Goed Geconserveerd (Een Sci-Fai / Horrorverhaal)

Goed Geconserveerd (Een Sci-Fai / Horrorverhaal)

SciFiHorror

In het hart van Brussel waakt Augustinus Van Der Berg al meer dan twee eeuwen over de stabiliteit van Europa. Als jurist bij DG NEAR lijkt hij de perfecte EU-bureaucraat: ervaren, voorzichtig, toegewijd aan geleidelijke verandering.

Maar Augustinus heeft een geheim.

Wanneer de idealistische tolk Marianne Dubois het waagt te pleiten voor een versnelde toetreding van Noord-Macedonië, ontketent ze een conflict dat veel dieper gaat dan bureaucratische meningsverschillen.

HOOFDSTUK 1: EEN ERVAREN EU-AMBTENAAR

H1 (Aangepast)

Het Berlaymont-gebouw in Brussel ademde Europese geschiedenis. Of misschien is hijgen een beter woord. Kreunen. Want het was niet het soort geschiedenis die in de leerboeken staat, maar de vermoeide, logge, verstikkende geschiedenis van eeuwenlange bureaucratie. Augustinus Van Der Berg stapte door de marmeren gangen alsof hij er thuis was. Niet verwonderlijk, hij werkte er ook al voor ‘Europa’ sinds het congres van Wenen in 1815. Eerst als hoge ambtenaar voor Oostenrijk, later in dienst van de Franse overheid en vervolgens voor de verschillende voorlopers van de Europese Unie.

En nu sinds 1993 voor de EU. Bij het ‘Directorate-General for Neighbourhood and Enlargement Negotiations’, een naam die suggereerde dat zijn Departement belast was met de uitbreiding van EU. De afkorting DG NEAR beviel Augustinus beter. De taak van zijn departement was om landen die tot de EU wilden te vriend te houden. ‘Nabij’, zoals een goede buur betaamt. Maar om ze toe te laten tot het ‘huis van Europa’? Alleen als het onomstotelijk bewezen was dat ze zouden meewerken aan vrede, stabiliteit en welvaart op het oude continent. Alleen als het echt niet anders kon, met andere woorden. Zo zag Augustinus dat tenminste. En hij had ruim 220 jaar ervaring als ambtenaar hoe je onderhandelingen kon laten stuklopen, besluiten kon uitstellen en processen kon vertragen

Zijn kantoor op de derde verdieping van DG NEAR had geen ramen. Dat was geen toeval. De officiële verklaring luidde dat Legal Officer Van Der Berg een “lichtgevoelige huidconditie” had, wat technisch gezien waar was. In elk geval verdroeg hij zonlicht, dat was zeker.

Om vier uur ’s ochtends was hij altijd de eerste op kantoor. Om elf uur ’s avonds meestal de laatste die vertrok. Perfect voor iemand die de Europese bureaucratie mee had helpen uitvinden.

Hij klapte zijn laptop open en bekeek de agenda van Unit D3. Noord-Macedonië. Voor de zoveelste keer. Sinds 2005 kandidaat-lidstaat, en nog steeds worstelden ze met de toetreding. Augustinus glimlachte dunnetjes. Dat ze daar al 30 jaar op toetreding tot de EU wachtten was niet bepaald toevallig.

“Meneer Van Der Berg?”

Hij keek op. In de deuropening stond een jonge vrouw met donker haar en felle ogen. Ze droeg de blauwe badge van een freelance tolk.

“Marianne Dubois”, zei ze, terwijl ze haar hand uitstak. “Ik ben de nieuwe tolk voor de Noord-Macedonische onderhandelingen.”

Augustinus schudde haar hand. Warm bloed, jong bloed. Hij rook het idealisme dat ze verspreidde. Een onrijpe geur, een net iets te penetrant parfum. “Aangenaam. Uw eerste dag?”

“Eigenlijk mijn derde week, maar we hebben elkaar nog niet ontmoet.” Ze ging onuitgenodigd zitten. “Ik wilde u iets vragen over de toetredingsonderhandelingen.”

Augustinus leunde achterover. In zijn ervaring begonnen de beste maaltijden altijd met een vraag.

“Natuurlijk. Waarmee kan ik helpen?”

“Steunt u de toetreding van Noord-Macedonië?”

Directe vraag. Geen omhaal, geen diplomatie. Dat was… ongewoon.

“Dat is een complexe kwestie”, begon hij. “Er zijn vele juridische aspecten die – “

“Dat is geen antwoord.”

Augustinus pauzeerde. In de meer dan 200 jaar dat hij dit werk deed had hij geleerd dat de juiste blik, de juiste toon, mensen deed terugkrabbelen. Marianne bleef hem strak aankijken.

“Ik geloof in zorgvuldige voorbereiding”, zei hij uiteindelijk. “Overhaaste uitbreiding kan schade toebrengen aan de stabiliteit die Europa heeft opgebouwd.”

“Stabiliteit.” Ze herhaalde het woord alsof het een vloek was. “Noord-Macedonië wacht nu al dertig jaar. Hoeveel langer is ‘zorgvuldig’?”

“Mevrouw Dubois, ik begrijp uw enthousiasme, maar – “

“Mijn enthousiasme?” Ze stond op. “Dit gaat niet om enthousiasme. Dit gaat om democratie. Dit gaat om mensen die al decennia vechten voor erkenning, voor lidmaatschap, voor gelijkwaardigheid.”

Augustinus voelde iets wat hij jaren niet had gevoeld: verrassing. Meestal was dit het moment waarop jonge idealisten hun toon verlaagden, hun excuses aanboden en beloofden dat ze zouden proberen het ‘beter te begrijpen’.

Marianne deed niets van dat alles. Meteen al ruzie maken op haar eerste dag! Wat een heetbloedige vrouw!

“Ik ga een voorstel schrijven”, zei ze. “Voor versnelde toetreding. Juridisch onderbouwd, praktisch, goe  uitvoerbaar. Zou u bereid zijn dat te beoordelen?”

“Natuurlijk”, zei Augustinus automatisch. “Dat is mijn taak.”

“Mooi.” Ze liep naar de deur, draaide zich toen om. “En meneer Van Der Berg? Mensen zoals u zijn er al honderden jaren geweest. Maar u kunt de vooruitgang niet eeuwig tegenhouden.”

De deur viel achter haar dicht.

