‘Good Times’: The Monkees vieren nog één keer feest

‘Good Times’: The Monkees vieren nog één keer feest

The Monkees zijn terug met een onverwacht sterk album. Met dank aan Carole King, Neil Diamond en een hele rits andere songwriters en muzikanten. Maar de overgebleven leden van de groep zijn zelf ook in topvorm als zangers, instrumentalisten en songwriters. Wie had dat kunnen denken van een groep die ooit als ‘The Prefab Four’ werd bestempeld?

Wat was er ook al weer mis met The Monkees? Geweldige songs: ‘I’m a Believer’, ‘Last Train to Clarksville’, ‘Daydream Believer’, noem ze allemaal maar op. Iedereen kent die nummers, iedereen mag ze. Goede zangers ook. Alle vier konden ze een song dragen en samen waren ze helemaal in hun element.

Niets mis mee, dus? Nou ja, ze speelden aanvankelijk geen instrumenten. Mickey Dolenz en Davy Jones waren niet eens muzikanten maar acteurs die maar deden alsof. Die geweldige nummers hadden ze niet zelf geschreven. En ze waren samengebracht door handige zakenmensen. Ze waren niet ‘echt’, de ‘Prefab Four’ – in tegenstelling tot de ‘echte’ Fab Four, The Beatles.

In het midden van de jaren zestig viel het allemaal heel goed – The Monkees verkochten in 1967 zelfs meer platen dan The Beatles en The Rolling Stones samen. Maar toen de popmuziek in hoog tempo volwassener werd, vielen ze uit de gratie. En toen ze – bittere ironie – bij hun platenbazen meer zeggenschap bedongen over hun muziek, en eigen nummers op de plaat zetten en zelf instrumenten ter hand namen, pakte dat helemaal verkeerd uit. Met de film en de (achteraf gezien heel behoorlijke) plaat ‘Head’ brachten ze eigenhandig hun carrière om zeep: te ‘hip’ voor de ‘squares’ onder hun fans en te ‘square’ voor de fans van de ‘hippe’ muziek van toen.

Doodsrochel

Dat was er dus mis met The Monkees: geweldige muziek maar het ‘kon’ op een gegeven moment niet meer. Even hadden Monkees meegespeeld in de eredivisie van de popmuziek, maar eind jaren zestig waren het degradatiekandidaten, en er zullen weinig mensen zijn geweest die het ook maar iets kon schelen toen de groep in 1971 uit elkaar viel. Toch raakten The Monkees maar niet in de vergetelheid. De leden van de band bleken bijzonder hardnekkig. In de jaren zeventig, tachtig en negentig trad de groep regelmatig in wisselende samenstellingen op en kwam er af en toe een plaat uit, de een nog slechter dan de andere. Toen Davy Jones in 2012 overleed, leek het er even op dat de groep eindelijk met pensioen zou gaan. Maar nee: nu brengen The Monkees toch nog een plaat uit. ‘Good Times’ heet het album, het eerste sinds de 20 jaar geleden verschenen doodsrochel ‘Justus’.

Inderdaad, The Monkees zijn terug. En hoe! ‘Good Times’ – verschenen ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van de groep – roept herinneringen op aan de hoogtijdagen van de groep: jengelende gitaren, handgeklap, veel uptempo nummers, een enkele ballade. Ook de sound van de late jaren zestig komt aan bod, in naar (Britse) psychedelische muziek lonkende nummers met teruggespoelde banden en gekke stemmetjes.

Bijna alles is even geslaagd. De muzikanten – oudgedienden én The Monkees zelf (gitarist Michael Nesmith voorop) – zijn eersteklas. Er werken songwriters aan mee die vroeger ook al voor het beste werk van The Monkees verantwoordelijk waren: Gerry Goffin en Carole King, Neil Diamond, Tommy Boyce en Bobby Hart (met het nieuwe nummer ‘Whatever’s Right’) en Harry Nilsson. Daarnaast zijn jongere songwriters die verklaarde fans van The Monkees zijn: Rivers Cuomo van Weezer (de single ‘She Makes Me Laugh’), Andy Partridge van XTC (de single ‘You Bring the Summer’) en het gelegenheidsduo Noel Gallagher en Paul Weller (‘Birth of an Accidental Hipster’, samen met Michael Nesmith geschreven). Zij zorgen voor songs die wel in de stijl van de groep zijn geschreven, maar net zo fris en opwindend klinken als de klassiekers van de groep toen die uitkwamen.


Eeuwige jeugd

De zang klinkt beter dan ooit, vooral de stem van Mickey Dolenz (die met dat apengezicht) is krachtig en vol rauwe levenslust, alsof hij de eeuwige jeugd heeft. Luister maar naar het titelnummer. ‘Good Times!’ is geschreven door Harry Nilsson, en The Monkees hebben een niet eerder uitgebrachte demo met zijn stem erop bewerkt zodat het is alsof Nilsson en Dolenz een duet met elkaar aangaan.

Ook Davy Jones zingt mee vanuit het graf: The Monkees hebben een oude opname van het Neil Diamond nummer ‘Love to Love’ opgepoetst bij wijze van afscheid. Roerend, al is het zeker niet het hoogtepunt van dit album. Dat is waarschijnlijk ‘I know what I know’, een rustig, breekbaar liefdeslied van Michael Nesmith. Of zijn weemoedige ‘Me and Magdalena’, waarin hij nog eens laat horen waarom hij als een van de pioniers van de countryrock wordt beschouwd. Of misschien is het slotnummer wel het hoogtepunt, waarin Dolenz zich een feest probeert te herinneren, ‘I was There, And I’m Told I Had A Good Time’ (een vaste grap van Dolenz).

Klassiekers als ‘I’m A Believer’ staan er niet op dit feestelijke album, dat waarschijnlijk het laatste is dat band zal maken. Maar de groep neemt sierlijk afscheid, en laat nog één keer horen dat er niets maar dan ook helemaal niets mis is met The Monkees.

Deel:

Geef een reactie