De tijdhandelaar (Een Sci-Fai / Bouquetreeksverhaal)

In het Amsterdam van 2150 is tijd geld. Letterlijk. Rijke families kopen extra jaren, arme mensen verkopen hun toekomst. David Verschoor heeft met deze tijdhandel een imperium opgebouwd. Maar zijn eigen tijd begint op te raken. Hij besluit terug te reeizen naar het verleden. Naar de dag waarop hij alles verkeerd deed.
Een science-fictionverhaal geschreven met AI in de stijl van de Bouquetreeks.
HOOFDSTUK 1: DE TRANSACTIE
Amsterdam, 2150.
De holoprojector wierp drie figuren in David Verschoors kantoor op de 47ste verdieping van de TijdStroom-toren aan de Amsterdams Zuidas: een vader van middelbare leeftijd, zijn zestienjarige dochter en een jonge vrouw uit Amsterdam-Noord wier ogen dof stonden van de honger.
“De transactie is eenvoudig”, zei David, zijn stem vlak als een wiskundige vergelijking. “Meneer Hendriks koopt acht weken tijd van juffrouw van der Berg. Zijn dochter krijgt extra tijd om voor haar universitaire examens te studeren. Juffrouw van der Berg ontvangt 50.000 euro – genoeg om haar familie een jaar te onderhouden.”
Hendriks knikte gretig. “Elsa is zo dichtbij. Ze heeft gewoon wat extra tijd nodig om…”
“Acht weken”, onderbrak David. “Uw dochter krijgt acht weken extra tussen nu en haar examens. Juffrouw van der Berg verliest acht weken van haar levensverwachting. Een eerlijke ruil.”
David observeerde de uitwisseling met professionele belangstelling. Dit was zijn wereld – zuivere efficiency, tijd als handelswaar, leven als statistiek. Hij had dit systeem gecreëerd, geperfectioneerd, tot bloei gebracht. TijdStroom Corporation was zijn overwinning van logica op sentiment.
Maar terwijl hij de contracten zag tekenen, flitste er een herinnering door zijn hoofd. Een jonge vrouw met donkere ogen die hem ooit had aangeraakt terwijl de experimentele tijdoverdrachtmachine zoemde. “Ik vertrouw je”, had Emma de Wit gefluisterd terwijl haar levensjaren in zijn apparaat verdwenen. “Ik weet dat je het voor iets goeds gebruikt.”
David duwde de herinnering weg. Dat was vele jaren geleden. Emma was zijn verleden, zijn bedrijf was zijn toekomst.
Tot zijn tablet piepte met een bericht dat zijn wereld zou veranderen: *Medische controle, 16:00 uur.*
Dr. van Dijk was een kleine, nerveuze man die de woorden uitsprak als een doodvonnis: “Glioblastoom, stadium vier. Zes maanden, misschien minder.” David staarde naar de hersenscan op het scherm. Ergens in de grijze massa van zijn brein woekerde iets wat zijn tijd opat. “Opties?” vroeg hij. “Experimentele behandelingen kunnen de kwaliteit van leven verbeteren, maar we winnen er geen tijd mee.” David lachte bitter. “Een man die handelt in tijd maar zelf zonder zit.” Dr. van Dijk keek hem schaapachtig aan. Die avond zat hij in zijn penthouse aan de Keizersgracht, met in zijn handen een oude doos die hij jaren niet had geopend. Emma’s brieven lagen erin, foto’s, herinneringen aan een tijd waarin hij nog geloofde dat wetenschap en liefde hand in hand konden gaan. Emma’s handschrift danste over vergeeld papier: *”Davey, ik doe dit omdat ik van je hou. Omdat ik geloof in wat je probeert te bereiken. Maak je geen zorgen, ik doe het graag.”