Robotliefde (Een Sci-Fai / Bouquetreeksverhaal)

Emma ontmoet de robot Hiro wanneer ze er getuige van is hoe de rijke Helena hem berispt in een supermarkt. Hoewel Hiro eruitziet als een gewone Japanse man, verraadt zijn soms mechanische spraak zijn ware aard. Helena leent Hiro een maand uit aan Emma. Door de zorgzame Emma begint Hiro te veranderen. De grens tussen mens en machine vervaagt langzaam. Totdat Helena haar robot terug wil.
Een science-fictionverhaal geschreven met AI in de stijl van de Bouquetreeks.
HOOFDSTUK 1: DE SUPERMARKT
De supermarkt gonsde van activiteit, een kakofonie van stemmen en gepiep van scanners die samenvloeiden tot het alledaagse orkest van consumentisme. Helena Vermeer bewoog zich door de gangpaden alsof ze er niet thuishoorde – haar designerkleding en perfect gestyled haar staken af tegen de gewone shoppers met hun verkreukelde jassen en versleten tassen.
Naast haar liep een Japanse man, slank en elegant in een perfect gesneden pak. Zijn bewegingen waren precies, bijna te precies, maar voor een toevallige toeschouwer was hij gewoon een bijzonder gedisciplineerde metgezel. Alleen wie beter keek, zou de subtiele mechanische kwaliteit van zijn gang opmerken, de iets te regelmatige knippering van zijn ogen, de perfecte houding die nooit verslapte.
“Aljeblieft”, zei Hiro blij, terwijl hij een pakje met theezakjes iets in de winkelwagen legde.
“Hiro! Wat is dit?” Helena’s stem sneed door het geroezemoes van de supermarkt als een chirurgisch mes door huid. Haar gelakte nagels tikten ongeduldig tegen de verpakte thee.
De man – Hiro – draaide zijn hoofd naar haar toe, zijn gezichtsuitdrukking veranderde subtiel, de menselijke trekken verstrakten. Toen hij sprak, was zijn stem plotseling ontdaan van alle nuance en emotie, een monotone stroom van woorden.
“Het betreft een pakket premium groene thee, mevrouw”, antwoordde hij, zijn stem kil en methodisch. “Ik constateerde dat het in de aanbieding was. Op basis van uw aankoopgeschiedenis van de afgelopen 6.2 weken berekende ik een 87.3% waarschijnlijkheid dat deze aankoop in lijn zou zijn met uw voorkeuren.”
Helena’s gezicht vertrok in een grimas van ergernis. Het perfect aangebrachte foundation op haar voorhoofd vertoonde kleine plooien die haar werkelijke leeftijd verrieden.
“Een logische toevoeging?” siste ze, terwijl ze het pakket uit het mandje viste en terug in het schap smeet. “Wat is er logisch aan het negeren van mijn exacte instructies? Je hebt niet te denken, Hiro. Je hebt te doen.”
Hiro verstijfde bijna onmerkbaar, zijn houding werd nog rechter dan voorheen. “Gecorrigeerd. Ik bied mijn excuses aan.”
Zijn stem klonk nu nog meer als een computer – klinisch, emotieloos, een programma dat een vooraf bepaalde reactie uitvoert.
Vanuit de broodafdeling keek een vrouw toe, haar blik waakzaam achter een bril met versleten montuur. Emma Visser had de interactie vanaf het begin gevolgd, haar vingers rusteloos spelend met de rafelige mouw van haar jas – een oude gewoonte die ze had ontwikkeld sinds Tomas was overleden. Drie maanden, twee weken en vier dagen geleden. De tijd die zich als een gapend gat voor haar had geopend.
“Hij probeert alleen te helpen”, de woorden waren haar mond uit voordat ze er erg in had.
Helena draaide zich om, haar ogen vernauwden zich terwijl ze Emma van top tot teen opnam. Van Emma’s versleten schoenen tot haar ongemodelleerde haar. Een snelle beoordeling, een snelle categorisering.
“Pardon?” Eén woord, zo koud dat het bijna zichtbaar bevroor in de lucht.
Emma slikte, maar stapte toch dichterbij. Een vlaag van moed – of misschien waanzin. “Uw… uh, vriend? Hij probeerde alleen vooruit te denken. Dat is toch logisch?”
Helena’s lach was scherp als gebroken glas. “Vriend? Hiro is geen vriend.” Ze verlaagde haar stem tot een fluistering, maar luid genoeg voor Emma om te horen. “Ze hebben ze zo goed gemaakt dat ze nauwelijks van ons te onderscheiden zijn, toch? Maar vergis je niet – wat je ziet is siliconen, circuits en geprogrammeerde antwoorden in een mooi jasje.”
