Immanuel Kant: 300 jaar, 4 vragen

Immanuel Kant: 300 jaar, 4 vragen

De filosoof Immanuel Kant werd op 22 april 300 jaar geleden geboren. In zijn denken probeert Kant een antwoord op vier grondvragen geven: Wat kan ik kennen? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? Wat is de mens? De definitieve antwoorden heeft hij niet gevonden. Gelukkig niet, want hierdoor zijn ze nog altijd actueel en kunnen ze keer op keer opnieuw worden gesteld en beantwoord. Talrijke mensen hebben dat ook gedaan. Talrijke plus één zelfs:

1. Wat kan ik kennen?

Daar gaat Kants magnum opus Kritik der Reinen Vernunft over. Een ‘zenuwsappen verterend’ werk volgens de filosoof Moses Mendelssohn, en algemeen beschouwd als een onleesbaar geschrift. Neemt niet weg dat de benaderingswijze die Kant kiest modern aan doet. Kant maakt onderscheid tussen de dingen zoals ze zijn en zoals ze aan ons verschijnen. De stap naar ‘ieder zijn eigen werkelijkheid’, ‘wetenschap is ook maar een mening’ en ‘leugens als alternatieve waarheden’ is klein (al heeft Kant deze stap nooit gezet).

Je kunt ook een stap in een iets andere richting nemen. De objectieve werkelijkheid – ‘de dingen zoals ze zijn’ – bestaat. Maar ‘de dingen zoals ze aan ons verschijnen’ verschillen van mens tot mens omdat mensen verschillen. Wat je weet, zegt iets over jezelf – hoe intelligent je bent, hoe leergierig je bent, wat je aan kennis is aangereikt. Dat soort zaken. En ook al weet je nog maar weinig, je kunt nog altijd je kennis uitbreiden totdat je de grenzen van je leervermogen hebt bereikt. Iemand die gelooft dat feiten ‘meningen’ zijn, zal daar misschien weinig heil in zien en zichzelf tot domheid veroordelen. Wie gelooft dat feiten en meningen niet één pot nat zijn, en van elkaar kunnen – nee, móeten – worden onderscheiden ligt dat anders. Voor zo iemand geldt: “Durf te denken”, zoals Kant heeft gezegd.

2. Wat moet ik doen?

In de populaire serie Fallout wordt de hoofdpersoon Lucy bijna de dood ingejaagd door een vleesetend, ondood wezen. Ze krijgt de kans zich op hem te wreken, maar redt juist zijn leven. “The Golden Rule, motherfucker”, voegt ze hem toe. Inderdaad: zij lijkt te zijn opgevoed volgens het categorische imperatief van Kant dat elk mens zo zou moeten handelen dat dit tot algemene wet zou kunnen worden verheven ongeacht de gevolgen – al zou het ook het christelijke ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ kunnen zijn.

Een sympathieke gedragsregel, die Golden Rule. Zij het niet zo algemeen toepasbaar als Kant dacht. Het is in elk geval al snel een uitnodiging voor anderen om misbruik van je te maken – het zou me niet verbazen als Lucy wordt belaagd door de ‘ghoul’ wiens leven ze heeft gespaard. En verder: Kant wilde ‘daar niets van weten, maar is het niet verstandig om toch ook naar de gevolgen van daden te kijken? ‘Je mag niet doden’ klinkt redelijk. Maar geldt dat ook als je door iemand te doden duizenden levens kunt redden? Ook al is hij of zij volmaakt onschuldig?

Eerder een richtlijn dan een categorisch imperatief, die ‘Golden Rule’: een goede leidraad tenzij er goede redenen zijn om ervan af te wijken en de ‘deugdethiek’ van Kant in te ruilen voor een ‘gevolgethiek’.