* Hij herinnerde zich die dag nog precies. Emma, 26 jaar oud, liggend in zijn primitieve tijdoverdrachtmachine in de kelder van zijn laboratoriumpje. Ze had ingestemd met het experiment omdat ze geloofde in zijn visie – een wereld waarin tijd eerlijk verdeeld kon worden. “Hoeveel lever ik in?”, had ze lacherig gevraagd. “Vijf jaar”, had hij geantwoord. “Maar we krijgen er zoveel kennis voor terug. Veel meer dan vijf jaar.” Ze had geknikt, hem vertrouwd, de machine laten zoemen terwijl vijf jaar van haar leven in zijn computers verdwenen. Het experiment was een succes geweest – hij had bewezen dat tijd overdraagbaar was. Maar Emma… De zesentwintigjarige Emma was in in één klap eenendertig geworden. En daarna was haar lichaam snel verouderd, verzwakt, vatbaar geworden voor de kanker die haar tien jaren later zou doden. Hij herinnerde zich de nachten dat hij hier had zitten waken bij Emma’s bed, wetend dat elke ademtocht haar dichter bij de dood bracht. Ze was zo koppig geweest – had geweigerd om tijd terug te kopen, ook al kon hij zich dat makkelijk permitteren. “Het zou niet eerlijk zijn”, had ze gezegd. “Andere mensen hebben die kans niet.” Zelfs terwijl ze op haar doodsbed lag was Emma rechtvaardiger geweest dan hij. Terwijl hij staarde naar Emma’s foto, besefte David de volle omvang van wat hij had gedaan. Hij had zijn eerste liefde gebruikt als proefkonijn. Zijn enige liefde. Hij had haar leven geofferd voor zijn ambities. En toen ze stierf, had hij dat weggedrukt en was doorgegaan zijn imperium op te bouwen. Een imperium gebouwd op Emma’s botten. De foto toonde Emma lachend in het Vondelpark, en legde haar hand beschermend op haar nog kleine buik. Luna was toen nog niet geboren, maar Emma keek al naar de toekomst met de blik van een moeder. En David? Die was toen al te zeer bezig met het commercialiseren van zijn ontdekking om veel aandacht aan zijn persoonlijke leven te besteden. Emma was in de paar jaren die haar restten na de geboorte van Luna een voorbeeldige moeder geweest. David had van de drieëntwintig jaar die hij met Luna had kunnen doorbrengen hooguit enkele dagen aan haar besteed. “Een tijdhandelaar van niets”, dacht hij, “ik ben een tijdhandelaar van niets.” David drukte de foto tegen zijn borst en voor het eerst in lange tijd huilde hij. Hij dronk zijn koffie terwijl hij naar de menigte keek, hun gezichten vertrokken van woede en wanhoop. Ergens daar beneden, wist hij, stond waarschijnlijk Luna. Ze leidde deze protesten al jaren, had een ondergrondse beweging opgebouwd die zijn imperium probeerde te ondermijnen. Zijn dochter. De dochter die hij van afstand had gevolgd maar nooit had durven benaderen. Zijn assistente belde via de intercom: “Meneer Verschoor, uw dochter is hier. Ze… ze lijkt boos.” David voelde zijn maag omdraaien. Na al die jaren kwam Luna eindelijk naar hem toe. “Laat haar binnen. En zorg dat we niet gestoord worden.” De deur vloog open voordat zijn assistente kon reageren. Luna stormde binnen, doorweekt van de regen. Ze was drieëntwintig nu, opvallend mooi zoals Emma was geweest, maar waar Emma warmte had gehad, brandde Luna van koude woede. “Hallo, pap”, zei ze, het woord uitsprekend als een vloek. David stond op van zijn bureau, zijn handen onzeker. Hij had van afstand toegekeken hoe ze opgroeide – discrete betalingen aan haar pleegouders, haar schoolgeld, universiteitsstudies. Maar ze hadden elkaar al jaren niet meer gesproken. “Luna. Je ziet er…” Hij stopte. Wat kon hij zeggen? Dat ze er goed uitzag? Dat hij trots op haar was? Hij had het recht verspeeld om zoiets te zeggen. “Ik zie er wat?” Luna liep naar zijn bureau, waterdruppels achterlatend op het dure tapijt. “Uit als mama? Dat zei u altijd. Alsof dat een compliment was.” David slikte. “Het was een compliment. Je moeder was…” “Dood. Vermoord toen ik acht was.” De woorden troffen David als fysieke slagen. Luna had het altijd geweten – hij had het haar verteld toen ze oud genoeg was, omdat hij dacht