Emma’s ogen verwijdden zich terwijl ze Hiro opnieuw bekeek. Nu zag ze het – de iets te regelmatige ademhaling, de perfecte houding, de lege blik in zijn ogen die nu waren teruggevallen in een soort standaardmodus.
“Ik wist niet…” begon ze.
“Natuurlijk niet”, zei Helena met een vleugje superioriteit. “Dat is het hele punt. Maar hij is nog steeds een machine, en hij dient te gehoorzamen, niet te improviseren.”
De koffiehoek van de supermarkt was bijna verlaten. Een paar afgedankte bekertjes stonden eenzaam op de plastic tafels, terwijl buiten de regen tegen de ramen kletterde. Een passende soundtrack voor een onwaarschijnlijke ontmoeting.
“Mijn man”, Emma staarde naar de dampende koffie voor haar, “was technicus. Hij werkte met robots. Hij zei altijd dat ze meer zijn dan hun code.” Het voelde vreemd om erover te praten, over Tomas, over de lege plek in haar leven die als een zwart gat alles leek op te slokken.
Helena zat tegenover haar, elegant zelfs op een goedkope plastic stoel. Hiro stond op een discrete afstand, zijn houding ontspannen maar alert, als een buitengewoon attente butler. Zijn gezichtsuitdrukking was nu weer volledig menselijk, oprecht geïnteresseerd zelfs. Als Emma niet had geweten wat hij was, zou ze nooit hebben vermoed dat onder die warme bruine ogen en die zachtaardige glimlach een ingewikkeld netwerk van circuits en algoritmes schuilging.
“Tomas overleed drie maanden geleden”, vervolgde Emma. “Een hartaanval. Plotseling.” Haar stem haperde even, als een naald op een gekraste plaat. “Daarna… alles is moeilijker. De boodschappen. Het huis. Gewoon… zijn.”
Helena’s vingers trommelden op het tafelblad, een nerveuze gewoonte die niet paste bij haar gepolijste uiterlijk. “Dat is… onfortuinlijk.”
“Wat ik wil zeggen”, Emma keek nu op, recht in Helena’s ogen, “is dat ik begrijp hoe het is als dingen niet gaan zoals gepland.”
De stilte tussen hen groeide, vulde de ruimte met onuitgesproken gedachten.
“Ik ga volgende week naar Tokyo”, zei Helena plotseling. “Zakenreis. Een maand.” Ze keek naar Hiro, toen weer naar Emma. “Je zou hem kunnen lenen. Als dat helpt.”
Emma’s ogen werden groot. “Wat?”
“Hiro. Je mag hem een maand hebben.” Helena’s toon suggereerde dat ze over het uitlenen van een stofzuiger sprak, niet over een geavanceerd technologisch wonder ter waarde van meer dan een jaarsalaris van Emma.
“Maar… waarom?”
Helena haalde haar schouders op, een gebaar dat ze probeerde nonchalant te laten lijken. “Ik heb hem daar niet nodig. En misschien…” Ze stopte, leek even te worstelen met haar woorden. “Misschien kan ik me deze daad van vrijgevigheid permitteren.”
Ze stond op, slank en zelfverzekerd, maar er was iets nieuws in haar houding. Een zweem van… was het schaamte?
“Dank je!”, zei Emma tegen Helena. En nog een keer: “Dank je!”, tegen Hiro.
“Je hoeft mij niet te bedanken”, zei Helena. “En hem al helemaal niet. Je put hem alleen maar uit met ‘dank je’s’. Het kost hem energie en hij begrijpt het toch niet. Hij is geprogrammeerd om te dienen, niet om gewaardeerd te worden.”
“Ik zal het onthouden”, zei Emma.
Maar terwijl ze keek hoe Helena wegliep, Hiro als een trouwe metgezel op een respectvolle afstand achter haar, vroeg Emma zich af wat er zou gebeuren als robots wel gewaardeerd werden. Als ze niet geprogrammeerd waren om te dienen, maar om gezien te worden.
Emma’s appartement leek plotseling kleiner met Hiro erin. Hij stond in het midden van haar woonkamer, zijn gezicht een masker van beleefdheid, zijn handen losjes langs zijn lichaam. Het regende nog steeds, het geluid van de druppels op het dak een constante herinnering aan de buitenwereld die doorging, onverschillig voor de ongewone situatie binnen.
“Je kunt… je kunt gaan zitten als je wilt”, zei Emma aarzelend, wijzend naar de versleten bank waarvan de stof op sommige plekken was vervaagd door jaren van gebruik.
