De kunst van het vreemdgaan

‘Eeuwige trouw’, in ‘voor- en tegenspoed’ en ’tot de dood ons scheidt’ – wie droomt er niet van? Veel mensen wel, zou je denken, gezien de sterke toename van het aantal huwelijken in de afgelopen jaren. Wat is er mooier en deugdzamer dan trouw? Misschien dat we daarom ook van ’trouwe vrienden’ spreken, hoewel dit eigenlijk een pleonasme is – ‘ontrouwe vrienden’ bestaan immers niet, je hebt alleen ‘ontrouwe honden’. Maar wat is er eigenlijk tegen ontrouw? En wie lijdt er het meeste onder ontrouw? De bedrieger of de bedrogene?

Een willekeurige echtscheidingsfilm opgebouwd volgens een vast stramien. De held of heldin (meestal is het een vrouw), wordt bedrogen door zijn of haar droomman of -vrouw (meestal een man).

Wat te doen? Tenslotte heeft ze kinderen, weet ze niet wat ze met haar leven aanmoet en is ze bang om in een vijandige wereld alleen te komen staan. Maar zie, ze ontdekt dat ze goed kan schilderen (zingen, pianospelen, macrameeën) en ze hervindt haar gevoel voor eigenwaarde. En ‘en passant’ loopt ze ook nog een nieuwe partner tegen het lijf. Met degene die haar bedrogen heeft loopt het natuurlijk slecht af: dat jonge ding met wie hij er vandoor ging, heeft hem gedumpt en hij verlangt terug naar zijn vrouw en kinderen. Maar de klootzak verdient niet beter en krijgt niet nog eens zijn zin. Eind goed, al goed, boontje komt om zijn loontje en dat krijg je er nou van.

Vilein

Heel anders gaat het er aan toe in de film Betrayal (het woord kan zowel bedrog als verraad betekenen), een veelgeprezen film uit 1983 die om een of andere reden nooit is uitgegroeid tot een evergreen – misschien omdat het scenario van Harold Pinter te vilein en naargeestig is, of omdat er geen duidelijke ‘held’ is met wie de kijker zich kan identificeren. In Betrayal wordt het verhaal achterstevoren verteld, waardoor je pas gaandeweg ontdekt dat de bedrogen echtgenoot (een man, ook al heel a-typisch) niet de verliezer is die hij aan het begin van film lijkt.

De film opent met een schijnontknoping, een scène waarin de bedrogen echtgenoot zijn vrouw en haar minnaar betrapt. In de loop van de film blijkt dat hij al steeds heeft geweten dat de twee een verhouding hadden. Als hij aan het einde van de film ontdekt dat de twee voor elkaar vallen (en misschien weet hij het wel eerder dan zij zelf), ontsteekt hij niet, zoals ‘gewoon’ is, in woede, maar besluit hij toe te zien. Jarenlang heeft hij het perverse genoegen om te aanschouwen hoe zijn vrouw en haar minnaar worstelen met hun angst om betrapt te worden, hun schuldgevoel, hun eenzaamheid, hun aarzelingen om helemaal voor elkaar te kiezen (wat dat betreft verraden de twee verraders elkaar ook).

De bedrogen echtgenoot heeft ondertussen de ene scharrel na de andere. Hij denkt er verder niet over na – en als hij dat zou doen, dan zou hij zijn gedrag makkelijk kunnen rechtvaardigen: zijn vrouw bedriegt hem toch ook? Als eerste nog wel? Met zijn beste vriend nog wel? En zij is nog verliefd ook, terwijl hij alleen onbeduidende tussendoortjes heeft. Gaandeweg bekruipt je als kijker het gevoel dat de bedrogen echtgenote de grootste verrader is. Want hij speelt de hele tijd dat hij nog van zijn vrouw houdt, maar als hij echt van haar hield, zou hij niet in stilte toekijken en haar vrijlaten om haar hart te volgen en met haar minnaar een bestaan op te bouwen.