dat eerlijkheid beter was dan leugens. Hij had niet voorzien hoeveel pijn die eerlijkheid zou veroorzaken. Hij zweeg. “Ik heb je bericht ontvangen. Ik weet dat je niet meer lang te leven hebt”, zei Luna koud. “Ik kom kijken of je bang bent.” David keek naar zijn dochter – deze prachtige, boze jonge vrouw die zoveel van Emma weg had maar zoveel harder was geworden. “Ik ben bang”, zei hij eerlijk. “Maar niet voor de dood. Ik ben bang dat ik sterf voordat ik het goed kan maken.” Luna lachte – een geluid vol pijn. “Niets kan goedmaken wat jij hebt gedaan. Mama is dood. Ik ben opgegroeid zonder ouders. En miljoenen mensen lijden onder het systeem dat op haar bloed is gebouwd.” “Ik kan haar terugbrengen”, fluisterde David. Luna staarde hem aan. “Wat?” “Tijdreizen. Ik kan teruggaan, haar waarschuwen, voorkomen dat ze meewerkt aan de experimenten.” “Je bent gek.” “Ik ga dood”, zei David. “En ik heb niets meer te verliezen.” Hij had er twintig jaar aan gewerkt, in het geheim, gedreven door een obsessie die hij nooit had durven benoemen: de hoop dat hij op een dag terug kon gaan en Emma kon redden. De machine was prachtig op zijn eigen sinistere manier. Drie verdiepingen hoge spiraaltorens van kristal en metaal, verbonden door leidingen die pulseerden met opgevangen tijd. In het midden stond de Temporale Capsule – een kleine kamer waar een mens kon zitten terwijl de machine hem door de tijd schoot. Om terug te reizen naar 2125 zou hij honderden mensjaren nodig hebben als brandstof. David keek naar de gezichten op zijn schermen – 312 mensen uit de armste wijken. Mensen die hun volledige resterende tijd hadden verkocht in ruil voor geld voor hun families. Aisha Okafor, 23 jaar, geboren in Ghana. Acht jaar verkocht voor 120.000 euro. Haar dossier vermeldde dat ze het geld nodig had voor haar zieke moeder. Met één druk op de knop zou hij meer levens beëindigen dan de meeste natuurrampen. Maar hij zou Emma kunnen redden. “Bevestiging vereist”, zei de computerstem. “Deze transactie zal resulteren in 312 vroegtijdige sterfgevallen.” David dacht aan Emma’s laatste woorden in het ziekenhuis: “Vertel Luna dat ik van haar hou. En vertel haar dat ik het zo zou overdoen.” “Dat doe ik”, had David gefluisterd. — Amsterdam, 2125. David kwam bij in het Vondelpark, zijn lichaam brandend van temporale pijn. Hij krabbelde overeind en keek rond. Dit was Amsterdam zoals het was voordat zijn tijdimperium de stad had veranderd. Jonger, vrolijker, hoopvoller. Hij vond Emma in haar biologielab, druk aan het werk. Toen ze opkeek van haar microscoop en hem zag, verstijfde ze. “David?” fluisterde ze. “Maar je bent… je ziet er zo oud uit.” David keek naar zichzelf in de weerspiegeling van het labraam. Inderdaad: vijfentwintig jaar ouder dan de laatste keer dat Emma hem had gezien, getekend door ziekte en schuld. “Emma”, zei hij. “Ik kom uit de toekomst. Ik ben gekomen om je te redden.” Emma lachte onzeker. “Doe niet zo raar, David. Tijdreizen bestaat niet.” “Het bestaat wel. Omdat jij me gaat helpen het uit te vinden. En daarom ga je dood, Emma. Niet aan kanker. Aan mij.” “Dus je wilt dat ik niet meewerk aan het experiment”, zei ze ten slotte. “Precies. Dan blijf je gezond, krijg je een normaal leven…” “En dan?” onderbrak Emma hem. “Dan geef je het experiment op?” David aarzelde. “Ik… misschien vind ik een andere manier.” Emma schudde haar hoofd. “Nee, David. Ik ken je. Als ik niet meewerk, vind je iemand anders. Een arme student misschien, iemand die het geld nodig heeft. En die persoon sterft in mijn plaats.” “Emma…” “En bovendien”, vervolgde