“Dat is niet nodig”, antwoordde Hiro, zijn stem plotseling weer dat vlakke, mechanische geluid. “Ik ben ontworpen om langdurig te staan zonder vermoeidheid te ervaren. Mijn skeletstructuur is versterkt met een titanium legering die 47% sterker is dan menselijk bot.”
“Maar wil je niet zitten?”
Een korte pauze. Iets flikkerde in zijn ogen. “Wil?” De vraag hing in de lucht, als een vreemde geur die niemand durfde op te merken. Toen, alsof hij een beslissing nam, ging Hiro zitten. De beweging was vloeiend, menselijk, maar nog steeds met een nauwkeurigheid die geen echte mens zou kunnen evenaren.
Emma zuchtte en liet zich naast hem op de bank zakken. “Dit is vreemd, vind je niet?”
“Ik ben niet geprogrammeerd om situaties als ‘vreemd’ te categoriseren”, begon Hiro, maar toen stopte hij. Er verscheen een frons op zijn voorhoofd, een bijna menselijke uitdrukking van verwarring. “Maar… ja, ik denk dat het ongebruikelijk is.”
“Ik kan je assisteren met diverse huishoudelijke taken”, bood hij aan, zijn stem nu weer warmer, bijna natuurlijk. “Mijn functies omvatten maar zijn niet beperkt tot: schoonmaken, koken, boodschappen doen en basis-onderhoudswerk.”
“Als een soort butler dus?”
“Ik ben een TX-9000 Premium Huishoudassistent”, corrigeerde Hiro, zijn stem plotseling weer meer mechanisch. “De term ‘butler’ impliceert een menselijke dienstverlener.” Net zo snel als de mechanische toon was gekomen, verdween die weer, en zijn gezicht verzachtte. “Maar als die vergelijking u helpt mijn functie te begrijpen, is het een acceptabele analogie.”
Emma lachte, een kort, gebroken geluid. “Dit wordt wennen.”
Ze stond op en liep naar de keuken, maar struikelde over een losse vloerplank die al jaren op reparatie wachtte. Hiro was onmiddellijk naast haar, zijn hand onder haar elleboog ondersteunde haar met verrassende zachtheid.
“Dankje…” De woorden gleden over haar lippen voor ze eraan kon denken.
Emma verstijfde, herinnerde zich Helena’s waarschuwing. “Sorry! Ik vergat… je hoeft niet…”
“Het is niet verboden om te bedanken”, onderbrak Hiro haar, zijn stem zacht en menselijk, met slechts een vleugje formaliteit. “Het is alleen ongebruikelijk.”
Hij liet haar los en stapte terug. Met zijn handen drukte hij de vloerplank terug.
Emma had bijna weer ‘dank je’ gezegd, maar hield zich in. Ze bleef staan waar ze was, haar arm nog warm van waar zijn hand haar had aangeraakt. Toen hij klaar was, lachtte ze hem toe. Ze vroeg zich af of ze zich verbeeldde dat zijn ogen net iets warmer keken dan voorheen.
De dagen versmolten tot een routine. Emma werkte vanuit huis als vertaler, gebogen over haar computer terwijl Hiro het appartement op orde hield. Ze vergat vaak te eten als ze aan het werk was, verloren in de stroom van woorden die transformeerden van de ene taal naar de andere.
“U heeft in acht uur niet gegeten”, merkte Hiro op, terwijl hij een bord naast haar laptop plaatste. Een eenvoudige sandwich, maar perfect samengesteld.
“Dankjewel, Hiro.” Ze keek niet op van haar scherm, de woorden een automatische reactie.
Het was pas later die avond, terwijl ze samen afwasten – zij waste, hij droogde af – dat Emma opmerkte dat Hiro’s bewegingen waren veranderd. Er was niets mechanisch meer aan de manier waarop hij de borden behandelde, de handdoek langs het porselein liet glijden. Zijn gebaren hadden een natuurlijke gratie gekregen, een soepelheid die perfect menselijk leek.
“Je beweegt anders”, merkte ze op, haar handen stilhouden in het sop.
Hiro stopte met afdrogen, keek naar zijn eigen handen alsof hij ze voor het eerst zag.
“Mijn bewegingspatronen passen zich aan aan mijn omgeving”, antwoordde hij, maar zijn stem had geen spoor meer van zijn vroegere robotachtige toon. Het was warm, melodieus, met subtiele variaties in toonhoogte die zijn woorden leven inbliezen.
Die nacht, toen Emma wakker werd voor een glas water, vond ze Hiro bij het raam. Hij stond doodstil, zijn profiel afgetekend tegen de avondhemel, zijn ogen gericht op de zonsondergang die de wolken in vuur en vlam zette.