Romanticus

De film laat zich bekijken als de ‘clash’ tussen twee menstypen; het romantische en het praktische type. De romanticus gaat ervan uit dat een perfecte relatie – eh.. perfect is. De betrokkene komen zowel lichamelijk als geestelijk volledig aan hun trekken. Wordt er af en toe buiten de deur gezocht naar een goed gesprek of een seksueel uitstapje – dan is de relatie dus niet perfect. In het eerste geval ga je intellectueel vreemd, in het tweede geval lichamelijk. Er is in wezen weinig verschil, behalve dat intellectueel vreemdgaan maatschappelijk geaccepteerd is en lichamelijk vreemdgaan niet. Tegelijkertijd constateert de romanticus dat (vrijwel) geen enkele relatie perfect is. En omdat hij tóch hoopt op en streeft naar perfectie, is zijn ideaal een bron van jaloezie (als zijn partner vreemdgaat) en van schuldgevoel (als hij dit zelf doet). De werkelijkheid wringt als een verduiveld slecht zittende schoen als je romantisch bent ingesteld.

De pragmatische visie luidt: een relatie is goed als je om wat voor reden ook bij elkaar ‘past’, elkaars ‘nummer één’ bent, ook als er hier en daar nog wat te wensen overblijft. En vrijwel elke relatie laat wel wat te wensen over – met andere woorden: in vrijwel elke relatie is er reden om vreemd te gaan. Een ‘uitstapje’ zo nu en dan, ziet de pragmaticus als een manier om die onvervulde wensen toch te bevredigen. En een uitstapje is om die reden bevorderlijk voor de relatie – zoals je het eten thuis ook meer waardeert als je af en toe uit eten gaat. Uitstapjes zijn dus toegestaan en ‘gezond’, tenminste, zolang je partner er geen weet van heeft. En zolang het maar niet ‘op straat ligt’ – al was het maar om je partner de ‘schande’ te besparen die gekoppeld is aan vreemdgaan omdat daar nog steeds een maatschappelijk taboe op rust. En zolang je maar niet verliefd wordt op een ander – want dan is het geen uitstapje meer; dan is de heimelijk beminde de nieuwe ‘nummer één’ geworden. Kortom: vreemdgaan is goed doch wees discreet.

Geluksmaximalisatie

De pragmaticus meet het succes van een relatie niet af aan de trouw van de betrokkenen. Hij ziet ‘geluksmaximalisatie’ voor zichzelf als doel van een relatie. En geluk is voor hem zoiets als het product van ‘duur’ en ‘intensiteit’. Mensen zijn niet gelukkiger naarmate ze langer bij elkaar zijn, er moet ook nog zoiets als ‘intensiteit’ zijn. Volgens deze aanname kan één heerlijke nacht samen even waardevol zijn als een stabiele relatie die jarenlang voortsuddert. En een rimpelloos huwelijk kan in het niet vallen bij de golven van hartstocht die één blik oproept.

Voor de pragmaticus is het duidelijk waarom een relatie soms maar beter kan worden afgekapt: omdat trouw het geluk in de weg staat. En waarom je best eens een uitstapje mag maken: Vreemdgaan? Geniet – maar met mate!

Dat de romanticus het moeilijk heeft omdat zijn hoge idealen worden ingehaald door de werkelijkheid, moge duidelijk zijn. Maar mist de pragmatisch ingestelde rationalist niet ook veel? Wie ooit verliefd is geweest, zal gemerkt hebben dat ‘het hart beweegredenen heeft waar het verstand geen weet van heeft’, zoals Pascal zegt. Je ontmoet iemand tot wie je je aangetrokken voelt, je laat je het hoofd op hol brengen. De kleinste zaken vind je opwindend; iemands oogopslag, woordkeus, mimiek. En wat is er mooier dan je er aan over te geven en met volle teugen te genieten, zonder al te veel na te denken over ‘hoe dit nu weer kan gebeuren’, het ‘waarom’ en het ‘hoe nu verder’? En als een romantisch ingesteld mens vreemdgaat, dan voelt hij zich niet alleen schuldig maar ook licht van verliefdheid. Als hij trouw is, dan is het uit liefde en niet omdat het ‘verstandig’ is of omdat het moet.

Een pragmatisch ingesteld mens zit zo niet in elkaar. Daarvoor houdt hij te zeer rekening met de gevolgen van zijn daden. Misschien kan hij wel beredeneren dat hij zich ook kan overgeven aan de liefde (zijn vrouw, zijn maîtresse) – maar hij heeft geen idee wat hij met die kennis aanmoet.

Essay voor Writers Block

Deel:

Geef een reactie