3. Wat mag ik hopen?

Kant schijnt enige tijd net als Leibniz van mening te zijn geweest dat we in de best mogelijke van alle werelden leven. Maar na de aardbeving die Lissabon grotendeels verwoestte (1755) kwam hij tot inkeer, zeker na lezing van Candide, Voltaires honende commentaar op het wereldvreemde optimisme van Leibniz. Maar hij hield wel vast aan de hoop dat als de mens zich naar de rede gedroeg, hij vanzelf in de best mogelijke wereld zou belanden. (En zo sluipt volgens mij de ‘gevolgethiek’ het denken van Kant binnen, maar dit terzijde).

Ook dit geloof in de kracht van de rede doet naïef aan. Om de gevangenisfilm Shawshenk Redemption te citeren: “Hope is a dangerous thing. Hope can drive a man insane.” En zo is het. Hoop kan je op de been houden. Maar teleurstelling ligt op de loer: als je er achter komt dat het je hoop vals was, keert die hoop zich tegen je. Hoe groter de hoop, hoe groter de frustratie als je verwachtingen niet uitkomen.

De truc is misschien om die hoop niet op te geven, maar om deze te portioneren. Om kleine stapjes richting je doel te nemen en je geluk daarin te zoeken. Dus niet de hoop opgeven (het lot van menige verbitterde wereldverbeteraar) maar om je best te doen en te genieten van wat de dag brengt. Zonder de hoop op – voor mijn part – die ‘best mogelijke wereld’ los te laten. Maar ook zonder die hoop je gedachten te laten domineren. Je vooral op de reis concentreren, en minder op het doel.

4. Wat is de mens?

De mens is een herkauwer.

Dit kreeg ik van de week te verteren:

“Kant was er, anders dan Hobbes en Locke, op gebrand dat individuele vrijheid – en daarmee de moraal – de grondslag zou vormen van het sociale en politieke leven. Hobbes en Locke verschilden in veel opzichten van mening, maar ze waren het er over eens dat mensen over het algemeen werden gemotiveerd door gevoelens, angsten en verlangens en niet door diepgaande morele principes. Voor hen was de menselijke rede overwegend instrumenteel, een verlengstuk van de dierlijke drang tot zelfbehoud. Daarom was het maar het verstandigste om politieke instellingen in te richten die dat basale instinct in bedwang konden houden.”

“Kant was het daar volstrekt niet mee eens. Volgens Kant bezaten mensen unieke vermogens die hen van de rest van het dierenrijk onderscheidden – dat ellendige rijk vol eigenbelang en beestachtige instincten. Vanwege deze actieve rationele vermogens waren mensen de enige dieren die zichzelf taken konden stellen, en daarom ook de enige die moreel verantwoordelijk konden zijn. De betekenis van filosofie was voor Kant niet om eigenbelang te sublimeren, noch systemen te construeren die mensen in bedwang zouden houden, maar om individuele mensen een besef te geven van hun eigen actieve geesten en hen daardoor nadrukkelijk bewust te maken van hun morele plicht.” (Uit Amerikaanse filosofie van John Kaag)

En dit (wat mij betreft origineler én treffender):

“Het raadsel van de sfinx. Je weet wel: ’s morgens loopt het op vier benen, ’s middags op twee, en ’s avonds op drie. Wat is het? De mens. Flauw misschien maar niet zo onnozel als je het goed interpreteert. De mens is in aanvang een zoogdier, en dus een viervoeter. Hij ontwikkelt zich tot verticaliteit, die de horizon opent, de mens is een openheid, een niet vastgelegd dier dat zich door cultuur, door taal losmaakt van de natuur, van dat zoogdier zijn. En ten slotte, de mens heeft altijd extensies, de mens is een technologisch dier, van de knuppel tot het ruimtetuig, van de silex tot de artificiële intelligentie.” (Lieven De Cauter, De vier vragen van Kant, DeWereldMorgen.be)

Een herkauwer met een kunstmaag.

Beeld: Zelf gebakken met ideogram.ai

Deel:

2 reacties op “Immanuel Kant: 300 jaar, 4 vragen

Geef een reactie