Van elkaar vervreemd (Een Sci-Fai / Detectiveverhaal)

Van elkaar vervreemd (Een Sci-Fai / Detectiveverhaal)

Sci Fai detective

In 2068 kan je bewustzijn worden overgeplaatst naar elk lichaam dat je wilt (geen verrassing voor wie Altered Carbon of Dr. Who heeft gezien of de Trills uit Star Trek kent).

Voor Mira is dit een zegen en een vloek – sinds haar verkrachting kan ze haar eigen huid niet meer verdragen. Elke twee weken kiest ze een nieuw lichaam, een nieuwe identiteit, maar het trauma blijft. Samen met haar man gaat ze in therapie. Maar of dat zo’n goed idee is?

HOOFDSTUK 1: EERSTE SESSIE – DE THERAPEUT

Mira (Aangepast)

7 juli 2068

Het kantoor van Dr. Ellen de Vries ademde de kalme neutraliteit van een ruimte die was ontworpen om geheimen te ontsluiten. Zachte crèmekleurige muren, strategisch geplaatste planten en het soort licht dat vriendelijk genoeg was om vertrouwen uit te nodigen, maar helder genoeg om geen detail te missen. Mira zat op de rand van de beige leren bank, haar vingers nerveus spelend met de zoom van haar donkerblauwe jurk—een lichaam dat ze drie dagen geleden had gekozen, jong en blond, met de soort gezicht dat mensen vertrouwden.

“Zeker twee keer per maand?”, vroeg Ellen terwijl haar pen boven een notitieblok zweefde. Haar eigen lichaam was origineel: vijfenveertig jaar van ervaring geëtst in lachlijntjes en de kleine lijnen die ontstaan door het fronsen bij moeilijke gevallen.

Mira knikte. Haar hand ging automatisch naar haar nek, waar onder de huid dat kleine apparaatje dat haar bewustzijn bevatte, haar ziel, haar alles. “Soms vaker.” Haar stem was die van het lichaam dat ze droeg: helder, jong, onschuldig. Maar in haar ogen zat een ouder verdriet. Ze zocht de ogen van haar echtgenoot, op zoek naar bevestiging.

Karel knikte berustend en schoof dichter naar haar toe op de bank. Hij sloeg zijn arm om haar heen en er sprak zorgzaamheid uit hoe zijn vingers even aarzelden voordat ze Mira’s schouder raakten.

“Hoe is dat voor jou?”. vroeg Ellen.

“Niet makkelijk”, zei hij, met een stem die stem droevig en begripvol klonk. En toen wat sneller: “Maar ik begrijp het natuurlijk. Na wat ze heeft meegemaakt…”

Ellen bestudeerde hem. Karel was zevenenvijftig, zowel mentaal als fysiek. Een van de weinige rijke mensen die zijn oorspronkelijke lichaam nog droeg. Hij was knap en gedistingeerde, met haar doorsprenkeld van grijs en een oprecht gezicht.

Ellen knikte. “Het is voor jullie allebei moeilijk, dat kan ik me voostellen. Maar we kunnen eraan werken. Samen.” Ze wendde zich tot Mira. “Vertel me over die dag”, zei ze voorzichtig. “De dag waarop alles veranderde.”

Mira verstijfde. Hoe vaak ze ook van lichaam had gewisseld, die nacht bleef bleef haar achtervolgen. Elk nieuw lichaam voelde na korte tijd vies aan, bijna net zo vies als haar oude, oorspronkelijke lichaam had gedaan na die dag. Die dag… die dag. Die avond. “Ik was in een hotel. Een zakenreis. Ik zat in de bar, alleen.” Haar stem werd kleiner. “Er kwam een man naar me toe. Charmant, zelfverzekerd. We raakten aan de praat.”

Karel’s hand kneep zachtjes in haar schouder. “Als ik aardiger was geweest, als ik meer aandacht aan haar had besteed, dan zou ze nooit…”

“Maar je ging er wel op in”, constateerde Ellen.

“Ja”, verzuchtte Mira.

