Een feestelijke avond met Randy Newman

Een feestelijke avond met Randy Newman

Randy Newman heeft onwaarschijnlijk veel onwaarschijnlijk goede nummers geschreven. Tijdens een optreden in het Amsterdamse concertgebouw kwamen de meeste voorbij. Een feest om bij te wonen.

“Ik wilde even even met iets spiritueels beginnen”, zegt Randy Newman nadat hij zijn concert in het Amsterdamse Concertgebouw heeft geopende met ‘It’s Money That I love’. De toon voor de rest van het concert is gezet: voornamelijk oude en overbekende nummers, voorzien van relativerende opmerkingen, knap maar schijnbaar nonchalant uitgevoerd, gezongen door iemand die toch al niet best kan zingen en ook nog eens chronisch verkouden lijkt ook, maar die ondertussen iedereen voor zich weet te winnen met zijn zelfspot. “Heerlijk om hier weer eens te zijn. De vorige keer moet 65 of 70 jaar geleden zijn geweest.” En al is hij slecht ter been, zijn stem heeft niets aan charme ingeboet. Af en toe haalt hij een hoge noot niet, maar wat zou het: Newman drijft zelf de spot met zijn afgenomen bereik – hij maakt er een act van, en krijgt er de lachers mee op zijn hand.

In de beperking toont zich de meester, wordt wel eens gezegd, en Newman lijkt zich zeer bewust van zijn beperkingen. Zijn kracht schuilt in korte, geestige en muzikaal gezien niet al te ingewikkelde nummers waarvan de melodie zich meteen in je geheugen nestelt. Meestal gaat het om ballades zoals ‘Rollin’, ‘Marie’, ‘Louisiana’, ‘Guilty’, ‘I Think It’s Going to Rain Today’ en ‘Rider in the Rain’ of om eigenzinnige, satirische nummers zoals ‘Lonely at the Top’, ‘Short People’ en ‘Political Science’ en soms om moeilijker te classificeren nummers zoals ‘Simon Smith and the Amazing Dancing Bear’ en ‘You Can Leave Your Hat On’. Newman heeft onwaarschijnlijk veel van dat soort onwaarschijnlijk goede nummers geschreven.

Beeldend

Allemaal heel beeldende nummers zijn het, waarin Newman zich verplaatst in een personage en die zijn verhaal laat vertellen. Korte verhalen vaak, of filmische scènes, waarin hij in een paar pennestreken mensen tot leven wekt. Je kunt je goed voortellen waarom Newman zo’n veelgevraagd filmcomponist is (hij heeft meer dan 30 filmscores op zijn naam staan, waarvan die voor Toy Story het bekendste is). Tijdens het optreden komen bijna al die klassieke nummers van zijn soloplaten voorbij en het is een feest om het optreden van de relaxte, zelfverzekerde Newman bij te wonen. De muziek van zijn films komt er bekaaid vanaf, een enkele song als ‘You’ve Got A Friend In Me’ daargelaten.

Newman heeft de pech dat lang niet iedereen zijn ‘fictieve’ nummers op waarde weet te schatten, en dat ze vaak veel te letterlijk worden genomen. Zijn enige echte hit, ‘Short People’ uit het midden van de jaren zeventig was destijds in de VS zeer omstreden omdat Newman kleine mensen zou discrimineren – onzin natuurlijk, want zoals Newman zegt: “Niemand heeft iets tegen kleine mensen. Ze worden helemaal niet gediscrimineerd.”

Agitprop

Enkele jaren geleden was het weer raak, toen Newman in het tijdperk Obama ‘I’m dreamin’ pleidooi voor een blanke president hield in een nummer dat klinkt als een variatie op ‘White Christmas’. Niet iedereen had door dat hij zich alleen uitgaf voor een domme racist – zoals hij eerder ook al had gedaan op ‘Rednecks’. Newman heeft er mee leren leven. ‘Rednecks’ speelt hij nog maar weinig, zegt hij. En het lijkt erop dat hij de laatste tijd wat minder dubbelzinnige nummers maakt. Het vorig jaar verschenen nummer ‘Putin’ is precies wat het lijkt: een sarcastische aanklacht van de Russische president. Niet zijn beste nummer, iets te veel ‘agitprop’ om werkelijk te kunnen boeien. Conservatief Amerika zal Newman deze keer dankbaar zijn, de liefhebbers van zijn fijnzinniger en subtiele werk wat minder.

Sowieso heeft Newman de laatste jaren nog maar weinig geschreven dat zich kan meten met de meesterlijke songs uit (vooral) de jaren zestig en zeventig. Hij heeft een paar niet helemaal geslaagde pogingen gedaan om autobiografisch getinte muziek te schrijven. Het bekendste nummer is ‘I Miss You’, een nummer dat hij (zoals hij het op de CD ‘Live in London’ zegt ‘schreef voor zijn eerste vrouw terwijl hij met zijn tweede vrouw was’), een niet al te boeiend lied dat hij in Amsterdam wijselijk achterwege laat. Een ander recent en enigszins autobiografische nummer dat in Amsterdam voorbij komt is ‘My Life Is Good’, dat maar niet echt van de grond wil komen, ondanks enkele geestige regels (Newman komt een vermoeide Bruce Springsteen tegen, die hem vraagt of hij niet alsjeblieft een tijd ‘The Boss’ wil zijn).

Toch kan Newman af en toe nog ouderwets vlammen, zoals in het nummer over artiesten die zichzelf maar blijven herhalen en niet van het podium zijn te slaan terwijl hun houdbaarheidsdatum allang voorbij is, ‘I’m dead but I don’t know it’ (1999).

Randy Newman zingt het met de nodige zelfspot. Want ja, ook hij herhaalt zich al jaren, en je hoopt dat hij het nog vaak, heel vaak, zal doen.

Deel:

Geef een reactie