Kind van de verzorgingsstaat

Doorgaans heb ik het niet zo op boeken die gaan over de tijd die ik zelf heb meegemaakt of gebeurtenissen waar ik zelf bij ben geweest. Dat weet ik toch allemaal al lang? Geef me liever iets wat werkelijk wat toevoegt, is mijn redenatie. Daarom: liever een science fiction-verhaal dan een relaas over Pieter Menten, liever een horror-film dan een documentaire over de opkomst van de krakersbeweging – ja, als ik eerlijk ben sowieso liever fictie dan feiten. Zeker als het feiten zijn die ik al lang en breed ken. Zoals ik ook niet per se een voorkeur voor de muziek uit mijn jeugd heb (tenminste niet omdat muiek ‘uit mijn tijd’ is of ‘jeugsdsentiment’ vormt). Ik snap de voorliefde van mensen wel, maar ik hoef dat feest der herkenning niet per se bij te wonen. Liever heb ik werken dat me voorbij de grenzen van het bekende voeren en mijn horion verbreden.

Maar – laat ik mezelf meteen tegenspreken – af en toe is het toch best prettig om zo’n feest der herkenning bij te wonen. Zeker als die herkenning leidt tot diepere inzichten. Als de oppervlakkige herinneneringen aan een bepaalde tijd worden uitgediept. Kortom als je – toch ook hier – tot voorbij die grenzen van het bekende wordt gevoerd.

Dat doet Kind van de Verzorgingsstaat, een boek met herinneringen van schrijver Rob van Essen aan (vooral) de late jaren zeventig en de vroege jaren tachtig – een periode waarin de grote ideologische narratieven van de jaren zestig en vroege jaren zeventig langzaam afbrokkelden onder druk van economische en politieke crises: “De generaties uit de jaren zestig en zeventig hadden doelen, alternatieven en utopieën, en toen kwam een crisis, niet alleen in de economie, ook in de ideeën en de politiek. De Grote Verhalen zijn allemaal afgelopen, zou me een jaar later als eerstejaars filosofie steeds weer worden voorgehouden, daar had het postmodernisme wel voor gezorgd. Ook in de politiek waren de grote verhalen voorbij, over Nicaragua en de neutronenbom hoorde je niemand meer, de kraakbeweging had zich teruggetrokken in een paar fanatieke cellen. Voor ons bleef het persoonlijke leven over, zonder grote doelstellingen – en het was nou ook weer niet zo dat voorgaande generaties voor zo’n situatie een goed draaiboek hadden achtergelaten.”

En waar voorheen Vietnam, Nicaragua en de neutronenbom de gemoederen beheersten en de kraakbeweging nog een breed gedragen sociale beweging vormde, tekent zich in deze transitieperiode van ideologische ontnuchtering de geleidelijke terugtrekking in het persoonlijke domein af. En daar bevinden we ons nu nog steeds.

Voor wie deze periode heeft meegemaakt: een feest der herkenning en – dat vooral – door alle scherpe obeservaties en anlyses een bijdrage tot een beter begrip van wat zich toen heeft afgespeeld. Voor wie deze periode niet heeft meegemaakt, biedt het boek een goed (en zeer goed geschreven) inzicht in de tijd dat de verzorgingsstaat werd ontmanteld en een nieuwe, meer individualistisch georiënteerde maatschappijvorm zich aankondigde.

 

Deel:

Geef een reactie