Ellen wendde haar blik naar Karel. “En wanneer hoorde jij wat er gebeurd was?”, vroeg ze aan Karel.

“De volgende dag pas.”

“Hij wist dat ik pas de volgende dag thuis zou komen”, beaamde Mira.

“En toen?”, vroeg Ellen aan Karel.

“Toen ben ik naar de politie gegaan. En naar het ziekenhuis.”

“Eerst naar het ziekenhuis neem ik aan”, zei Ellen.

“Natuurlijk. En toen naar de politie.”

“Dat moet verschrikkelijk zijn geweest voor je.”

“Het was… het was het ergste moment van mijn leven.” Karels stem brak. “Maar ik dacht meer aan Mira dan aan mezelf.”

“Je nam het haar helemaal niet kwalijk dat ze met die man…?”

“Ik nam het mezelf kwalijk”, zei Karel meteen. “Als ik aardiger was geweest, als ik meer aandacht…”

“Stop”, fluisterde Mira. “Alsjeblieft.”

Ellen legde haar pen neer. “Mira”, zei ze zacht. “Hoe voel je je over Karels reactie op wat er is gebeurd?”

Mira keek even naar haar echtgenoot, met blik waaruit eerder respect dan liefde sprak. “Hij is… hij is geweldig geweest. Hij neemt het me niet kwalijk. Hij steunt me. Hij begrijpt dat ik me niet thuis voel in mijn eigen lichaam.”

Ellen pauzeerde even, ze fronste.

“Geld is geen probleem, als u dat denkt. Ik heb genoeg verdiend voor wel 100 operaties… En anders jij wel, toch Karel.”

Karel kinkte schaapachtig.

“En betaal jij mee?”, vroeg Ellen aan Karel.

“Dat niet”, zei hij. “Dat niet.”

Ellen liet een stilte vallen, in de hoop dat Karel zou vertellen waarom hij niet wilde meebetalen aan Mira’s gedaanteverwisselingen. Maar hij hapte niet. Zelfs toen Ellen hem vragend aankeek, bleef hij zwijgen. Ellen besloot het te laten rusten. Mensen praten niet graag over geld. Zelfs niet wanneer ze er meer dan genoeg van hebben. Vaak juist niet wanneer ze er meer dan genoeg hebben.

“Mira, wat hoop je te bereiken met deze therapie?”

“Ik wil…” Mira’s stem haperde. “Ik wil mezelf weer kunnen verdragen. Ik wil stoppen met wegrennen van wie ik ben.”

“En jij, Karel?”

“Ik wil mijn vrouw terug”, zei hij eenvoudig. “De vrouw op wie ik verliefd werd.” Hij pauzeerde. “Misschien zelfs in het lichaam waarop verliefd werd!”, grapte hij.

“Daar gaan we aan werken.”

HOOFDSTUK 2: EEN PIJNLIJKE HERINNERING

Kamer762Anderhalf jaar eerder, 5 januari 2067

Het Victoriahotel in Rotterdam was net mondain genoeg om in de smaak te vallen van Mira. Ze had haar hotels liever groter en anoniemer, maar het kon er mee door. Het marmer en goud, de kitscherige kristallen kroonluchters die het licht in duizend regenbogen braken, de stilte die sprak van discrete transacties en geheimen waar fors aan werd verdiend. Mira zat alleen aan de bar, terwijl ze met haar vingers met de steel van haar wijnglas speelde, terwijl ze probeerde de moed te verzamelen om naar haar kamer te gaan en Karel te bellen.

Hun huwelijk was stuk. Niet op een dramatische manier, helemaal niet. Er waren geen schreeuwpartijen geweest, geen gebroken borden. Ze waren van elkaar vervreemd geraakt. Hun huwelijk was een stille dood gestorven door verwaarlozing, door jaren van langs elkaar heen praten, van slapen in hetzelfde bed zonder elkaar aan te raken. Ze waren vreemden geworden die toevallig een hypotheek deelden. Of zelfs dat niet, want die hypotheek was al lang afbetaald. Karel was enkele maanden geleden gestopt met werken – hij was niet met pensioen, zei hij was ‘gestopt’ omdat hij ‘van het leven wilde genieten’. Het was er volgens Mira nog niet van gekomen. Zelf zou ze binnenkort ook stoppen, dit was misschien zelfs haar laatste zakelijke afspraak. Straks zou ook zij gaan ‘genieten van het leven’. Al kon ze zich er niets bij voorstellen. ‘Genieten’? Hoe deed je dat ook al weer? En met of zonder Karel?