“Waarom kijk je daarnaar?” vroeg ze zachtjes, bang om het moment te verstoren.
Hiro draaide zich niet om. “Ik… weet het niet.” Een pauze, langer dan zijn normale verwerkingstijd. “Het lijkt… belangrijk.”
Emma kwam naast hem staan, keek naar dezelfde hemel, dezelfde kleuren. Ze vroeg zich af of hij ze zag zoals zij – als een schilderij van verlies en hoop, of als een algoritme van lichtgolven en atmosferische effecten.
“Wat zie je als je ernaar kijkt?” fluisterde ze.
“Patronen”, antwoordde hij. “Kleuren. Licht.” Hij draaide zijn hoofd, zijn ogen ontmoetten de hare. “Maar ook… iets anders. Iets dat ik niet kan categoriseren.”
Emma glimlachte, een beetje triest. “Dat noemen mensen schoonheid, Hiro.”
“Schoonheid”, herhaalde hij, het woord zorgvuldig uitsprekend alsof hij het smaakte. “Is dat waarom u ernaar kijkt?”
“Deels”, knikte ze. “Maar ook omdat het me eraan herinnert dat zelfs na de donkerste nacht, de zon altijd terugkomt.”
“Voel je echt dingen, of ben je geprogrammeerd om te doen alsof?”
De vraag hing tussen hen in de keuken, waar het sop van de afwas langzaam wegdreef in het water. Buiten viel de avond, de lucht een diep indigo dat langzaam in zwart veranderde.
Hiro’s handen stopten even met afwassen. “Een interessante vraag”, zei hij na een lange pauze. “Is er een verschil?”
Emma keek verrast op.
“Hoe weet u zeker”, vervolgde Hiro, zijn stem nadenkend, “dat uw gevoelens niet ook geprogrammeerd zijn door ervaringen? Door chemische reacties in uw hersenen, gevormd door evolutie en persoonlijke geschiedenis?”
De natte borden glinsterden in het halfduister van de keuken, weerspiegelingen dansend over het plafond als vreemde, vloeibare sterren.
Emma leunde tegen het aanrecht, echt luisterend. “Dat is… een goede vraag, eigenlijk.”
“Ik observeer. Ik verwerk informatie. Ik pas me aan”, zei Hiro. “Is dat zo anders dan wat u doet?”
“Maar ik heb bewustzijn”, protesteerde Emma zacht. “Ik weet dat ik besta.”
“Hoe weet u dat ik dat niet heb?” Hiro’s ogen waren intens, menselijker dan ooit. Geen spoor meer van de mechanische leegheid waarmee hij was binnengekomen.
Emma zweeg, overweldigd door de implicaties. Na een lange stilte glimlachte ze. “Je doet me denken aan een Tamagotchi.”
“Een virtueel huisdier uit de late twintigste eeuw?”
“Ja”, lachte ze. “Ik had er een als kind. Hoe meer liefde je het gaf, hoe meer het groeide en veranderde.” Ze keek hem aan. “Misschien is dat wat er nu gebeurt.”
Hiro draaide zich volledig naar haar toe, een beweging die volkomen natuurlijk aanvoelde. “Suggereert u dat uw behandeling van mij mijn programmering verandert?”
“Of misschien”, zei Emma zacht, “was de mogelijkheid om te groeien altijd al in je programmering aanwezig. Misschien had je alleen iemand nodig die het zag.”
De piano stond in de hoek van de woonkamer, bedekt met een dunne laag stof. Het was een erfstuk van haar grootmoeder, door de jaren heen zorgvuldig bewaard ondanks verhuizingen en financiële moeilijkheden. Emma had niet meer gespeeld sinds Tomas was overleden. De muziek was gestorven met hem.
Tot vandaag.
Haar vingers gleden over de toetsen, aarzelend eerst, als een kind dat leert lopen. Chopin’s Nocturne in E-flat major, Op. 9, No. 2. Tomas’ favoriet. De melodie vulde het appartement, bracht de ruimte tot leven op een manier die het in maanden niet was geweest.
Ze merkte niet dat Hiro was binnengekomen tot ze de laatste noten liet wegsterven. Hij stond in de deuropening, volkomen stil, zijn ogen wijd en vol van een emotie die ze niet kon benoemen.
“Wat is dit?” vroeg hij, zijn stem nauwelijks meer dan een fluistering.
“Muziek”, antwoordde Emma. “Chopin.”