Augustinus staarde naar de plek waar ze had gestaan. ‘Eeuwig’.  Had ze dat echt gezegd?

Hij schudde zijn hoofd. Toeval. Een uitdrukking.

Maar diep in zijn oude, koude hart voelde hij iets bewegen. Iets wat hij niet had gevoeld sinds de val van Napoleon.

Angst.

HOOFDSTUK 2: IN DE KELDERS VAN HET BERLAYMONT-GEBOUW 

H2 (Aangepast)Die avond, toen het gebouw verlaten was, wandelde Augustinus door de kelders van het Berlaymont-gebouw. Officieel bestonden deze ruimtes niet. Officieel was er alleen maar technische opslag en archieven.

Officieel leefde er ook geen 246 jaar oude vampier in het hart van de Europese bureaucratie.

De kelders waren zijn domein. Hier bewaarde hij zijn echte archief: persoonlijke aantekeningen over eeuwen Europese politiek, over de kunst van het vertragen van vooruitgang, over de elegante manier waarop revolutionaire energie kon worden omgezet in procedurele inertie.

Hier had hij de plannen gelegd voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal – een meesterwerk van bureaucratische complexiteit dat ervoor had gezorgd dat de economische en politieke integratie van Europa decennia zou duren in plaats van jaren.

Hier voedde hij zich.

In de hoek van zijn privékantoor stond een kleine koelkast. Medische bloedzakken, officieel bestemd voor zijn ‘anemie’. Maar de echte delicatesse, de echte voeding, kwam van de jacht.

Augustinus opende een dossier. Thomas Müller, 23, stagiair bij Unit D3. Idealistische plannen voor ‘directe democratie binnen Europese structuren.’ Officieel teruggekeerd naar Duitsland wegens ‘familie-omstandigheden.’

In werkelijkheid: goed geconserveerd in Augustinus’ vrieskist.

Hij had geleerd dat een vampier die zich voedde met bloed alleen maar overleefde. Maar een vampier die zich voedde met hoop, met idealisme, met de warme energie van jonge mensen die geloofden dat zij de wereld konden veranderen? Die floreerde.

Het mooiste was dat hij hun idealen niet hoefde te vernietigen. Hij hoefde ze alleen maar te kanaliseren. Naar rapporten die niemand las. Naar commissies die niets beslisten. Naar procedures die eindeloos duurden.

Het systeem was zijn kunstwerk. Europa zijn canvas.

Maar Marianne…

Augustinus fronste. Er was iets aan haar wat hem zorgen baarde. Niet alleen haar directheid – hij had eerder directe mensen meegemaakt. Het was haar… categorische afwijzing van zijn autoriteit. Alsof ze hem doorzag.

Hij opende zijn laptop en typte haar naam in het interne systeem.

Marianne Dubois. Afgestudeerd in Europese Studies aan Sciences Po. Sprak vloeiend zes talen. Specialisatie: Balkanpolitiek. Geen familie binnen het ambtelijke apparaat van de EU. Geen politieke connecties van betekenis. Geen kruiwagens.

Op papier was ze perfect normaal. Een van de duizenden jonge professionals die naar Brussel kwamen om de wereld te veranderen.

Maar er was iets…

Augustinus scrollde door haar beoordelingen, haar referenties, haar werkgeschiedenis. Alles klopte. Alles was normaal.

Te normaal.

Hij leunde achterover in zijn stoel. In vijf eeuwen had hij geleerd op zijn instinct te vertrouwen. En zijn instinct zei hem dat Marianne Dubois gevaarlijker was dan ze leek.

Veel gevaarlijker.

Zijn telefoon zoemde. Een bericht van een collega: “Nieuwe stagiair bij Unit D3 wil je graag ontmoeten. Erg enthousiast over Balkanuitbreiding. Denk dat jullie veel gemeen hebben.”

Augustinus glimlachte.

Misschien was het tijd voor een snack.

HOOFDSTUK 3: EEN OVERENTHOUSIASTE STAGIARE

H3 (Aangepast)Elena Rosetti was vierentwintig en geloofde dat Europa de mooiste idee was die de mensheid ooit had bedacht. Ze vertelde dit aan Augustinus tijdens hun eerste ontmoeting, op dinsdag om acht uur ’s avonds, toen de rest van Unit D3 allang naar huis was.

“Ik weet dat het naïef klinkt”, zei ze, terwijl ze door zijn kantoor ijsbeerde. “Maar wanneer ik aan Europa denk, denk ik aan mijn grootmoeder. Die had de laatste wereldoorlog nog meegemaakt. Ze had gezien hoe buren elkaar vermoorden om hun nationaliteit. En nu…” Ze gebaarde naar het raam. “Nu kunnen haar kleinkinderen en achterkleinkinderen vrij reizen, vrij studeren, vrij leven waar ze willen.”

Augustinus knikte begripvol. “Een mooie gedachte.”

“Het is meer dan een gedachte. Het is een belofte. En die belofte geldt ook voor de Balkanlanden. Voor Noord-Macedonië, voor – “

“Natuurlijk”, onderbrak Augustinus zachtjes. “Maar Rome werd ook niet op één dag gebouwd.” Hij glimlachte. “Mevrouw Rosetti, ik merk dat u… gepassioneerd bent over deze kwestie.”

“Gepassioneerd is het juiste woord.”

“Misschien kunnen we die passie kanaliseren. Ik werk aan een rapport over de juridische aspecten van de toelating van Macedonië. Bent u geïnteresseerd in medewerking?”

Elena’s ogen lichtten op. “Natuurlijk! Wanneer kunnen we beginnen?”

“Nu, als u tijd heeft.”

“Ik heb altijd tijd voor Europa.”

Augustinus stond op en liep naar zijn dossierkast. “Uitstekend. Laten we beneden werken, waar we niet gestoord worden.”

Drie uur later, in de kelders van het Berlaymont, was Elena Rosetti’s passie voor Europa definitief gekanaliseerd.

Augustinus voelde zich verkwikt terwijl hij terugliep naar zijn kantoor. Jong bloed was altijd het beste, maar idealistisch bloed was ambrosia. Elena had hem meer energie gegeven dan hij in maanden had gehad.

Hij opende zijn computer om haar “ziekte-afmelding” in te voeren – een standaardprocedure die hij had geperfectioneerd – toen hij een bericht zag van Marianne.