ze, “hoe ben je hier gekomen? Hoeveel mensen zijn er gestorven voor de energie van jouw tijdreis?” David kon haar niet aankijken. “Driehonderdtwaalf.” Emma werd bleek. “Je hebt driehonderdtwaalf mensen vermoord om mij te redden?” “Ik probeer het goed te maken…” “Door het erger te maken!” Emma’s stem brak. Ze liep naar het raam, keek uit over de campus waar studenten lachend liepen. Jonge mensen vol dromen en toekomst. “Er is maar één manier om dit goed te maken”, zei ze zacht. “Wat bedoel je?” Emma draaide zich om. “Ik ga je weer helpen met het experiment.” “Nee!” David sprong overeind. “Dat is precies wat ik probeer te voorkomen!” “Luister naar me”, zei Emma kalm. “Jij hebt nog genoeg temporale energie om terug te gaan naar 2150, toch?” David knikte langzaam. “En in 2150 kun je je eigen bedrijf vernietigen. Van binnenuit. Definitief.” “Maar jij sterft nog steeds…” “Ik sterf sowieso, David. Door jouw experimenten of door natuurlijke oorzaken. Maar als ik meewerk, geef ik jou de kans om je fouten recht te zetten. Om het systeem te vernietigen voordat het meer schade aanricht.” Emma liep naar hem toe, raakte zijn gezicht aan zoals ze dertig jaar geleden had gedaan. “Dit is mijn keuze, David. Niet omdat ik moet, maar omdat ik wil. Voor Luna. Voor alle mensen die lijden onder jouw tijdhandel.” — David keek toe terwijl Emma in de tijdoverdrachtmachine ging liggen. Ze zag er precies uit zoals hij zich herinnerde – dapper, vastberaden, vol liefde. “Vijf jaar”, zei ze. “Net zoals de eerste keer.” “Emma, dit hoeft niet…” “Jawel”, onderbrak ze hem. “Want ik weet wat ik doe. Niet voor jou. Maar omdat het beter is.” De machine zoemde. David zag hoe Emma’s gezicht verouderde, hoe haar huid iets losser om haar heen ging zitten, hoe haar haar een grijstint kreeg. Vijf jaar in vijf minuten. Toen het voorbij was, hielp David haar overeind. Emma wankelde, oud geworden, maar haar ogen stonden vastberaden. “Nu kun je teruggaan”, zei ze. “En alles wat je hebt opgebouwd kapot maken.” “Kom met me mee”, smeekte David. Emma schudde haar hoofd. “Ik hoor hier. We gaan nog een kind krijgen, dat wil ik meemaken. En jij gaat zorgen dat ze een betere wereld krijgt dan ze ooit heeft gekend.” David keerde terug naar 2150. Hij was er niet in geslaagd het verleden te veranderen – Emma had zich nog steeds opgeofferd, ze was nog steeds jong gestorven, Luna was nog steeds wees geworden. Maar hij had wel een kans gekregen. Een kans om verantwoordelijkheid te nemen. Hij zat met Luna in zijn kantoor. “Ik heb met je moeder gesproken”, zei hij. Er viel een stilte, die hij verbrak met: “Ik ga alles stopzetten. Mensen hun tijd terug geven. Dat heb ik haar beloofd.” Luna lachte bitter. “Je gaat je eigen bedrijf vernietigen? Dat geloof ik nooit.” “Ik weet dat ik geen recht heb om het te vragen. Ik weet dat ik geen vader voor je ben geweest. Kom anders kijken. Dan weet je het zeker. Geef me een kans. Dan doen we het precies zoals jij altijd wilde. Zoals je moeder nu ook wil.” Weer een stilte. “Een voorwaarde”, zei ze ten slotte. “Wat je maar wilt”, zei hij. “Je vertelt me alles. Elke leugen, elk geheim, elke smerige deal. Ik wil de waarheid over wat u hebt gedaan.” David knikte. “Akkoord.” “Akkoord”, zei Luna. Ze stond op Luna liep naar de deur, maar bleef staan met haar hand op de klink. “Mama hield van je”, zei ze zacht, zonder om te kijken. “Zelfs toen ze wist dat ze doodging, praatte ze over u met liefde. Ik heb daar nooit iets van begrepen. Nu wel. Ze hield van de man die je had kunnen zijn. Niet van de man die je bent geworden.” Luna opende de