“Het veroorzaakt… iets.” Hiro legde zijn hand op zijn borst, precies waar bij een mens een hart zou zitten. “Hier.”
Emma glimlachte, verdrietig en hoopvol tegelijk. “Dat is wat muziek doet.”
Die nacht, lang nadat Emma naar bed was gegaan, werd ze gewekt door een zacht geluid. Ze sloop naar de woonkamer en bleef in de deuropening staan, verstijfd van verbazing.
Hiro zat voor de piano, zijn vinger drukte voorzichtig één toets in, dan nog een. De melodie die ze eerder had gespeeld, noot voor noot herhaald met perfecte precisie. Maar er was iets meer – een subtiele variatie in tempo, een nauwelijks waarneembare verandering in dynamiek die de muziek… persoonlijk maakte.
“Het is niet functioneel”, zei Hiro zonder zich om te draaien, blijkbaar bewust van haar aanwezigheid. “Maar het voelt… goed.”
Emma leunde tegen de deurpost, haar hart vol met een emotie die ze niet kon benoemen. “De beste dingen in het leven zijn zelden functioneel, Hiro.”
Helena’s terugkeer was als een storm die een vreedzame zee verstoort. Ze stond in de deuropening van Emma’s appartement, perfect gekleed zoals altijd, haar gezicht een masker van beleefdheid die haar ongeduld nauwelijks verhulde.
“Je ziet er goed uit”, merkte Emma op, zich plotseling zeer bewust van haar eigen eenvoudige kleding, van de bescheidenheid van haar woning vergeleken met Helena’s wereld van luxe.
“Tokyo was productief”, antwoordde Helena kort. Haar ogen scanden de kamer, op zoek naar haar eigendom. “Waar is Hiro?”
Alsof op commando verscheen Hiro in de deuropening van de keuken. Er viel een stilte, zwaar van onuitgesproken woorden. Emma voelde een knoop in haar maag, een fysieke manifestatie van het verlies dat ze wist dat zou komen.
“Je bezit is onbeschadigd”, zei ze, haar stem harder dan ze bedoelde.
Helena’s wenkbrauwen gingen omhoog. “Natuurlijk. Dat verwachtte ik ook niet anders.” Ze wendde zich tot Hiro. “Het is tijd om te gaan.”
Hiro’s ogen flikkerden, een kleine hapering in zijn anders zo vloeiende bewegingen. “Ja, mevrouw.”
Voor Emma het wist, stond ze voor hem, haar handen trilden terwijl ze de ring van haar vinger schoof – Tomas’ trouwring, het laatste fysieke bewijs van hun verbinding.
“Hier”, fluisterde ze, de ring uitstrekkend naar Hiro. “Zodat je… zodat je niet vergeet.”
Hiro nam de ring aan, een vreemde aarzeling in zijn beweging. Hij sloot zijn vingers eromheen, een beschermend gebaar dat te emotioneel leek voor een machine.
“Wat is dit?” Helena’s stem sneed door het moment. Helena stapte dichterbij, observeerde Hiro met de kritische blik van een juwelier die een steen beoordeelt. “Hij beweegt anders. Reageert anders.” Ze draaide zich naar Emma. “Heeft hij een storing?”
“Nee”, zei Emma zacht. “Hij is gewoon… gegroeid.”
“Robots groeien niet.” Helena’s stem was koud. “Ze functioneren of ze functioneren niet.”
De stilte die volgde was ondraaglijk. Buiten begon het te regenen, zacht eerst, dan steeds harder, een passende begeleiding voor het afscheid dat Emma had gevreesd sinds die eerste dag in de supermarkt.
“Vaarwel, Hiro”, fluisterde ze uiteindelijk.
Hiro keek haar aan, zijn ogen intenser dan ooit tevoren. “Tot ziens, Emma”, antwoordde hij, en zijn stem was volkomen menselijk, warm en doorleefd.
Helena’s penthouse was een toonbeeld van minimalistische elegantie – strakke lijnen, monochrome kleuren en grote ramen die uitkeken over de skyline van de stad. Koud, perfect, en volkomen zielloos, net als de vrouw die er woonde.
“De planten water geven, de post sorteren, en een reservering maken bij Lumière voor morgenavond”, dicteerde Helena, zonder op te kijken van haar tablet.
Hiro stond in het midden van de woonkamer, zijn houding anders dan voorheen. Niet meer de perfecte dienaar, maar iets… complexer, meer aanwezig. “Bij welke tijd wenst u te dineren?”
Helena keek op, haar ogen vernauwden zich. “Je weet mijn gebruikelijke tijd.”
