Storytone van Neil Young: een geslaagd experiment

Storytone van Neil Young: een geslaagd experiment

Verschrikkelijk, vonden veel Neil Young-fans het, toen ze hoorden dat hij met een experimenteel, orkestraal album uitkwam. Maar is ‘Storytone’ wel zo’n muzikale ramp?

“You gotta keep changing”, zei Neil Young in 1975 in een interview met muziektijdschrift Rolling Stone. “Shirts, old ladies, whatever. I’d rather keep changing and lose a lot of people along the way. If that’s the price, I’ll pay it.” Of hij zijn hemd sindsdien ooit heeft gewisseld, weet alleen Neil Young zelf. Lange tijd leek het alsof hij nog minder vaak van vrouw ruilde dan van shirt, maar onlangs is Neils huwelijk met Pegi na 36 jaren toch echt op de klippen gelopen.

Veel veranderlijker is lange tijd zijn muziek geweest. Niet zozeer zijn composities – schijnbaar eenvoudige, makkelijk in het gehoor liggende songs – maar dan wel de presentatie. Op de ene plaat deed Neil zich voor als een kampvuurliedjeszanger (‘Comes a time’, ‘Harvest Moon’), op de andere als een woeste gitaarrocker (‘Ragged Glory’, ‘Living with War’). Minder succesvol was hij als rockabilly-artiest (‘Everybody’s Rockin’) en als pionier van elektronische muziek (‘Trans’).

De laatste jaren leken de vormexperimenten wat op de achtergrond te zijn geraakt, hoewel ‘Le Noise’ uit 2010 dankzij producer Daniel Lanois nog bol staat van de pling-plongklanken. Maar verder leek Young niet meer echt geïnteresseerd in hoe hij zijn muziek origineel kon verpakken, en werden productie en arrangementen altijd zo eenvoudig en minimalistisch mogelijk gehouden. Alsof hij vond dat ‘mistakes equals authenticity’, verzuchtte een recensent ooit.

Maar nu is er ‘Storytone’, waarop Neil met een heuse Big Band (92 muzikanten) te horen is. Toch weer een experiment, dus. ‘Storytone’ biedt weliswaar niet helemaal een andere Neil Young dan we tot dusver kenden – hij maakte al eerder orkestrale nummers als ‘A Man Needs a Maid’ van ‘Harvest’ en op ‘This Note’s for You’ is een prominente rol voor blazers weggelegd – maar een heel album waarop hij zich laat begeleiden door een veelkoppig orkest was er nog niet. Gelukkig niet!, reageerden Neil Young-fans, toen bekend werd wat hij van plan was met ‘Storytone’. De eerste single van de plaat, het anti-schaliegasnummer ‘Who’s Gonna Stand Up’, kon in hun ogen geen genade vinden. “Neil, maybe you should give up on the gimmicks and try to write a decent song instead”, was nog een van de mildere reacties. “The next Neil Young masterpiece is always just another record away”, verzuchtte een fan die waarschijnlijk gehoopt had op een tweede ‘After the Gold Rush’ of ‘Everybody Knows This is Nowhere’.

Wrange humor

Is ‘Storytone’ echt zo verschrikkelijk? Slaat Neil Young door in zijn experimenteerzucht?

Nee, integendeel!

‘Storytone’ is een geslaagd experiment. Het is Youngs persoonlijkste en krachtigste album in jaren, dat de vergelijking met een album als ‘Prarie Wind’ of ‘Harvest Moon’ kan doorstaan. Het lijkt erop dat de scheiding van Pegi en de ontmoeting met zijn nieuwe muze Daryl Hannah het beste in hem heeft bovengebracht als songwriter.

Eindelijk horen we weer eens de wrange humor waarom hij bekend staat: “I’ve got my problems, but the mostly show up with you” (‘Like You Used To Do’). Eindelijk komt hij weer eens met met van die wondermooie, intieme liedjes die hij vroeger uit zijn mouw leek te schudden. ‘Plastic Flowers’, ‘Glimmer’, ‘Tumbleweed’, ‘I’m Glad I Found You’, ‘When I Watch You Sleeping en ‘All Those Dreams’. En eindelijk heeft Young weer eens moeite gedaan de nummers zorgvuldig te produceren: zijn stem is zozeer op de voorgrond gemixt dat het bijna is alsof hij bij je in de kamer staat en je hoort elke snaartrilling van zijn gitaar.

Smaakvol

De orkestrale arrangementen zijn bovendien bijzonder smaakvol. Het beste komt het orkest tot zijn recht op de bluesy nummers van het album, die aan kracht winnen door de stevige gitaarbegeleiding en de puike percussie. Een niemendalletje als ‘I Wanna Drive My Car’ wordt opeens een nummer om bij te vingerknippen, klappen en stampen, terwijl de feestelijke Big Band op ‘Like You Used To Do’ het heerlijke sarcasme van het nummer versterken. Niet iedereen zal daarentegen de orkestrale versie van ‘Who’s Gonna Stand Up’ weten te waarderen. Begrijpelijk: een protestsong in gepolijste stijl, dat wringt.

En de ballades dan, die toch ruim de helft van het album in beslag nemen? In hoeverre is het intieme karakter van die songs verenigbaar met de grootse sound van een orkest? En verdrinkt de broze stem van Neil Young – toch bepaald geen ‘crooner’ à la Frank Sinatra – niet in het muzikale geweld van de Big Band? Dat valt best mee. Het orkest is nergens storend, en staat steeds in dienst van het lied. Zelfs wie geen liefhebber is van de orkestrale uitvoeringen, zal zich er niet echt aan storen – daarvoor zijn de nummer eenvoudigweg te sterk.

En wie toch Neil Young op z’n puurst wil horen, kan nog altijd de akoestische uitvoering van ‘Storytone’ aanschaffen. Je valt je sowieso geen buil aan dat akoestische album, want Neil Young kan het best af zonder orkest.

Deel:

Geef een reactie