“Mag ik?” Een stem, diep en zelfverzekerd, onderbrak haar gedachten.

Ze keek op en zag een man van begin veertig, donker haar met de eerste tekenen van grijs bij de slapen, ogen die haar taxeerden met een intensiteit die even flaterend als ongemakkelijk was. Een man voor wie alsof alles en iedereen hem opzij week als hij een ruimte betrad. Mozes in het Victoriahotel.

“Natuurlijk”, hoorde ze zichzelf zeggen.

“David Vermeulen.” Hij stak zijn hand uit. Zijn handdruk was stevig, beslist. “En jij bent veel te mooi om alleen aan een bar te zitten.”

Het gesprek vloeide zonder een enkele hapering, alsof ze oude vrienden waren die elkaar na jaren weer tegenkwamen. David vertelde over zijn bedrijf. Iets met internationale investeringen, vaag genoeg om indrukwekkend te klinken zonder echt informatief te zijn. Het interesseerde Mira ook niet. Zijn was in hem geïnteresseerd, niet in wat hij deed of hoeveel hij verdiende. Hij gaf haar zijn ‘business card’ en zij hem de hare. Hij vroeg naar haar werk, leek echt te luisteren naar haar antwoorden en maakte opmerkingen waaruit bleek dat hij niet alleen hoorde wat ze zei, maar ook wat ze niet zei.

“Weet je wat het probleem is met de meeste mensen?” zei hij na hun derde drankje. “Ze denken dat geluk iets is wat hun overkomt, in plaats van iets wat ze kunnen pakken.”

“En jij pakt gewoon wat je wilt?”

“Altijd.” Hij keek haar recht aan. “Het leven is te kort om te wachten op toestemming om gelukkig te zijn.”

Toen David voorstelde om naar zijn suite te gaan, zei ze ja.

Kamer 762, had hij gezegd. Op de bovenste etage van het torenhoge hotel. Maar het was eerder een luxe-appartement dan een kameer Een suite met ramen van de vloer tot het plafond met een panoramisch uitzicht over de stad en een slaapkamer die groter was dan menig appartement. David schonk champagne in, dure fles die hij uit een privébar haalde alsof het water was.

“Op het geluk”, zei hij, zijn glas tegen het hare tikkend.

“Op het geluk”, herhaalde ze.

“Ons geluk”, glimlachte David. Wat er daarna gebeurde begon intens en hartstochtelijk. David was attent, ervaren, het soort man die wist hoe hij een vrouw moest laten voelen alsof ze de enige was die er voor hem toe deed. Ze kusten, de spanning tussen hen voelbaar, elektrisch. En toen, in dat moment van opbouwende intimiteit, riep David plotseling uit: “Ik ben de rijkste man van de wereld!”

Mira lachte. “Dat betwijfel ik, maar je bent zeker de mooiste.”

Maar iets in zijn ogen veranderde. De charme, de aandacht, de zorgzaamheid. Het verdween allemaal als een masker dat werd weggetrokken. Wat overbleef was honger, bezitsdrang en iets veel gevaarlijkers.

“Nee”, zei ze toen hij hardhandiger werd. “David, stop.”

Maar hij stopte niet.

HOOFDSTUK 3: TWEEDE SESSIE – ‘NIET DE VROUW OP WIE IK VERLIEFD WERD’

Karel (Aangepast)21 juli 2068

De tweede therapiesessie vond plaats op een regenachtige donderdag. Ellen de Vries zat in haar stoel en wachtte, haar notitieblok opengeslagen op een blanco pagina. Om precies twee uur ging de deur open en kwam Mira aarzelend binnen, met Karel in haar kielzog.

