De pandjesbaas (Een rijk man)

“Woningeigenaren openen ’trukendoos’ om huurders eruit te krijgen”, lees ik in De Telegraaf. Volgens het artikel willen veel verhuurders momenteel van hun woningen af. Daartoe willen ze hun huurders het liefste weg hebben, want leegstaande woningen brengen meer op. Maar dat is lastig vanwege de huurbescherming; een huiseigenaar mag in Nederland de huur alleen opzeggen als hij de woning zelf dringend nodig heeft, als de bewoner zich ernstig misdraagt of als het pand grondig gerenoveerd moet worden. “Zaken die weinig voorkomen”, volgens het artikel. Vandaar dat verhuurders allerlei ’trucjes’ uithalen om hun huurders kwijt te raken. Zo heeft een grote verhuurder doodleuk brieven rondgestuurd aan zijn huurders waarin hij de huur opzegt, hoewel daar wettelijk geen basis voor bestaat. Andere verhuurders bieden vertrekpremies aan.
Kinderspel, deze ’trucjes’, althans vergeleken met de slinkse operatie die een pandjesbaas die ik via via ken op touw zette om zijn huurder te kunnen lozen.
‘Pandjesbaas’, inderdaad. Hij had een heel pand geërfd van zijn ouders, en één van de etages werd bewoond door een artiest die jarenlang niet meer dan een vooroorlogse huurprijs had hoeven te betalen. De ouders van de pandjesbaas waren rechtschapen mensen, van een generatie die zich nog liet leiden door morele overwegingen, die het niet over hun geweten konden krijgen om woekerprijzen te vragen voor een paar vierkante meter die ze zelf toch niet nodig hadden en die een enorme schroom voelden om iemand die het toch al niet breed had het vel over de oren te halen. Hun zoon had daar geen last van. En omdat hij zichzelf niet geschikt achtte om te werken voor zijn geld – een paar jaar Rechten gestudeerd, maar nooit afgemaakt; een baantje hier en daar, maar altijd vertrokken met ruzie – leek het hem vanzelfsprekend dat hij dat pand van zijn ouders zou aanwenden om zichzelf toch een prettig leven te bezorgen. “Een rijk man worden”, zoals hij zelf zei.
Misschien heeft hij toen hij de erfenis van zijn ouders moest afwikkelen advies ingewonnen bij een lepe vastgoedadviseur, of misschien heeft hij de tijd genomen om zich alsnog te verdiepen in de studieboeken Huurrecht die hij tijdens zijn studie nooit had ingekeken. In elk geval is hij niet lang na de dood van zijn ouders op het briljante idee gekomen om het pand dat hij had geërfd te laten verkrotten. Want – zie boven – als een pand grondig gerenoveerd moet worden, dan kun je als eigenaar je huurder weg krijgen. Dit is niet altijd even verstandig, tenslotte wordt het pand daardoor ook minder waard. Maar in dit geval bevond het pand zich in een straat waar – zoals de bewoners tegen elkaar zeiden – de huizen ‘even slecht als duur’ zijn. De grond is veel waard, niet de huizen. En ook al staat er een krot op, als je alles voor niets hebt gekregen zul je aan de verkoop zoveel overhouden dat je inderdaad ‘een rijk man’ bent. Dat had de pandjesbaas ook kunnen doen, nadat de gemeente de woning onbewoonbaar had verklaard en de artiest noodgedwongen was vertrokken.
Maar de verkoop van een lap grond met een onbewoonbare woning erop was hem te min. Hij liet het pand slopen, en huurde een architect in om op de plek waar zijn ouderlijke pand had gestaan luxe-appartementen te ontwerpen. Hij liet een houten hek neerzetten als afscheiding van het perceel, met aan de straatkant een brievenbus. Daarboven kwam een metershoog doek te hangen, met een smaakvolle tekening van de appartementen. Zijn bedoeling was duidelijk: hij wilde zelf een heel nieuw gebouw laten neerzetten en vervolgens goedbetalende huurders vinden.
Jaren geleden al weer. Dat nieuwe gebouw is er nooit gekomen, en nog altijd gaapt er een groot gat waar ooit een pand stond. De verf van het houten hek is afgebladderd, de tekening van de architect is verbleekt. Misschien dat de pandjesbaas geen financiers heeft kunnen vinden toen hij zijn plannen voorlegde (de crisis van 2008 zal niet hebben meegewerkt), of dat hij ruzie heeft gehad met de architect of een aannemer. Of misschien is hij tot inkeer gekomen, en was dit project hem te veel moeite.
Ik denk dat hij andere zaken aan zijn hoofd heeft.
Vroeger kwam ik hem nog wel eens tegen, als ik met mijn dochter een wandeling door zijn buurt maakte. Een miljonair met het voorkomen van een zwerver: altijd bezweet, ongeschoren en slecht gekleed, met stapels reclamefolders uit de overgelopen brievenbus en als ik me niet vergis ook altijd enkele belastingaanslagen. Als hij mij zag, fleurde hij altijd op. Of liever gezegd: als hij mijn dochter zag. “Je bent een rijk man”, zei hij dan altijd tegen me. Ik zei nooit veel terug, misschien dat de penetrante dranklucht die hij verspreidde mij ervan weerhield.
Inmiddels is mijn dochter volwassen en maken we geen wandelingen door de buurt meer, vandaar dat ik de pandjesbaas uit het oog ben verloren. Al kwam ik hem laatst toch weer tegen toen ik door zijn straat liep. Weer met stapels ongevraagd drukwerk, en het hek rondom zijn perceel nog vervelozer dan in mijn herinnering en de tekening op het doek vrijwel verdwenen. Maar hij zag er beter uit, alsof er een last van zijn schouders was gevallen. Naast hem drentelde een meisje van een jaar of acht, de leeftijd die mijn dochter had toen ik hem de vorige keer zag. Liefdevol aaide hij haar over haar bol. Een rijk man.
Beeld: zelf gebakken met ideogram.ai