Mike Lindsay (Tunng): ‘Ik houd nu eenmaal van klankexperimenten’

Mike Lindsay (Tunng): ‘Ik houd nu eenmaal van klankexperimenten’

Voor het eerst in vijf jaar komt de Engelse ‘folktronica’-groep Tunng met een nieuw album: ‘Songs You Make At Night’. Een zeer prettig in het gehoor liggende plaat, die geschreven lijkt te zijn om de stemming van de luisteraar te verbeteren. Maar de schijn bedriegt.

Veel artiesten houden zich bezig met de verhouding tussen mens en machine. Meestal gaat het dan om variaties op thema’s als ‘kunnen machines voelen?’ en ‘nemen machines de macht van ons over?’ Elektronische muziek leent zich goed om dat soort onderwerpen bij de kop te pakken. Sombere, onpersoonlijke synthesizers passen goed bij een pessimistische toekomstvisie, op z’n Radioheads (we raken van onszelf vervreemd!). Optimisten geven de kille klanken wat warms en menselijks (denk Kraftwerk), want ‘The ghost in the machine’ is eigenlijk een toffe peer. De Engelse ‘folktronica’-groep Tunng bewandelt de omgekeerde weg. Zij maken geen elektronische muziek die ze verfraaien, vervormen of verminken, maar baseren zich juist op akoestische muziek, waar ze dan elektronische ornamenten aan toevoegen.

Het geeft hun nummers is gemoedelijks, alsof ze ze willen uitdrukken dat het wel goed komt tussen de mens en de apparatuur waarmee hij zichzelf omringt. Niet dat Tunng die visie wil uitdragen, zegt Mike Lindsay, mede-oprichter van de groep. “Inderdaad heeft onze muziek iets rustigs en dromerigs over zich. Het is muziek die wat buitenaards over zich heeft. Maar daarmee geen levensfilosofie uitdrukken. Ik hou er van met de klant te experimenteren. Veel meer moet je er niet achter zoeken; we willen er geen levensfilosofie mee uitdrukken.”

Nachtmerries

En Tunng wil al helemaal geen blijde boodschap verspreiden over de verhouding tussen mens en machine. Achter de dromerige, bijna pastorale klanken gaat een wrede wereld schuil, blijkt bij zorgvuildige beluistering van het nieuwe album van Tunng, ‘Songs You Make At Night’. Het is een zeer prettig in het gehoor liggende plaat, die geschreven lijkt te zijn om de stemming van de luisteraar te verbeteren.

Maar de schijn bedriegt: “Het album is geïnspireerd op een ouder nummer van ons, ‘Jenny Again’. Dt ging over een vrouw, Jenny, die haar man heeft gedood om het te kunnen aanleggen met diens broer. Het nummer is geschreven vanuit het gezichtspunt van haar vergevingsgezinde vermoorde man. ‘Songs You Make At Night’ is daarentegen geschreven vanuit Jenny. Op het album proberen we ons voor te stellen hoe Jenny tien jaar een nacht doorbrengt: haar dromen, haar nachtmerries, haar gepieker, haar onrust.” Een nummer als ‘Sleepwalking’ (de derde single van het album) is een goed voorbeeld, met de vele onbestemde bijgeluiden, de zich herhalende motieven, de associatieve teksten (‘Nowhere is a place where no one knows you’) en de geheimzinnige achtergrondstemmen.




Gelegenheidsformatie

Lindsay geniet de laatste jaren vooral bekendheid als producent. Zijn laatste wapenfeit is de samenwerking met Laura Marling, ook zo’n artiest die akoestische folkmuziek op elke denkbare manier lijkt te willen moderniseren. LUMP (zoals de gelegenheidsformatie van Lindsay en Marling heet) doet evenwel slechts in de verte denken aan het werk van Tunng, door het stempel dat Marling op nummers als ‘Curse of the Contemporary’ drukt.




Smaakvol

Binnen Tunng is het van oudsher Sam Genders die Lindsay als partner aanvult. Maar Tunng blijkt toch meer te zijn dan de twee muzikanten samen. Het is moeilijk uit te leggen, maar Tunng lijkt wel een eigen ziel te hebben. Een eigen wil: “Sam en ik hebben samen enkele jaren geleden als Throw enkele nummers opgenomen. Maar dat was toch heel andere soort muziek, eerder een soort naar soul neigende pop. Het had niet dat zoete en tegelijkertijd noordse dat de muziek van Tunng typeert. Toen we enkele maanden weer bij elkaar kwamen om samen te werken, kwamen er opeens allemaal nummers uit die juist typisch Tunng waren.” En zo werd de basis gelegd voor het eerste album van Tungg in vijf jaar.

De muziek op het album – het eerste van de groep in vijf jaar – is over het algemeen wat elektronischer, mechanischer en minder folky dan het eerdere werk van de groep. Soms zoekt de groep het ene, akoestische, uiterste op (de prachtige ballade ‘Crow’). Dan verkent de groep juist de andere kant van het sonische spectrum, zoals in de powerballad ABOP.

Tegelijkertijd is het album onmiskenbaar een eenheid, wat waarschijnlijk grotendeels te danken is aan de knappe, zeer smaakvolle productie van Lindsay. “Het instrumentarium is beperkt. Ik maak op elk nummer gebruik van een palet dat uit maximaal zes instrumenten bestaat. Daardoor hebben de nummers eenzelfde sound gekregen, hoe verschillend ze ook verder ook zijn. Zo hoor je dat volgens mij te doen. Binnen Tunng hebben we vrijwel geen regels, maar dat is er misschien toch eentje.”







Deel:

Geef een reactie