Dezelfde Mira misschien, maar met een heel ander voorkomen. Waar ze de vorige week blond en in de dertig was geweest, was ze nu een brunette van in de veertig. Haar gezicht was zachter, volwassener, met een schoonheid waar wijsheid en ervaring uit sprak. Ze droeg een eenvoudige zwarte trui en jeans, kleding die haar lichaam verhulde in plaats van accentueerde.

Karel had zijn hand op haar rug. Een beschermende geste, al kreeg Ellen ook de indruk dat hij Mira zachtjes voortduwde.

“Nieuw lichaam?” vroeg Ellen toen ze waren gingen zitten.

“Ja.” Ook Mira’s stem was veranderd. Om gek van te worden als echtgenoot, dacht Ellen. En haar mimiek was ook anders. Geslotener, defensiever. Misschien was haar leeftijd, of liever gezegd de leeftijd van haar nieuwe lichaam, dat niet de onbevangenheid had van het lichaam van de tien, vijftien jaar jongere vrouw die ze vorige keer was geweest. Misschien.

“Waarom juist dit lichaam?”

Mira keek naar Karel, toen weer naar Ellen. “Alles is beter dan wat ik toen aanhad. Verder maakt het me niet zo veel uit wat draag.”

Ellen maakte een aantekening. “Karel, hoe voel jij je over Mira’s nieuwe uiterlijk?”

Karel aarzelde. “Ik steun haar keuzes. Wat haar helpt om zich beter te voelen.”

“Maar zelf? Had je niet liever dat ze er anders uitzag?”

“Ik…” Karel sloeg zijn ogen neer. “Ik zou willen dat ze er weer uit kon zien zoals vóór die dag. Zoals de vrouw op wie ik verliefd werd.”

“Omdat…?” vroeg Ellen.

“Omdat dat de échte Mira was. Voordat hij… voordat hij haar brak.”

Mira kromp ineen alsof ze geslagen was. “Ik ben niet gebroken.”

“Natuurlijk niet”, zei Karel snel, zijn hand op haar knie. “Ik bedoelde alleen…”

Karel worstelde duidelijk met zijn woorden. “Ik bedoel dat hij haar gevoel van eigenwaarde heeft weggenomen. Haar vertrouwen in haar eigen lichaam. Als ze er weer uit zou kunnen zien zoals vroeger, misschien zouden wij dan ook ze dan…”

“Zou ze dan wat?”

“Dan zou ze weer de vrouw zijn op wie ik verliefd werd. En zouden we de draad weer kunnen oppikken.”

Karel, begrijp je dat Mira nog steeds dezelfde persoon is, ongeacht welk lichaam ze draagt?”

“Natuurlijk”, zei hij. En nog een keer: “Natuurlijk”, zoals iemand die wil laten zien dat hij begrijpt waarom hij terechtgewezen is.

“Vertel me over jullie huwelijk voordat dit gebeurde”, zei Ellen tegen Karel. “Specifiek de laatste twee jaar.”

Karel opende zijn mond, maar Mira antwoordde eerst.

“We waren aan het uit elkaar groeien. Karel werkte voortdurend—weekenden, avonden. Ik voelde me eenzaam. We hadden ruzie over kleine dingen die uitgroeiden tot grote dingen. Over de financiën, over kinderen krijgen, over waarom we nooit meer samen dingen deden. En toen stopte hij met werken. Hij had meer tijd… maar niet meer tijd voor mij.”

“Lag het alleen aan hem?”

“Nee, natuurlijk niet. Ik had het ook altijd druk. Maar ik was wel bereid om weer meer samen te doen. Daarom wilde ik ook stoppen.”

“Karel?” Ellen keek hem recht aan. “Bevestig je dit?”

Karels voorhoofd glom van het zweet. “Huwelijken zijn ingewikkeld. Ik zou er alles voor over hebben om terug te keren naar vroeger. Het was misschien niet perfect. Maar beter dan nu.”