“Heb u Elena Rosetti gezien? Ze had vanmiddag een afspraak met u, maar is niet thuisgekomen. Haar huisgenoten maken zich zorgen.”

Augustinus fronste. Hoe wist Marianne van zijn afspraak met Elena? Die stond niet in het officiële systeem.

Hij typte een antwoord: “Mevrouw Rosetti vertrok rond negen uur. Leek zich niet goed te voelen. Mogelijk griep.”

Het antwoord kwam binnen minuten: “Dank u. Ik zal haar morgen opzoeken.”

Augustinus staarde naar het scherm. Er was iets aan Marianne’s toon, zelfs in een simpel bericht, dat hem verontrustte. Alsof ze meer wist dan ze liet merken.

Hij schudde zijn hoofd. Paranoia. Na al die jaren van geheimhouding zag hij overal complotten.

Maar terwijl hij het gebouw verliet, kon hij het gevoel niet van zich afschudden dat er iets was veranderd. Iets belangrijks.

Voor het eerst in decennia voelde hij zich opgejaagd.

HOOFDSTUK 4: EEN ONTDEKKING

H4 (Aangepast)Elena Rosetti werd officieel nooit vermist verklaard. Officieel was ze teruggekeerd naar Italië wegens ‘familie-omstandigheden’. Haar huisgenoten accepteerden deze verklaring niet, maar wat konden ze doen? Mensen verdwenen voortdurend uit Brussel – terug naar huis, naar andere banen, naar andere dromen. Niemand die ervan opkeek.

Maar Marianne legde zich er niet bij neer. 

Augustinus merkte dit voor het eerst toen hij haar aantrof in Elena’s verlaten kantoorruimte, drie dagen nadat die was ’teruggekeerd’.

“Kan ik u helpen?” vroeg hij vanuit de deuropening.

Marianne keek niet op van Elena’s bureau. “Eigenlijk wel. Elena vertelde me over jullie afspraak. Over het rapport waaraan jullie zouden werken.”

“Natuurlijk. Helaas werd ze ziek voordat we veel konden bereiken.”

“Ziek.” Marianne opende een bureaulade. “Wat voor ziekte precies?”

“Griep, geloof ik. Niets ernstigs.”

“Hmm.” Ze haalde een notitieblok tevoorschijn. “Ze schreef hier iets interessants. ‘A.vdB – vergadering 20:00.’ Dat bent u toch? Augustus van der Berg?”

Augustinus voelde zijn kaakspieren verstrakken. “Mogelijk. We hadden inderdaad een vergadering gepland.”

Marianne klapte het notitieblok dicht en keek hem voor het eerst recht aan. “Weet u, meneer Van Der Berg, ik vind het merkwaardig dat Elena zo plotseling verdween. Juist zij. Iemand die er zo naar uitkeek hier te werken.”

“Mensen veranderen van gedachten.”

“Elena niet. Elena was het type dat zou blijven vechten tot haar laatste ademtocht.”

Er viel een stilte. Augustinus merkte dat zijn handen koud aanvoelden – kouder dan normaal.

“Mevrouw Dubois”, zei hij uiteindelijk, “ik begrijp uw bezorgdheid. Maar Elena maakte haar eigen keuzes. Net zoals u de uwe maakt.”

“Ja”, zei Marianne. “Net zoals ik de mijne maak.”

Ze liep langs hem heen, stopte bij de deur. “Overigens, dat rapport waar Elena aan ging werken? Ik neem het over. Pro-bono. In haar nagedachtenis.”

“Dat is niet nodig – “

“Ik sta erop.”

En toen was ze weg, Elena’s notitieblok in haar hand.

HOOFDSTUK 5: YOUROPA

H5 (Aangepast)De volgende week ontdekte Augustinus wat Marianne bedoelde met ‘het rapport overnemen’.

Ze werkte niet alleen.

Het begon klein. Een WhatsApp-groep genaamd ‘Youropa’met zeventien leden – tolken, stagiairs, junior policy officers. Allemaal mensen uit verschillende units, verschillende directoraten. Allemaal verbonden door één ding: ze geloofden in snelle politieke veranderingen.

Augustinus ontdekte de groep door een toevallige glimp van Marianne’s telefoon tijdens een vergadering. Een constante stroom berichten, links, documenten. Activiteiten die nooit stopten. Een nachtmerrie voor iemand als Augustinus.

Toen hij probeerde Marianne onder vier ogen te spreken, verwees ze hem naar ‘de groep’. Toen hij probeerde de groep te benaderen via officiële kanalen, kreeg hij juridisten te spreken van NGO’s waar hij nog nooit van had gehoord.

Binnen twee weken hadden ze een voorstel geschreven voor een versnelde toetreding van Noord-Macedonië. Niet het gebruikelijke academische rapport vol mitsen en maren, met voorbehouden en uitzonderingen en met als belangrijkste conclusie dat ‘nader onderzoek gewenst’ was. Nee, dit rapport mondde uit in  een concreet stappenplan met duidelijke doelstelling en deadlines. 

“We presenteren het volgende week aan Directeur-Generaal Hartman”, vertelde Marianne hem tijdens een korte ontmoeting in de kantine.

“Interessant”, zei Augustinus. “Hartman houdt van traditionele procedures.”

“Dan wordt het tijd dat hij leert van nieuwe.”

Augustinus nam een slok koffie. “Mevrouw Dubois, mag ik u een vriendschappelijk advies geven?”

“Natuurlijk.”

“Europa is als een oud gebouw. Je kunt het renoveren, maar je moet voorzichtig zijn. Trek te hard aan de verkeerde steen en het hele bouwwerk stort in.”

Marianne glimlachte. “Weet u wat het mooie is aan oude gebouwen, meneer Van Der Berg? Soms ontdek je dat de ‘fundamenten’ die iedereen zo belangrijk vindt, eigenlijk gewoon rottende houten planken zijn. En dat het gebouw er veel sterker van wordt als je die vervangt.”

HOOFDSTUK 6: OP JACHT

H6 (Aangepast)Die nacht ging Augustinus op jacht.

Hij had het drie weken uitgesteld, maar de spanning van Marianne’s groep, het gevaar dat hij voelde, eiste zijn tol. Hij had voeding nodig. Echte voeding.

