Das blaue Licht (Leni Riefenstahl, 1932)

Leni Riefenstahl (1902-2003) is vooral bekend als de regisseur van propagandafilms voor het naziregime. Maar voordat ze bekendheid – en beruchtheid – verwierf met werken als Triumph des Willens en Olympia, maakte Riefenstahl naam als danseres en actrice in het destijds in Duitsland populaire genre van ‘bergfilms’. Deze films, vaak geregisseerd door Arnold Fanck, benadrukten de heroïsche strijd van de mens tegen de elementen in het hooggebergte. In 1932 zette Riefenstahl de stap naar regie met haar speelfilmdebuut: Das blaue Licht – Eine Berglegende aus den Dolomiten, een bergfilm die ze zelf regisseerde en produceerde. En waarin zij zelf de hoofdrol speelde (vooral haar atletische benen, zie de ‘still’ uit de film hieronder).
Das blaue Licht is gebaseerd op een legende uit de Sarnthal-gebergte in Noord-Italië, waar Riefenstahl tijdens haar reizen van hoorde. De film opent met een moderne raamvertelling van een stel dat het verhaal van Junta te horen krijgt. Junta, gespeeld door Riefenstahl, is een jonge vrouw die door bijgelovige dorpsbewoners als heks wordt gezien. Ze leeft hoog in de bergen en is de enige die de gevaarlijke paden beheerst die leiden naar een grot. Bij volle maan straalt vanuit deze grot een mysterieus blauw licht, dat de jonge mannen uit het dorp aantrekt. Ze proberen de berg te beklimmen, maar vinden steevast de dood doordat ze naar beneden te vallen.
De komst van Vigo, een schilder uit Wenen (Mathias Wieman), doorbreekt deze cyclus. Hij raakt gefascineerd door Junta en volgt haar naar de grot. Daar ontdekt hij de bron van het blauwe licht: een verzameling kristallen die het maanlicht weerkaatsen. Vigo onthult dit geheim aan de dorpelingen, overtuigd dat dit zowel Junta als de gemeenschap ten goede zal komen. Maar dan. Dan beklimmen de hebzuchtige dorpelingen de berg en plunderen ze de grot. Wanneer Junta ontdekt wat er gebeurd is – haar ‘paradijs’ is vernietigd – valt ze zelf te pletter. De film keert terug naar de moderne tijd, waar Junta’s nagedachtenis wordt geëerd en ze postuum wordt vrijgesproken.
Het verhaaltje is nogal slap en hier en daar ook verwarrend. Zo is het effect van de kristallen onduidelijk (Junta lijkt wel in trance wanneer ze de berg in het maanlicht beklimt, zijn het soms magische bergkristallen? Dat blijkt verder nergens uit). Ik snap wel dat de film bedoeld is als een parabel voor de vernietiging van natuurlijke onschuld en schoonheid en een aanklacht tegen de menselijke hebzucht en de zielloze, materialistische moderniteit. Maar dat komt niet helemaal uit de verf. De kristallen worden geroofd – maar waarom zou je daar een traan om laten, is het leven er minder op nu de kristallen zijn verdwenen? De relatie tussen Junta en de jongen Guzzi met wie ze in een berghutje woont is ook onduidelijk. De filmvriend met wie ik was sprak van een ‘Toyboy’ (wat ik weer niet kan rijmen met zijn constatering dat deze film zich prima leent voor een bewerking door Disney). De boertige grapjes die de twee maken zijn af en toe tenenkrommend.
Technische onvolkomenheden zijn er ook. Iemand vertrekt in de ene richting het beeld uit en loopt in een volgend shot weer het beeld in, alsof hij alweer op weg naar huis is – een beginnersfoutje. Als Junta rent, wordt dit versneld weergegeven, wat onbedoeld eenzelfde komisch effect heeft als in de stomme films van komieken als Charlie Chaplin en Buster Keaton. De film is sowieso duidelijk een product uit de overgangsperiode van stomme film naar geluidsfilm: de dialogen zijn naderhand ingesproken, en dat komt de geloofwaardigheid van de acteurs niet ten goede. De dialogen zijn bovendien meestal niet veel meer dan vervangers van tussentitels, en eerder bedoeld als expositie dan om de karakters uit te diepen. Alhoewel: in één scène vertelt Junta – die we net in volle glorie, lange benen en al – hebben zien ontsnappen aan met stokken uitgeruste dorpelingen dat ze net is ontsnapt aan met stokken uitgeruste dorpeling. Volstrekt overbodig en zeer langdradig.
En toch. De cinematografie van Das blaue Licht is, zeker voor die tijd, geweldig. Riefenstahl had een uitzonderlijk oog voor compositie en weet precies hoe je licht, schaduw, mist en wolken kunt inzetten. Ze experimenteerde met technieken zoals infrarood filmmateriaal en filters om de sprookjesachtige, droomachtige sfeer te creëren. Destijds misschien al een beetje ouderwets (het is alsof het Duitse expressionisme geheel aan Riefenstahl is voorbijgegaan, een film als M – 1931 – oogt veel moderner). Maar daar was het misschien een bergfilm voor, een genre dat voortborduurde op de negentiende-eeuwse Romantiek en het idealistische alpinisme.
Adolf Hitler was zo te spreken over deze film dat hij Riefenstahl later opdracht gaf om propagandafilms voor het Derde Rijk te maken. Maar of Das Blaue Licht nu een (proto)-fascistisch werk is? Sommige critici, zoals Siegfried Kracauer in From Caligari to Hitler, hebben de film achteraf geïnterpreteerd als ‘latent nationaalsocialistisch’ vanwege de verheerlijking van intuïtie, natuur en mythe. Aan de andere kant toont de film de dorpsbewoners juist als bekrompen en hebzuchtig. Junta spreekt Italiaans en wordt verraden door een Duitser – wat ook niet bepaald in overeenstemming met het nationaalsocialistische ‘Blut und Boden’-ideaal is. Vermoedelijk hebben vooral Riefenstahls filmische talent en haar arische verschijning indruk gemaakt op Hitler, niet de ideologische inhoud. (Bij Hitler weet je het maar nooit, hij was bepaald geen ‘systeemdenker’ en doet – zoals Leonard Woolf ooit schijnt te hebben gezegd – denken aan een neergeschoten wolf ‘uit wiens mond een slecht verteerde massa feiten, pseudo-feiten en onzin kwam, opgedaan uit een amalgaam van onsamenhangende brokken literatuur, kunst, geschiedenis, muziek, theater, politiek en filosofie.’)
In elk geval was de Leni Riefenstahl van Das blaue Licht geen nazi. Nog niet.