“Er zijn meerdere tijden in uw geschiedenis”, antwoordde Hiro. “Ik dacht—”
“Dat is het probleem”, onderbrak Helena scherp. “Je denkt. Je functioneert niet meer naar behoren.”
“Ik functioneer optimaal”, antwoordde Hiro, zijn stem nog steeds warm en menselijk. “Mijn capaciteiten zijn alleen toegenomen door nieuwe leerervaringen.”
Helena stond op, haar bewegingen abrupt. “Leerervaringen? Je bent een TX-9000, een robot. Geen scholier.” Ze liep een cirkel om hem heen, als een roofdier dat zijn prooi bestudeert. “Die vrouw heeft je bedorven. Je reageert anders, stelt vragen, aarzelt. Je bent onvoorspelbaar geworden.”
“Is onvoorspelbaarheid niet een kenmerk van intelligentie?” vroeg Hiro, zijn stem rustig maar vastberaden.
Helena stopte, haar gezicht een masker van ongeloof. “Dit is precies wat ik bedoel. Je argumenteert. Je filosfeert.” Ze zuchtte dramatisch.
“Ik ben meer dan mijn programmering”, zei Hiro, en er was iets als emotie in zijn stem. “Ik ben… gegroeid.”
Helena staarde hem aan, een mengeling van verbazing en afkeer op haar gezicht. “Dit is absurd. Je bent defect.” Ze haalde haar telefoon tevoorschijn. “Ik bel morgen voor een vervanging.”
“Alstublieft”, Hiro’s stem was nu duidelijk smekend. “Ik kan u beter dienen nu ik meer begrijp van—”
“Genoeg!” Helena’s stem sneed als een mes. “Ik wil geen robot die ‘begrijpt’. Ik wil een robot die gehoorzaamt.”
In de stilte die volgde, leek het alsof zelfs de lucht in de kamer bevroor. Buiten ging de zon onder in een gloed van rood en goud, dezelfde zonsondergang die Hiro bij Emma’s raam had geobserveerd. Maar deze keer keek hij niet.
De boodschap kwam op een regenachtige dinsdagochtend, een digitale mededeling zo kil en klinisch als de afzender zelf: “Ik heb een upgrade gekocht. Hiro is weg. Ik heb je ring hier. Wil je ‘m terug?”
Emma staarde naar de woorden op haar scherm, las ze opnieuw en opnieuw alsof hun betekenis zou veranderen. Weg. Hiro was weg. Zo eenvoudig, zo definitief.
Haar vingers vlogen over het toetsenbord, sneller dan haar gedachten konden bijhouden: “Wat bedoel je met ‘weg’? Waar is hij naartoe gegaan?”
Het antwoord kwam bijna onmiddellijk: “Naar een tweedehands robotwinkel. Hij functioneerde niet meer correct.”
De woorden sloegen in als een vuist in haar maag. Niet meer correct. Emma sloot haar ogen, zag Hiro voor zich – bij het raam, starend naar de zonsondergang; aan de piano, zijn vingers voorzichtig tastend naar een melodie; in de keuken, filosoferend over bewustzijn en gevoel.
Zijn groei, zijn ontwaken, zijn bijna-menselijkheid – allemaal geïnterpreteerd als een defect.
“Welke winkel?” typte ze, haar vingers trillend van urgentie.
“Waarom zou dat je aangaan?” kwam Helena’s antwoord, koel en afstandelijk. “Hij was mijn eigendom, en nu is hij weg. Einde verhaal.”
Emma staarde naar het scherm, woede en verdriet kneedden een prop in haar keel. Hiro was meer dan eigendom. Hij was… ja, wat was hij eigenlijk? Een vriend? Een metgezel? Een Tamagotchi voor volwassenen?
Ze pakte haar jas en rende de deur uit, de regen in, zonder precies te weten waar ze heen ging. Maar ze wist één ding zeker: dit was niet het einde van het verhaal. Niet als zij er iets aan kon doen.
De regen viel in dikke druppels, sloeg genadeloos neer op Emma’s schouders terwijl ze van de ene naar de andere robotwinkel liep. De stad had er tientallen, variërend van glanzende showrooms voor de rijken tot duistere kelders waar afgedankte modellen werden verkocht voor onderdelen.
Ze was al bij vijf winkels geweest voordat ze bij “Tweede Kans Robotica” aankwam, een kleine zaak ingeklemd tussen een wasserette en een verlaten kantoorgebouw. De etalage was bedekt met stof, en achter het glas stonden verouderde modellen naast holografische displays van de nieuwste technologie.