Rond middernacht wandelde hij door de straten rond het Europese kwartier. Hier, in de bars en cafés die nooit sloten, vond hij altijd wel iemand. Een stagiair die te veel had gedronken. Een toerist die verdwaald was. Iemand die niet gemist zou worden, tenminste niet meteen.

Hij vond haar bij het Delirium Café. Jonge vrouw, alleen, Oosteuropees accent. Ze probeerde in gebroken Engels de weg te vragen naar het hostel.

“Kan ik u helpen?” vroeg Augustinus in vloeiend Bulgaars.

Haar ogen lichtten op van opluchting. “O, dank u! Ik ben verdwaald en mijn telefoon is leeg en – “

“Geen probleem. Ik werk bij de EU. Ik breng u wel naar uw hostel.”

Twintig minuten later, in een donker steegje drie straten verderop, was het voorbij.

Augustinus voelde de warme energie door zijn aderen stromen. De pure kracht van jong leven. Het zou hem de komende dagen helpen om helder te denken over wat te doen met Marianne.

Hij was bezig de sporen uit te wissen toen haar telefoon zoemde.

Een bericht in een groepsapp. “Heeft iemand Sofiya gezien? Ze zou om 10 uur terug zijn in het hostel.”

Augustinus fronste. Sofiya? Hoe wisten zij van haar bestaan?

En toen nog een bericht: “Dit is al de derde deze maand. Iemand jaagt op jonge EU-medewerkers.”

Augustinus staarde naar de telefoon van Sofiya. De derde? Hoe wisten ze dat? Daar moest hij nog eens goed over nadenken. Niet nu, nu moest hij verder gaan met ‘opruimen’. 

Maar het was al te laat. Het steegje was verlaten. Geen lichaam. Wel wat bloed, een kleine plas braaksel en een losse schoen.

Voor het eerst in meer dan twee eeuwen had Augustinus Van Der Berg gefaald bij de jacht.

HOOFDSTUK 7: EEN PROBLEEM

H7 (Aangepast)

“De politie denkt aan een seriemoordenaar”, zei Marianne de volgende ochtend. Ze zat in zijn kantoor, notitieblok in hand, alsof ze een interview afnam.

“Verschrikkelijk”, mompelde Augustinus, terwijl hij probeerde te begrijpen wat er was misgegaan. “Hoe gaat het met het slachtoffer?”

“Sofiya? Ze herinnert zich weinig. Zegt dat iemand haar hielp met de weg, daarna black-out. Wel vreemd – ze had bijna geen bloed meer toen ze gevonden werd.”

Augustinus probeerde zijn gezicht neutraal te houden. “Intern bloedverlies?”

“De dokters begrijpen het niet. Het was alsof…” Marianne pauzeerde. “Alsof iemand haar bloed had gedronken.”

De stilte die volgde duurde te lang.

“Mevrouw Dubois”, zei Augustinus uiteindelijk, “ik hoop niet dat u middeleeuwse bijgeloven serieus neemt.”

“O nee”, zei Marianne. “Ik neem veel recentere dingen serieus. Zoals het feit dat Elena verdween na een afspraak met u. Zoals het feit dat u ’s nachts door de stad wandelt. Zoals het feit dat er geen foto’s van u bestaan van voor 1990.”

Augustinus’ hand verstakte rond zijn koffiekop. “Ik ben niet fotogeniek.”

Marianne stond op. “Weet u wat ik denk, meneer Van Der Berg?”

“Vertel.”

“Ik denk dat u een probleem heeft. En ik denk dat mijn groep dat probleem gaat oplossen.”

Ze liep naar de deur, draaide zich om. “Overigens, onze presentatie aan Directeur-Generaal Hartman is morgen. We nodigen u van harte uit.”

De deur viel dicht.

Augustinus bleef lange tijd zitten, en staarde naar de plek waar ze had gestaan. Voor het eerst in zijn lange vampierleven voelde hij zich… belaagd.

Marianne wist het. Misschien niet alles, maar genoeg. En haar groep – die vervloekte horizontale organisatie – was als een web dat langzaam om hem heen werd gesponnen.

Hij moest iets doen om er niet in verstrikt te raken. Iets drastisch.

Hij pakte zijn telefoon en belde een nummer dat hij in jaren niet had gebruikt.

“Beveiliging? Met Van Der Berg, Legal Affairs. Ik wil een achtergrondonderzoek naar een medewerker. Mogelijk veiligheidsrisico.”

HOOFDSTUK 8: DE KWESTIE NOORD-MACEDONIË

H8Marianne’s presentatie aan Directeur-Generaal Hartman was een compact en elegant meesterwerk. In minder dan twintig minuten legde ze precies uit hoe Noord-Macedonië binnen achttien maanden volledig kon toetreden, met concrete stappen, tijdlijnen, en budgettering.

Augustinus zat achter in de vergaderzaal en observeerde. Hartman – een man die hij kende sinds diens tijd als junior officer in de jaren negentig – knikte steeds enthousiaster.

“Indrukwekkend”, zei Hartman toen Marianne klaar was. “Dit is het soort innovatief denken waar we behoefte aan hebben.”

“Dank u”, zei Marianne. “We staan klaar om het plan te implementeren.”

“Natuurlijk moeten we het eerst laten beoordelen door Legal Affairs.” Hartman keek naar Augustinus. “Van Der Berg? Uw eerste indruk?”

Augustinus stond op. Alle ogen in de zaal richtten zich op hem. Marianne’s blik was onleesbaar.

“Het is zeker… ambitieus”, begon hij. “Maar ik zie enkele juridische problemen. De Artikel 49-procedures, de unanimiteitsregels, de implementatie van de voorstellen. Dit gaat zomaar niet. Voor je het weet ben je toch weer jaren verder.”

“Jaren die Noord-Macedonië niet heeft”, onderbrak Marianne.

Augusinus dreunde zijn lesje op: “Veranderingen horen er misschien bij. Maar om het goede te behouden moet je oppassen voor te snelle veranderingen.” Hij keek Marianne aan en stak zijn vinger in de lucht. “Langzaamaan breekt het lijntje niet”, zei hij vaderlijk, met een milde spot.

“Waarom?” vroeg ze plotseling. “Wie heeft bepaald dat verandering langzaam moet gaan?”

Augustinus voelde alle ogen op hem. “Ervaring. Geschiedenis. Voorzichtigheid.”