deur. “Ik kom morgen terug. Dan beginnen we.” De deur viel dicht achter haar. David bleef alleen achter met het geluid van de regen en het besef dat zijn dochter – nee, Luna – hem een kans gaf die hij niet verdiende. Misschien dat hij op de valreep nog net de vader te worden die hij altijd had moeten zijn. — En zo begonnen David en Luna samen te werken om het tijdhandel-systeem van binnenuit te vernietigen. Ze werkten voorzichtig, systematisch, als chirurgen die een kankergezwel wegsneden. David gebruikte zijn CEO-toegang om alle contracten te annuleren, alle tijdhandel-transacties ongedaan te maken. Luna zorgde dat de tijd terugvloeide naar alle ‘verkopers’ – niet alleen het oorspronkelijke bedrag, maar rente bovenop voor de pijn die ze hadden geleden. “Achtduizend contracten, allen al in Amsterdam”, mompelde Luna, starend naar de cijfers op haar scherm. “Hoeveel mensen heb je beroofd van hun toekomst?” David keek naar de namen en gezichten die over zijn schermen rolden. Elk een verhaal, elk een familie, elk iemand wiens leven hij had verkort voor profit. “Ik dacht dat ik ze hielp”, zei hij zwakjes. “Door hun tijd te stelen?” “Door hun tijd een waarde te geven. Door ze de keuze te geven.” Luna draaide zich naar hem om. “Weet je wat een echte keuze is? Een keuze tussen goede opties. Niet tussen honger lijden of eerder doodgaan.” Ze had gelijk. David zag het nu, met de helderheid van iemand die zijn einde ziet naderen. Hij had mensen geen keuze gegeven – hij had hun wanhoop uitgebuit. “Sarah Janssen”, las Luna voor. “Negentien jaar oud. Verkocht vijftien jaar voor haar vaders medische zorg.” “Ik ken haar”, zei David. “Ik heb haar contract persoonlijk goedgekeurd.” “Bel haar.” “Wat?” “Bel haar. Vertel haar dat haar contract nietig is. Dat ze haar vijftien jaar terugkrijgt.” David aarzelde. “Ik weet niet wat ik moet zeggen.” “Begin met sorry”, zei Luna. David belde het nummer. Na drie keer overgaan nam een jonge vrouw op. “Sarah Janssen?” “Ja? Met wie spreek ik?” “Met David Verschoor. Van TijdStroom Corporation.” Stilte. Toen: “Is er iets mis? Is mijn contract…” “Mevrouw Janssen”, onderbrak David haar. “Uw contract is nietig verklaard. U krijgt uw vijftien jaar terug. En het geld mag u houden.” Meer stilte. David hoorde snikkende geluiden aan de andere kant van de lijn. “Dat kan niet”, fluisterde Sarah. “Dat doen jullie niet. Niemand geeft tijd terug.” “Vandaag wel”, zei David. Toen David ophing, zag hij dat Luna naar hem keek met iets dat leek op trots. Ze werkten dag en nacht. David voelde de tumor groeien, zijn tijd wegtikken, maar voor het eerst in jaren voelde hij dat zijn tijd zinvol besteed werd. Elke telefoon, elke geannuleerd contract, elke teruggegeven seconde was een geschenk. Luna vertelde hem over Emma tijdens de lange nachten. Hoe ze altijd zong tijdens het koken. Hoe ze Davids naam fluisterde in haar slaap, zelfs toen ze al maanden ziek was. Hoe ze Luna had voorbereid op een leven zonder ouders, maar haar ook had geleerd dat familie meer is dan alleen bloedverwantschap. “Ze zei altijd dat je zou terugkomen”, vertelde Luna op een avond terwijl ze wachtten tot een systeem herstart was voltooid. “Niet letterlijk. Maar dat de man die ze had liefgehad ooit zou terugkomen.” “Ben ik dat?” vroeg David. Luna keek hem lang aan. “Je bent een eind op weg.” Ze werkten verder, vernietigden systematisch het imperium dat David had opgebouwd. Niet alleen de contracten, maar de hele infrastructuur. De servers werden gewist. De technologie werd vernietigd. “Het is precisiewerk”, legde David uit terwijl ze de laatste