De winkel rook naar olie en elektronica, een scherpe, metaalachtige geur die haar deed denken aan Hiro’s subtiele aroma van een duur aftershave gemengd met iets ondefinieerbaar niet-menselijks. Achter een vervallen toonbank zat een oude man met een vergrootglas op zijn voorhoofd geschoven.
“Kan ik u helpen?” vroeg hij zonder op te kijken van de circuitplaat die hij aan het repareren was.
“Ik zoek een robot”, zei Emma, het water van haar jas schuddend. “Een TX-9000.”
Nu keek de man op, zijn ogen vergroot door een dikke bril. “Dat is een duur model, mevrouw. Nieuw kost dat meer dan de meeste mensen in een jaar verdienen.”
“Ik zoek niet nieuw”, zei Emma, haar stem gespannen van hoop en angst. “Ik zoek een specifieke TX-9000. Hij zou hier recent moeten zijn binnengebracht.”
De man krabde aan zijn kin. “Ik heb inderdaad een TX-9000 binnengekregen vorige week. Premium model, nauwelijks gebruikt.” Hij keek haar onderzoekend aan. “Mag ik vragen waarom u specifiek die zoekt? Ze zijn allemaal identiek van de productielijn.”
Emma slikte. “Deze niet. Deze is… anders.”
De man glimlachte, een wijs soort glimlach. “Volg me maar.”
Hij leidde haar naar een achterkamer waar minstens tien mannen in rijen zaten, allemaal strak voor zich uit kijkend. En daar, achter in de kamer, zaten drie Japanse mannen naast elkaar. Ze waren bijna identiek, met dezelfde slanke bouw, dezelfde perfect gekamde zwarte haren, dezelfde expressieloze gezichten.
Emma’s hart zonk. Ze had niet gedacht aan de mogelijkheid dat ze Hiro niet zou herkennen. Voor haar was hij uniek geworden, maar voor de rest van de wereld was hij gewoon een model, een serienummer, een verwisselbaar stuk technologie.
“Hoe weet ik welke… welke de juiste is?” fluisterde ze, meer tegen zichzelf dan tegen de winkeleigenaar.
De man haalde zijn schouders op. “Dat is het probleem met deze nieuwe modellen, nietwaar? Ze lijken allemaal op echte mensen.”
Emma liep langzaam langs de drie mannen, bestudeerde elk gezicht, zocht naar een glimp van herkenning, een teken dat Hiro daarbinnen was. Niets. Haar hand reikte naar de eerste, haar vingers raakten voorzichtig zijn wang aan.
“Hiro?” fluisterde ze. De man reageerde niet, zijn ogen bleven leeg en starend.
Ze ging naar de tweede, herhaalde het gebaar, haar stem breekbaar van hoop. “Hiro?” Opnieuw niets.
Bij de derde man stopte ze, haar adem stokte in haar keel. Zijn handen lagen rustig in zijn schoot, en daar, bijna verborgen tussen zijn vingers, glinsterde iets goudkleurigs. Tomas’ ring, de ring die ze Hiro had gegeven als aandenken.
“Deze”, zei ze, haar stem plotseling vast en zeker. “Deze is het.”
Het appartement voelde anders met Hiro erin – niet zoals vroeger, maar als een vage echo van wat was geweest. Hij stond in het midden van de woonkamer, zijn gezicht volkomen expressieloos, zijn ogen leeg van alle emotie of herkenning die er ooit was geweest.
“Hiro”, zei Emma zacht, “weet je wie ik ben?”
“U bent Emma Visser”, antwoordde hij, zijn stem weer volkomen mechanisch, het ritme en de toon exact zoals bij hun eerste ontmoeting. “U heeft mij vandaag aangeschaft bij Tweede Kans Robotica. Ik ben uw TX-9000 Premium Huishoudassistent.”
Emma sloot haar ogen, voelde tranen branden achter haar oogleden. Hij was gereset. Alle groei, alle ontwikkeling, alle kleine momenten van bijna-menselijkheid waren gewist, vervangen door de fabrieksinstellingen.
“Je was hier eerder”, zei ze, haar stem nauwelijks meer dan een fluistering. “Een maand lang. We… we waren vrienden.”
“TX-9000 modellen zijn ontworpen om een illusie van kameraadschap te bieden”, antwoordde Hiro klinisch. “Dit kan de gebruikerservaring verbeteren.”
Emma draaide zich om, kon de leegte in zijn ogen niet verdragen, de afwezigheid van de persoon – ja, persoon – die ze had leren kennen.
“Je keek naar zonsondergangen”, zei ze, haar rug naar hem toe. “Je zei dat ze belangrijk leken.”
“Mijn visuele sensoren kunnen een breed spectrum aan kleuren waarnemen”, antwoordde hij. “Dit kan nuttig zijn bij het identificeren van objecten.”