“Wiens ervaring? Wiens geschiedenis?” Marianne liep naar het midden van de zaal. “Meneer Van Der Berg, met alle respect, u spreekt alsof u persoonlijk aanwezig was bij elk EU-verdrag van de afgelopen vijftig jaar.”

Een paar mensen grinnikten. Augustinus niet.

“Ik bestudeer de geschiedenis grondig.”

“Dat geloof ik graag. Maar kennis van de geschiedenis is niet hetzelfde als wijsheid. En voorzichtigheid is niet hetzelfde als angst.”

De zaal was stil. Hartman keek ongemakkelijk tussen hen in.

“Mevrouw Dubois”, zei Augustinus langzaam, “ik denk dat u onderschat hoe complex – “

“Nee”, onderbrak ze. “Ik denk dat u onderschat hoe moe mensen zijn van de complexiteit die wordt gebruikt om simpele dingen onmogelijk te maken. Moe van moeilijkdoenerij.”

Ze draaide zich naar Hartman. “We vragen geen goedkeuring. We informeren u over onze plannen. Over drie weken beginnen we met directe samenwerking met Noord-Macedonische instellingen, buiten de officiële onderhandelingskanalen om.”

“Dat is ongehoord”, zei Augustinus. “U kunt niet… “

“Jawel, kunnen we wel.” Marianne glimlachte. “We werken met NGO’s, denktanks en academische instellingen. Met ambtenaren die niet zo star zijn.  Politici met oog voor de toekomst. Allemaal volledig legaal.”

Augustinus voelde het net om zich heen sluiten. Ze hadden hem omzeild. Niet verslagen. Genegeerd.

“Meneer Van Der Berg”, zei Hartman, “ik denk dat we deze nieuwe benadering serieus moeten overwegen.”

“Natuurlijk”, zei Augustinus. “Ik zal het juridisch onderzoeken.”

Maar terwijl de vergadering afliep, wist hij dat juridisch onderzoek nutteloos was. Marianne’s groep opereerde binnen de letter van de wet, maar buiten de geest van het systeem waar hij meer dan twee eeuwen aan had meegebouwd.

Hij moest andere methoden gebruiken.

Hij moest gevaarlijker worden.

HOOFDSTUK 9: EEN INBRAAKPOGING

H9 (Aangepast)

Die avond brak Augustinus in Marianne’s appartement in.

Het was eenvoudig genoeg. Vampiers hebben bepaalde voordelen: kracht, snelheid en de in de loop van honderden jaren opgedane behendigheid om sloten open te breken.

Marianne’s woonruimte was typisch voor een jonge professional in Brussel: klein, netjes, vol boeken over de Europese politiek. Hij doorzocht methodisch haar bureau, haar laptop, haar telefoon en een kast met dossiermappen.

Wat hij vond, verontrustte hem diep.

Marianne’s groep was veel groter dan hij had gedacht. Youropa bestond niet uit zeventien mensen, maar zeventig. Verspreid over alle EU-instellingen, verschillende landen, verschillende niveaus. Ze hadden een netwerk gebouwd dat zich uitstrekte van Brussel tot Skopje. Het netwerk bestond uit allerlei mensen, van academici tot activisten.

En ze wisten dingen. Over hem.

In een versleuteld document vond hij zijn naam, naast die van andere ‘blokkeerders’, zoals ze EU-officials die systematisch vooruitgang tegenhielden aanuidden. Maar zijn profiel was anders. Gedetailleerder.

“A. van der Berg: Mogelijk onnatuurlijk lange levensduur. Geen foto’s van voor 1990. Verdwijningen correlleren met zijn aanwezigheid. Onderzoek aangaande paranormale verklaringen lopende.”

Paranormale verklaringen.

Augustinus sloot de laptop. Voor het eerst in meer dan twee eeuw voelde hij pure, onversneden paniek.

Ze wisten het. Misschien niet alles, maar genoeg. Te veel.

Hij hoorde voetstappen op de trap. Marianne, thuiskomend van werk. Hij had enkele seconden om te ontsnappen. Dat kon nog net.

Maar in plaats van te vluchten, besloot hij zich in de slaapkamerkast te verstoppen.

Hij wilde horen wat ze van plan was. Hoe ze zou reageren op de inbraak. Op de sporen die overduidelijk had achtergelaten: een geforceerd slot, een openstaande deur, een overhoop gehaalde kamer.

Marianne kwam binnen, zag meteen de rommel. Maar de paniekaanval die hij had verwacht bleef uit. Hij hoorde hij iets wat veel erger was: voldoening.

“Eindelijk”, zei ze tegen zichzelf. “Nu weten we het zeker.”

Ze pakte haar telefoon. “Hij heeft toegehapt. Ja, precies zoals we hoopten. De kast? Natuurlijk checkte hij de kast. Het dossier lag er klaar voor hem.”

Augustinus bevroor. Een val. Het was allemaal een val geweest.

“Nee, laat maar. Hij luistert waarschijnlijk mee. Hallo, meneer Van Der Berg”, zei ze tegen de slaapkamerkast. “Komt u eruit, of blijft u zich verstoppen zoals u de laatste tweehonderd weet ik hoeveel jaar hebt gedaan?”

Langzaam opende Augustinus de kastdeur.

Marianne stond in het midden van de kamer, volkomen kalm. “Weet u wat het mooie is aan netwerken, meneer Van Der Berg? Ze leren. Ze passen zich aan.”

“Wat wilt u?”

“Hetzelfde als altijd. Noord-Macedonië’s toetreding. Europa’s vooruitgang. Geen obstructpogingen meer..”

“En als ik weiger om mee te werken?”

Marianne glimlachte. “Niet erg. We zijn al begonnen. U kunt ons niet tegenhouden.”

HOOFDSTUK 10: EEN FUNCTIONERINGSGESPREK

H10 (Aangepast)De volgende ochtend probeerde Augustinus Marianne’s toegangsbewijs tot het Berlaymont-gebouw in te trekken.

De aanvraag werd binnen een uur afgewezen. Onvoldoende aanleiding.

Hij probeerde haar overgeplaatst te krijgen naar een andere unit.

Afgewezen. Personeelstekort bij D3.

Hij probeerde haar contract niet te verlengen.

Afgewezen. Uitstekende beoordelingen van haar direct leidinggevenden.

