Feestelijke Tune-Yards zingt zich moe in Bitterzoet

Feestelijke Tune-Yards zingt zich moe in Bitterzoet

Tune-Yards maakt platen die de hemel in worden geprezen. Maar hoe zouden Merill Garbus en haar band ze live klinken? Onlangs traden ze op in het Amsterdamse Bitterzoet. Garbus maakte er een feest van.

Het is een groot wonder dat Tune-Yards in een kleine zaal als Bitterzoet optreedt. Want laten we wel wezen, Tune-Yards is sinds enkele jaren echt een beroemdheid. Het tweede album van de groep, WhoKill, eindigde in 2011 over de hele wereld bij muziekrecensenten hoog in de lijstjes met platen van het jaar. Hun nieuwe album, Nikki Nack, wordt zo mogelijk nog beter ontvangen. Zangeres, componist en multi-instrumentalist Merrill Garbus is een uniek artiest, een fenomeen, en zelfs wie geen liefhebber van haar muziek is zal de verleiding moelijk kunnen weerstaan om haar live te zien. Dat blijkt ook wel tijdens het optreden in Bitterzoet. Ruim voor aanvang van het concert puilt de ruimte (300 mensen?) al uit.

De organisatoren hadden Tune-Yards makkelijk voor een grotere zaal kunnen boeken, dat moge duidelijk zijn. Al is hun vergissing op zich goed begrijpelijk. Tune-Yards maakt bepaald geen ‘middle of the road’-nummers. Zeker op haar eerste twee albums maakt Merrill Garbus muziek die uit z’n voegen hangt van de samples en ‘loops’ van drumbeats, koortjes en bijgeluiden (sirenes, stemmen, glasgerinkel – wat niet eigenlijk?!) en die zich nadrukkelijk onttrekt aan een traditionele opbouw waarin coupletten en refrein elkaar afwisselen. Het zijn eerder een soort geluidscollages, met geluidsflarden die bij elkaar worden gehouden door de drums en drumsamples van Merill Garbus en de zware, plonkende bas van haar muzikale partner Nate Brenner.

En dan heeft Garbus ook nog eens akelig maatschappijkritische en soms behoorlijk vunzige teksten, zoals op Powa:

Mirror, mirror on the wall
Can you see my face at all?
My man likes me from behind
Tell the truth I never mind
Cause you, you bomb me with life’s humiliations everyday
And you bomb me so many times I never find my way

Nee, niet een groep die snel tot publiekfavoriet zal uitgroeien, zou je zeggen.

Huisvlijt

Maar stiekem ligt de muziek van Tune-Yards toch heel goed in het gehoor. Dat is misschien wel het meest wonderlijke: de nummers zijn juweeltjes van avant-gardische muziek, maar klinken door de Afrikaanse polyritmiek merkwaardig primitief. En zijn eerder intens en gevoelig dan afstandelijk en mechanisch, vooral door de nu eens grommende, dan weer schreeuwende dan weer fluisterende maar altijd soulvolle stem van Garbus. Tune-Yards swingt bovendien als een dolle, dankzij het funky fundament van de ritmesectie.

Misschien geldt dit nog niet de nummers op het erg springerige debuutalbum Bird-Brains, dat is opgebouwd uit bij elkaar geknipte en geplakte geluidsfragmenten die Garbus op een dictafoon heeft opgenomen. Maar WhoKill is al een stuk toegankelijker, met veel lekker krachtige riffs (Gangsta, met een ongelofelijk vette baslijn afgewisseld met de stem van Garbus die een sirene nadoet) en Afrikaans-aandoende ritmes. En Nikki Nack is ondanks een achteruitgespeelde gitaar hier, een rare echo en een op hol geslagen clavecimbel daar een conventionele, voor Tune-Yards doen zelfs gepolijste plaat geworden.

Whoo-ha! Whoo-ha!

Nou ja, bijna. De huisvlijt van Garbus van de eerste twee albums heeft in elk geval plaatsgemaakt voor het vakwerk van Malay (o.a. Frank Ocean) en John Hill (o.a. Rihanna), twee producenten die gepokt en gemazeld zijn in de studio. De geluiden buitelen niet meer zo vaak over elkaar heen. De ideeën achter de songs worden veel verder uitgewerkt, zeker op het uitgeklede Hey Life en Wait for a Minute. Garbus heeft zang- en drumlessen genomen en het boek ‘How to write a hit song’ van Molly-Ann Leikin bestudeerd. Dat hoor je allemaal terug in Nikki Nack.

Nikki Nack is bovendien een plaat met dubstep-achtige en feestelijk aandoende nummers, de single Water Fountain (Whoo-ha!, Whoo-ha!) voorop. Een plaat met nummers waarvan je je goed kunt voorstellen dat die live goed tot z’n recht kan komen – al kun je je afvragen of het lukt om alle muzikale foefjes uit de studio ook op het podium tot een goed einde te brengen. Maar dat blijkt geen enkel probleem tijdens het optreden in Bitterzoet. Het ene na het andere pakkende nummer volgt elkaar op, met het meeslepende Powa van WhoKill als hoogtepunt.

Live blijkt eens te meer hoe ongelofelijk muzikaal Garbus is. Ze tikt een ritme, samplet dat, voegt een tegenritme toe, zingt er simpel melodietje bij, speelt een paar akkoorden op haar keyboard en legt zo de basis voor een nummer waarin Garbus, Brenner en de rest van de band (twee zangeressen en een extra drummer) zich kunnen uitleven. En dat doen ze, tot Garbus tegen het einde van het concert even een adempauze moet inlassen en het publiek is moegedanst. Als het publiek de sirenetonen uit Gangsta aanheft weet Garbus er nog een paar nummers uit te persen, maar dan is Tune-Yards toch echt vertrokken.

Op weg naar een grotere zaal waarschijnlijk, want dit moet welhaast de laatste keer zijn geweest dat Garbus voor minder dan duizend mensen heeft opgetreden. Wie er in Bitterzoet bij was voelt zich bevoorrecht.

Deel:

Geef een reactie