back-ups verwijderden. “We moeten voorkomen dat het systeem ergens anders opnieuw ontstaat.” “Ga je er niet over publiceren? Zodat andere wetenschappers ernaar kunnen kijken?” David schudde zijn hoofd. “Sommige kennis is te gevaarlijk. Sommige uitvindingen moeten met hun uitvinder sterven.” Luna knikte begrijpend. “Zoals de atoombom.” “Dat weet ik niet”, zei David. “Daarover kun je van mening verschillen. Maar deze keer kiezen we ervoor om de kennis te begraven.” Op de laatste dag, toen alle contracten waren geannuleerd en alle systemen vernietigd, stonden David en Luna op het dak van de TijdStroom-toren. Beneden hen strekte Amsterdam zich uit, een stad vol mensen die weer eigenaar waren van hun eigen tijd. “Het is voorbij”, zei Luna. David knikte. Hij voelde zich uitgeput maar vredig. “Je moeder zou trots op je zijn.” “Op ons allebei”, zei Luna. Ze keken naar de zonsondergang over de stad. David voelde de tumor kloppen, zijn tijd bijna op, maar hij was niet bang meer. “Luna”, zei hij. “Ik weet dat ik geen recht heb om het te vragen, maar…” “Ja?” “Mag ik je vader zijn? Voor de tijd die me nog rest?” Luna keek hem aan, haar ogen vol tranen. “Je bent al mijn vader”, zei ze. “Je bent dat altijd geweest. Ik was alleen te boos om het te zien.” Ze omhelsden elkaar terwijl de zon onderging over Amsterdam, vader en dochter verenigd in verlies en liefde. Hij las Emma’s brieven, keek naar foto’s van Luna als kind, probeerde de tijd in te halen die hij had gemist. Luna bezocht hem dagelijks, vertelde hem verhalen over Emma, over hun leven samen. “Ze zong altijd”, vertelde Luna. “Dat lied over tijd als een rivier. ‘Tijd is een rivier die altijd stroomt, liefde een bron die nooit opdroogt.” “Ik ken dat lied”, glimlachte David. “Ze zong het voor mij toen we jong waren.” Op zijn sterfbed hield David een foto van Emma vast – niet de zieke Emma uit zijn herinneringen, maar de jonge Emma vol dromen. “Vergeef me”, fluisterde hij tegen de foto. Luna pakte zijn hand. “Ze heeft je al vergeven, papa. Twee keer: jaren terug en pas geleden.” David Verschoor stierf op 23 december 2150, vervuld van herinneringen aan Emma en de liefde van zijn dochter. Luna begroef hem naast Emma op Zorgvlied. Op de steen liet ze graveren: “David Verschoor, 2097-2150. Wist dat tijd een onbetaalbaar geschenk is.” EINDEDavid werd de volgende ochtend wakker van geschreeuw op straat. Hij liep naar het raam en zag demonstranten verzamelen voor de TijdStroom-toren, hun spandoeken wapperend in de wind: “TIJD IS GEEN HANDELSWAAR”, “STOP DE TIJDDIEFSTAL”, “GEEF ONS ONZE JAREN TERUG”.
Die nacht werkte David in de kelders van zijn toren, omringd door machines die nog nooit een mens had gezien. De Temporale Kernreactor was zijn grootste geheim – echte tijdreistechnologie. Geschikt om veel verder in de tijd te springen dan de kleine commerciële stapjes die hij als handelaar verkocht.
Mohammed el-Kassem, 31 jaar, vluchteling uit Syrië. Twaalf jaar verkocht voor 180.000 euro. Twee kinderen om voor te zorgen.
Sarah Janssen, 19 jaar, Nederlandse studente. Vijftien jaar verkocht voor 225.000 euro. Studieschuld en een vader met dementie.Emma luisterde naar Davids verhaal – over hoe hun experiment zou slagen, hoe zij zou sterven, hoe Luna zou opgroeien als wees, hoe zijn tijdhandel-imperium miljoenen zou schaden.
David bracht zijn laatste weken door in het kleine appartement dat Emma ooit had bewoond. Luna had het bewaard, precies zoals het was toen Emma stierf.
Beelden: zelf gebakken met ChatGPT.
Logo voor de Science Fiction en Romantiek-reeks: zelf gebakken met ChatGPT