Elke bureaucratische route die hij probeerde, werd geblokkeerd. Niet door een persoon die hij kon benaderen, maar door het systeem zelf. Alsof Marianne’s netwerk het van binnenuit had overgenomen.

Rond de middag besefte hij de waarheid: ze hadden het systeem niet verslagen. Ze waren het systeem geworden.

Die avond, terwijl hij in zijn kantoor zat te broeden op zijn opties, werd er geklopt.

“Binnen.”

Tot zijn verrassing was het Hartman.

“Augustus, we moeten praten.”

“Natuurlijk.”

Hartman sloot de deur, ging zitten. “Er is een probleem.”

“Waarmee?”

“Met jou.”

Augustinus voelde zijn oude instincten ontwaken. “Ik begrijp niet…”

“Er zijn beschuldigingen. Ernstige beschuldigingen.” Hartman legde een dossier op het bureau. “Betrokkenheid bij verdwijningen van collega’s. Misbruik van je positie. En… andere dingen.”

“Andere dingen?”

“Augustus, hoe lang werk je hier al?”

“Sinds 1993.”

“Volgens je dossier. Maar er zijn mensen die beweren je te kennen van veel langer geleden. Sommigen zeggen van de jaren zeventig. Anderen van de jaren vijftig.”

Augustinus zei niets.

“Er is zelfs iemand – een gepensioneerde archivis – die zweert dat hij je in 1962 heeft ontmoet, en dat je er toen al uitzag zoals nu. Leeftijdloos.”

“Mensen vergissen zich.”

“Misschien.” Hartman leunde achterover. “Maar gezien de beschuldigingen, en gezien de spanning met Marianne’s team, denk ik dat het beter is als je een stapje terug doet.”

“Terug?”

“Verlof. Met behoud van salaris. Totdat de kwestie is opgehelderd.”

Augustinus staarde naar zijn supervisor. Iemand die hij had zien groeien van stagiair tot directeur-generaal, iemand wiens carrière hij zorgvuldig had begeleid.

“En als ik weiger?”

“Dan moeten we langs de officiële kanalen.”

Er viel een lange stilte.

“Verlof dus. Hoe lang?” vroeg Augustinus uiteindelijk.

“Hangt ervan af. Tot Noord-Macedonië is toegelaten? Tot Marianne weg is?”

Augustus knikte langzaam. “Ik begrijp het.”

Maar wat hij werkelijk begreep was dit: zijn tijd was voorbij. Het systeem dat hij in de loop van al die jaren mede had opgebouwd en had beheerst, had zich tegen hem gekeerd.

Het was tijd om te veranderen als hij wilde blijven.

HOOFDSTUK 11: BEZINNING

H11 (Aangepast)

Gedwongen verlof gaf Augustinus iets waar hij ondanks zijn hoge leeftijd altijd te weinig van had gehad: tijd om na te denken.

Hij bracht zijn dagen door in de kelders van het Berlaymont-gebouw. Hij was met verlof, maar was nog steeds in bezit van zijn toegangspas. Misschien waren ze vergeten zijn pas onklaar te maken, het zou niet de eerste keer zijn. Of misschien waren ze er nog niet aan toe gekomen. Bureaucratieën werken nu eenmaal langzaam, wist Augustus als geen ander. Deze ambtelijke molen kon hem niet langzaam genoeg malen, dan kon hij zich tenminste hier ondergronds verschuilen.

Hier, tussen zijn archieven, probeerde hij te begrijpen wat er was misgegaan.

Het probleem was niet Marianne zelf. Hij had eerder charismatische tegenstanders gehad. Napoleon, Bismarck. Hij had de val van het Habsburgse Rijk overleefd. De opkomst van hat Nationaal-Socialisme en het Communisme. De val van het Nationaal-Socialisme en het Communisme. Zelfs de vroege Europese federalisten zoals Monnet en Schuman hadden zijn tanden op hem stuk gebeten. Bij wijze van spreken dan, grimlachte hij. Hij had geleerd hen te beheersen, hun energie te kanaliseren, hun visies te temperen.

Wat hem verontrustte was ook niet dat Marianne een hele groep om zich heen had – jonge mensen vormden altijd groepjes. Het was hoe ze te werk gingen.

Traditionele macht werkte verticaal: beïnvloed de leider, en de rest volgt. Augustinus had eeuwenlang leiders beïnvloed, gemanipuleerd, gevoed. Maar Marianne’s netwerk had geen leider. Het was horizontaal, gedecentraliseerd, zelfreparerend. Sla één kop af, twee nieuwe verschijnen. ‘Youropa’ noemde de beweging zichzelf. ‘Medusa’ leek hem toepasselijker. Zijn traditionele tactieken – de juiste persoon benaderen, druk uitoefenen op de beslisser, een cruciale commissievergadering beïnvloeden – zouden nooit werkten in een groep zonder hiërarchie. Hoe kon hij zorgen dat onderhandelingen stukliepen, besluiten werden uitgesteld en processen vertraagd? Deze groep was veel te versnipperd. Veel te ongrijpbaar. Te oncontroleerbaar. Hij kon niet winnen.

Hij opende zijn laptop om na te gaan waar Marianne en Youropa mee bezig waren. Wat hij vond, vervulde hem met een wee gevoel, iets tussen bewondering en afschuw. Ze waren begonnen met Noord-Macedonië, maar dat was slechts een eerste stap geweest. Hun netwerk breidde uit naar andere blokkades, andere ‘conservatieve’ ambtenaren en politici die vooruitgang tegenhielden. Ze hadden dossiers over dozijnen van zijn soortgenoten – niet allemaal vampiers, maar allemaal mensen die het systeem gebruikten om veranderingen tegen te werken.

 Augustinus besefte dat hij niet hun einddoel was. Hij was hun ’test case’. En de toelating van Noord-Macedonië een ‘pilot’.

HOOFDSTUK 12: VOOR HET BLOK

h12 (Aangepast)Die nacht ging hij weer op jacht.

Niet uit honger – hij had nog energie van zijn mislukte aanval op Sofiya. Uit frustratie. Uit woede. Uit de behoefte om controle te voelen over iets, wat dan ook.

Hij vond zijn prooi bij het Flagey plein: een jonge activiste die pamfletten uitdeelde voor een klimaatprotest. Idealistisch, gepassioneerd, alleen.

Perfect.

“Interessante informatie”, zei Augustinus terwijl hij een pamflet aannam.

