Kip met een kop (Over strategie en andere ‘vieze woorden’)

‘Strategie is een vies woord in Den Haag’. Dat zegt vertrekkend minister Micky Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat in een interview met NRC van 28 juni. Strategie is belangrijk, zegt ze, want je moet groei hebben. Net zoals een eigen ‘industriebeleid’ belangrijk is. Maar ook dat is volgens haar een ‘besmet’ woord.
Waarom strategie en industriepolitiek zo belangrijk zijn voor groei? Dat licht Adriaansens niet uitgebreid toe. Vermoedelijk gaat het erom dat ze vindt dat ‘regeren vooruitzien’ is. Je moet als regering vooruit blikken. Een idee hebben van waar het heen gaat met de wereld. Dan kun je bepalen hoe je het beste kunt anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Je beleidskompas daarop afstemmen. Een strategie geeft richting en verbindt. Zodat je eensgezind kunt inzetten op groei.
Omgekeerd geldt: als je als regering geen toekomstvisie hebt en geen strategie, dan word je stuurloos. Je wordt heen en weer geslingerd tussen allerlei krachten buiten je om. Je wordt gedwongen om reactief te werken en ad-hoc problemen te moeten oplossen. Je kunt niet anders dan middelen en energie verspreiden over allerlei initiatieven. Je mist geheid allerlei kansen. Tegenstrijdige maatregelen liggen op de loer. Verspilling, verdeeldheid en onderlinge conflicten zijn onvermijdelijk. Een regering zonder strategie? Dat is een kip zonder kop.
Zoiets zal Adriaansens wel bedoelen. Een pleidooi voor Nederland als een kip met een kop.
Natuurlijk zit daar wat in, getuige het gekrakeel tijdens de chaotisch verlopen vuurdoop van de nieuwe premier Dick Schoof in de Tweede Kamer. Je vraagt je alleen wel af hoe het komt dat zo weinig politici het belang van een strategie inzien, het zelfs ‘een vies woord’ vinden. Misschien is de verklaring te vinden in de woorden van Mark Rutte, die als premier ooit zei: ‘visie is als een olifant die het zicht belemmert’. Later betuigde hij hierover spijt. Maar vermoedelijk gaf hij goed weer wat veel mensen – en dus ook veel politici – vinden. Dat je als overheid niet te sturend moet optreden. Dat je mensen niet moet lastig vallen met je visies. Dat ze zelf wel kunnen bepalen wat ze willen, en waar ze heen gaan. Dat ze liever vrijheid hebben dan een visie. Liever stuurloos dan gebonden aan een strategie.
En, eerlijk is eerlijk, geef ze eens ongelijk. Want hoe kun je in deze snel veranderende tijden een toekomstvisie en een strategie ontwikkelen? Wat vandaag modern is, is morgen alweer achterhaald. Voorspellen is lastig als je zo weinig houvast hebt. Je weet niet waar je heen moet als je niet weet waar het heen gaat.
Misschien is dat anders voor grote landen, die duidelijk een stempel kunnen drukken op het wereldgebeuren. Maar kleinere landen? Die doen het zonder een duidelijke strategie toch lang niet altijd slecht? Een land als Zwitserland, bijvoorbeeld. Dat is welbeschouwd toch groot geworden door opportunisme. Of een land als Nederland? Groot geworden door handel, door slim inkopen en nog slimmer verkopen – niet door strategische vergezichten en toekomstgerichte beleidsplannen. Kleine landen moeten misschien vooral handig, wendbaar en snel zijn. Zonder dat ze een visie op de toekomst hoeven te hebben. Omdat ze zich toch wel zullen aanpassen aan die toekomst zodra deze zich aandient. (Denken ze).
Beeld: zelf gebakken met Dall-E 3