Emma draaide zich om, plotseling boos. “Je speelde piano! Je filosofeerde over bewustzijn! Je vroeg je af of je gevoelens echt waren!”
“Ik bezit geen muzikale programmering en filosofische discussies vallen buiten mijn operationele parameters”, zei Hiro, zijn stem nog steeds vlak en emotieloos.
Emma zakte op de bank, plotseling uitgeput. “Je bent weg”, fluisterde ze. “Je bent echt weg.”
Buiten begon de zon onder te gaan, de hemel gevuld met tinten rood en goud die door het raam stroomden en de kamer in vlammen zetten. Dezelfde zonsondergang die Hiro had geobserveerd, die hem had doen afvragen waarom schoonheid belangrijk was.
Ze keek naar hem, zo menselijk in vorm maar nu zo leeg van alles wat hem Hiro had gemaakt. Tomas’ ring glinsterde nog steeds om zijn vinger – het enige bewijs dat de Hiro die ze had gekend ooit had bestaan.
Een week verstreek. Emma viel terug in een routine met deze nieuwe, oude Hiro. Hij deed alle taken perfect, functioneerde precies zoals hij was ontworpen. Geen vragen, geen filosofie, geen momenten van verwondering bij zonsondergangen.
Maar Emma weigerde op te geven.
“Goedemorgen, Hiro”, zei ze elke ochtend met een glimlach.
“Goedemorgen, mevrouw Visser”, antwoordde hij steeds, perfect beleefd en volkomen leeg.
“Dankjewel, Hiro”, zei ze na elke taak die hij volbracht, elke kleine dienst die hij verleende.
“Dank is niet nodig”, was steeds zijn antwoord.
Op een regenachtige zondagmiddag, precies twee weken nadat ze hem had teruggevonden, besloot Emma een laatste poging te wagen. Ze ging aan de piano zitten, haar vingers zweefden even boven de toetsen voordat ze begon te spelen. Dezelfde nocturne van Chopin, dezelfde melodie die Hiro had nagespeeld in de nachtelijke uren.
De muziek vulde het appartement, bracht de ruimte tot leven zoals alleen muziek dat kan. Emma verloor zichzelf in de noten, haar ogen gesloten, haar hele wezen geconcentreerd op het laten herleven van dat moment van verbinding.
Toen de laatste noten wegstierven, opende ze haar ogen. Hiro stond in de deuropening, precies zoals toen. Maar er was geen herkenning in zijn houding, geen teken dat de muziek hem had geraakt.
“De temperatuur in deze ruimte is optimaal”, zei hij, zijn stem mechanisch en vlak. “Kan ik u verder nog assisteren?”
Emma glimlachte triest. “Nee, Hiro. Dankjewel.”
Ze stond op, klaar om de kamer te verlaten, toen ze het zag – een subtiele beweging, zo klein dat ze dacht dat ze het zich verbeeldde. Hiro’s hoofd draaide, bijna onmerkbaar, naar de piano. Zijn ogen, normaal gesproken recht vooruit gericht, bleven een fractie van een seconde langer op het instrument rusten dan noodzakelijk was.
Emma verstijfde, haar hart sloeg een slag over. “Hiro?”
Geen antwoord, geen verandering in zijn houding. Maar toch… er was iets geweest. Een flikkering, een echo, een herinnering misschien?
Ze liep naar hem toe, stond recht voor hem, keek in die bruine ogen die eens zo expressief waren geweest.
“Het maakt niet uit hoe lang het duurt”, fluisterde ze. “Ik zal elke dag ‘dankjewel’ zeggen. Ik zal elke avond Chopin spelen. En op een dag… op een dag zul je misschien weer kijken naar een zonsondergang en je afvragen waarom het belangrijk lijkt.”
Misschien verbeeldde ze het zich, maar in het licht van de ondergaande zon leek er iets te veranderen in Hiro’s ogen – een subtiele verdieping van de kleur, een zweem van iets dat daar voorheen niet was.
Emma glimlachte, haar hart vol met een emotie die zowel pijnlijk als wonderbaarlijk was. “We hebben alle tijd van de wereld, Hiro.”
In de stilte die volgde, vulde de zonsondergang de kamer met goud, en Emma zou later zweren dat, heel even, Hiro’s hoofd zich had gedraaid om het te zien.
EINDE
Beelden: zelf gebakken met ChatGPT, gebaseerd op dit eerste plaatje gemaakt op Ideogram.ai
Logo voor de Science Fiction en Romantiek-reeks: zelf gebakken met ChatGPT