“Dank je! Kom je naar de demonstratie zaterdag?”

“Misschien. Ik werk bij de EU. Altijd geïnteresseerd in jonge burgers.”

Het meisje – Lisa, volgens haar naamplaatje – lichtte op. “Echt waar? Wat voor functie?”

“Juridisch adviseur. Misschien kunnen we ergens rustig praten? Ik zou graag meer horen over jullie plannen.”

Twintig minuten later, in een verlaten steegje, was Augustinus eindelijk weer in controle.

Tenminste, dat dacht hij.

Toen hij zijn tanden in Lisa wilde zetten, steeg er een applaus op. Hij werd verblind door het licht van zaklampen en de flitsen van mobiele telefoons.

“Indrukwekkend”, zei een stem vanuit de schaduwen. “Echte vampiermoves. Lokken, isoleren, aanvallen.”

Marianne stapte het licht in, gevolgd door twee andere mensen die Augustinus herkende van haar team.

“Wat – hoe – “

“We volgen u al weken”, zei Marianne. “Elk patroon, elke gewoonte. U bent heel voorspelbaar voor iemand die eeuwenlang heeft overleefd.”

Een van haar metgezellen – een blonde man met een camera – begon foto’s te maken.

“Bewijs”, legde Marianne uit. “Voor het geval dat.”

Augustinus liet Lisa los. “Wat willen jullie?”

“Hetzelfde als altijd. Uw medewerking.”

“En als ik weiger?”

Marianne wees naar Lisa. “Dan zorgen we ervoor dat uw verhaal bekend wordt. In alle details. Met bewijs.”

“Niemand zal jullie geloven.”

“Misschien niet. Maar het zal wel interessant zijn om te zien hoe de Europese Commissie reageert op beschuldigingen van vampirisme.” Ze glimlachte. “Zelfs als ze het niet geloven, zult u de publiciteit niet overleven.”

Augustinus keek naar Lisa, die overeind krabbelde en verwilderd om zich heen keek. Naar de camera. Naar Marianne’s kalme gezicht.

“Wat is uw voorstel?”

“Simpel. U stemt in met Noord-Macedonië’s versnelde toetreding. U gebruikt uw invloed – wat er nog van over is – om obstakels weg te nemen. En u stopt met jagen.”

“En in ruil daarvoor?”

“Blijft u bestaan. Zij het op onze voorwaarden.”

Augustinus voelde eeuwen van macht, van controle, van superioriteit wegvloeien.

“Hoelang heb ik om te beslissen?”

“U heeft al besloten”, zei Marianne. “U kunt niet anders.”

HOOFDSTUK 13: DE PROOI

H13 (Aangepast)De volgende week was de hel.

Augustinus probeerde te functioneren binnen Marianne’s eisen, maar alles voelde verkeerd. Eeuwenlang had hij zich tegoed gedaan aan weerstand, op de energie die vrijkwam wanneer idealisme tegen bureaucratie botste. Nu hij gedwongen om mee te werken, voelde hij zich… leeg.

Erger nog, hij bemerkte fysieke veranderingen. Zijn huid werd grijzer. Zijn haar dunner. Zijn eeuwige jeugd – het grote voordeel van vampirisme – begon te vervagen.

Hij had altijd gedacht dat vampiers voedsel nodig hadden om te overleven. Nu besefte hij dat ze conflict nodig hadden. Weerstand. De spanning tussen oud en nieuw, tussen behoudzucht en vernieuwingsdrag. 

Zonder die spanning stierf hij langzaam.

Op donderdag belde Hartman hem.

“Augustus? Goed nieuws. Als je wilt kun je terugkeren.”

Augustus zweeg.

“Je hoeft mij niet te bedanken. Die geruchten: allemaal ontzenuwd. Bedank Marianne. Zij heeft zelfs een aanbevelingsbrief voor je geschreven.”

Augustinus zweeg.

“Augustus? Bent je daar nog?”

“Ja. Dank je.”

Maar terwijl hij ophing, begreep hij de boodschap. Marianne had bewezen dat ze hem kon vernietigen – en dat ze hem kon redden. Hij bestond nu bij haar gratie.

Hij was haar prooi geworden.

Die avond wandelde hij door Brussel, voor het eerst in weken zonder doel. Geen jacht, geen manipulatieve voornemens, helemaal geen plannen. Alleen maar… wandelen.

Bij de Grote Markt bleef hij staan. Toeristen maakten foto’s van de gotische architectuur, dezelfde gebouwen die er al waren toen hij werd geboren, toen hij een vampier was gemaakt, toen hij aan zijn carrière was begonnen.

“Mooi, niet?” zei een stem naast hem.

Hij draaide zich om. Een oudere man, grijs haar, vriendelijke ogen.

“Pardon?”

“De gebouwen. Ik kom hier al veertig jaar, en ze blijven me verbazen. Weet u wat het mooiste is?”

Augustinus schudde zijn hoofd.

“Ze zijn oud maar nog steeds levend. Ze dienen nog steeds hun doel, herbergen nog steeds mensen, hebben ons nog steeds iets te vertellen. Ze zijn zo goed geconserveerd.”

De man glimlachte en wandelde weg.

HOOFDSTUK 14: DE EREGAST

H14 (Aangepast)

De verkiezingen voor het Europese Parlement vonden plaats op een zonnige donderdag in mei. Augustinus volgde de uitslagen vanuit zijn kantoor – zijn echte kantoor, waarnaar hij was teruggekeerd alsof er niets was gebeurd.

Marianne’s beweging had gewonnen. Niet volledig, maar voldoende. Partijen die sterk voor uitbreiding van de EU waren hadden genoeg zetels behaald om Noord-Macedonië’s toetreding er doorheen te duwen.

Rond acht uur ’s avonds werd er geklopt.

“Binnen.”

Marianne kwam binnen. “Meneer Van Der Berg”, zei ze. “Ik kom uitnodigen voor een ceremonie. Noord-Macedonië’s officiële toetreding. Volgende week, in de Grote Vergaderzaal. U bent de eregast.”

Augustinus leunde achterover in zijn stoel. “Eregast?”

“U heeft er meer voor gedaan dan u denkt. Uw… weerstand heeft ons gedwongen beter te worden. Innovatiever. Daadkrachtiger.”

