel:

Geef een reactie