“We weten wat u bent”, zei ze na een korte pauze. “Wat u heeft gedaan. Hoeveel levens u heeft genomen. Maar we weten ook waarom u het deed. Angst voor chaos. Geloof in stabiliteit. Liefde voor Europa – zij het een verkeerde vorm van liefde.”

Weer een korte pauze. Marianne ging verder. “Kom naar de ceremonie. Sta op wanneer Noord-Macedonië wordt verwelkomd. Applaudisseer voor de toekomst. Of…”

“Ik weet het”, zei Augustinus. “Ik zal er bij zijn.”

Augustinus keek haar in het gezicht. Geen haat. Geen woede. Alleen… vastberadenheid. Ze gaf hem een laatste kans om zijn waardigheid te tonen. Een laatste stap te maken in zijn evolutie.

“En na de ceremonie?” vroeg hij.

De nacht voor de ceremonie droomde Augustinus van zonlicht.

Hij had in decennia niet gedroomd – vampiers slapen anders, dieper, zonder de chaotische beelden die gewone stervelingen hebben. Maar deze nacht droomde hij.

Hij zag zichzelf als jonge man, voor de transformatie. Een advocaat in het begin van de 19e eeuw, gespecialiseerd in kerkrecht. Hij herinnerde zich waarom hij vampier was geworden: niet uit machtshonger, maar uit angst voor verandering. De wereld veranderde te snel. De Franse Revolutie smeulde nog na, de Napoleontische machtsgreep was nog maar net neergeslagen, Europa gistte en broeide. Hij wilde tijd. Tijd om de oude manieren te beschermen. Om het goede te bewaren.

Vijf eeuwen later besefte hij dat hij niet tijd had gekocht, maar tijd had gestolen. Van zichzelf. Van zijn slachtoffers. Van Europa zelf.

Hij werd wakker met een eigenaardig gevoel. Hij voelde zich vredig.

HOOFDSTUK 15: EEN WAARDIG AFSCHEID

Laatstehoofdstuk (Aangepast)De Grote Vergaderzaal van het Europese Parlement was vol. Journalisten, officials, diplomaten uit heel Europa. Augustinus zat in de eresectie, naast Marianne en haar team.

“Zenuwachtig?” fluisterde ze.

“Nee”, zei hij, en tot zijn verrassing was dat waar.

De ceremonie begon. Speeches over Europese waarden, over inclusie, over de kracht van democratie. Augustinus luisterde zonder zijn gebruikelijke cynisme. Voor het eerst in eeuwen hoorde hij hoop zonder er zich aan te willen voeden.

Toen kwam het moment.

“Ladies and gentlemen”, zei de voorzitter van het Parlement, “ik heb de eer om Noord-Macedonië te verwelkomen als het dertigste lid van de Europese Unie.”

Applaus. Overal applaus.

Marianne keek naar Augustinus. Dit was het moment. Sta op en applaudisseer voor de toekomst, of blijf zitten en bevestig je rol als obstakel.

Augustinus stond op.

Hij klapte. Niet enthousiast, niet overdreven, maar oprecht. Voor de eerste keer in vele tientallen jaren klapte hij voor verandering in plaats van tegen.

Om hem heen zag hij gezichten. Niet van vijanden, maar van mensen die geloofden in iets beters. Mensen zoals hijzelf ooit was geweest, voor hij cynisch werd, voor hij angst voor wijsheid hield.

De ceremonie eindigde. Mensen stroomden naar buiten, naar de receptie. Augustinus bleef zitten.

“Meneer Van Der Berg?” Marianne was naast hem blijven staan. “Gaat u mee naar buiten?”

Augustinus keek naar de uitgang. Zonlicht stroomde door de glazen deuren.

“Ja”, zei hij. “Ik denk het wel.”

Ze liepen samen naar de uitgang. Augustinus voelde de warmte van het zonlicht op zijn gezicht – eerst pijnlijk, dan brandend.

“Het doet pijn”, zei hij.

“Alle verandering doet pijn”, antwoordde Marianne.

“Waarom heeft u me deze keuze gegeven? U had me gewoon kunnen vernietigen.”

Marianne pauzeerde bij de drempel. “Omdat u deels gelijk had. Europa is kostbaar. Het verdient bescherming. Maar niet om verandering tegen te houden, maar om groei mogelijk te maken.”

Augustinus voelde zijn huid beginnen te roken in het directe zonlicht.

“En omdat”, vervolgde Marianne, “ik denk dat u dat diep van binnen altijd heeft geweten dat zelfs de meest verstokte conservatief niet alleen wil conserveren.””

Augustinus stapte volledig het zonlicht in. De pijn was overweldigend, maar ook bevrijdend. Hij sloot zijn ogen en liet het zonlicht zijn werk doen.

Zijn huid veranderde in een soort gelooid leer. Hij stierf als een mummie. Goed geconserveerd.

EPILOOG

Zes maanden later

Marianne liep door de kelders van het Berlaymont, nu officieel geopend als het “European Integration Archive.” Augustinus’ verzameling – meer dan twee eeuwen van documenten, aantekeningen en observaties – was een schat aan historische informatie geworden.

Ze had zijn dagboeken gelezen. Zijn echte motieven ontdekt. Hij was begonnen als iemand die van Europa hield, die het wilde beschermen tegen chaos en vernietiging. Ergens onderweg was die liefde verkeerd gelopen, was voorzichtigheid angst geworden en had zijn conservatisme stagnatie in de hand gewerkt.

Maar zijn laatste aantekening, geschreven de nacht voor de ceremonie, gaf haar hoop:

“Misschien is het waar wat ze zeggen – dat ik Europa heb gehinderd in plaats van geholpen. Maar als mijn weerstand hen heeft gedwongen sterker te worden, slimmer, daadkrachtiger… dan was ik misschien toch nuttig. Niet als beschermer, maar als slijpsteen. Niet als bewaaker, maar als uitdaging. Evolutie heeft weerstand nodig om te slagen. Ik hoop dat ik de juiste weerstand heb geboden.”

Marianne sloot het dagboek. Buiten scheen de zon op een Europa dat voortdurend veranderde, voortdurend groeide, voortdurend evolueerde.

Ook dankzij krachten die dat probeerden tegen te gaan.

EINDE

Beelden: zelf gebakken met ChatGPT.

Logo voor de Science Fiction en Horror-reeks: zelf gebakken met ChatGPT.

Deel:

Geef een reactie