“Maar je was toen niet bereid om er aan te werken?”

“Ik dacht niet dat het nodig was. Ik dacht dat we meer tijd voor elkaar zouden krijgen zodra Mira ook zou stoppen met haar werk. Daarom was ik ook gestopt, toch? Waarom anders?”

“Mira zegt dat dat niets uitmaakte.”

Karel zuchtte. “Het was er gewoon nog niet van gekomen. Ik had er best aan willen werken. Zoals ik er nu toch ook aan werk?” Verwachtingsvol keek hij naar Ellen en toen naar Mira.

Mira viel hem bij. “Ik moet er harder aan werken. Niet hij.”

HOOFDSTUK 4: DE RUZIE

OopsAnderhalf jaar eerder, 6 januari 2067

De volgende ochtend belde Mira Karel alsnog. Niet vanuit het hotel, maar vanuit het Centrum Seksueel Geweld. In tranen. Haar verhaal was onsamenhangend. Mira begon zich te verontschuldigen, toen zei ze dat ze ‘het zo niet gewild had’, en toen vertelde ze over een ‘man’ die ze had ‘ontmoet’. Pas toen ze zei waar ze was, begreep Karel het. “Ik kom er meteen aan”, zei hij. En binnen een uur stond hij aan haar bed, met toiletspullen en kleren. “Het komt wel goed”, zie hij keer op keer. “Het komt wel goed.” Zijn donkere gezichtsuitdrukking zei iets heel anders.

Voor hij vertrok, vroeg hij: “En de politie? Wat zegt die?”

“Ik heb nog geen aangifte gedaan”, zei ze.

“Ik doe het wel”, zie hij.

Toen had Mira de business card van de David Vermeulen gepakt. “Dit was hem”, zei ze.

Nog geen half uur later stond Karel Hendricks voor de deur van David Vermeulens penthouse, zijn handen trillend van woede en adrenaline.

“Ik ben de man van Mira”, zei hij toen David de deur opendeed.

David was kalm, te kalm. Hij droeg een zijden ochtendjas en hield een glas whisky vast alsof het een gewone dinsdagavond was.

“Wat moet ik zeggen? Kom binnen.” Hij stak een hand uit. “David… ”

Karel gaf hem geen hand terug, maar toen David zich omdraaide en het huis inliep, volgde hij hem wel. Ze stapten een luxueuze ruimte binnen. Mira en Karel hadden het breed, maar het viel in het niet bij de obscene rijkdom van deze man. De veel te strakke designmeubels, de kunst aan de muren, het ruime uitzicht over de stad. Deze man had een leven dat Mira en hij zich nooit zouden kunnen veroorloven.

“Ze was ongelukkig”, zei David simpel. “Ze was in bed met mij was ze gelukkiger dan ze in jaren met jou was geweest.”

“Dat is niet wat zij zegt”, gromde Karel.

“Ze kwam uit eigen wil naar mijn kamer. Uit eigen wil. Tot het einde.”

Karel sloeg hem. Het was niet gepland—zijn vuist bewoog voordat zijn verstand kon ingrijpen. David viel achterover. Het glas dat hij in zijn hand had brak op de marmeren vloer.

David stond op. Hij had een bloedneus en wankelde. Hij haalde diep adem. Het masker van beschaving viel weg, zag Karel, en er kwam iets duisters te voorschijn. David balde zijn vuisten, als een boos jongetje. Wat een toneelspeler, dacht Karel.

“Kleine man”, zei David nadrukkelijk. “Met je kleine leven en je kleine dromen. Denk je echt dat een vrouw zoals Mira gelukkig kan zijn met iemand zoals jij?”

En hij sloeg Karel terug. Harder en doelgerichter dan Karel had zien aankomen. Karel strompelde, struikelde en viel. Zijn hoofd kwam hard tegen de rand van een glazen tafel. Het bloed gutste over het tafelblad. Karel wist nog net op te staan.

“Ze kwam naar mij toe omdat ze wilde ontsnappen aan jouw saaie, kleine bestaan”, vervolgde David, en hij bleef maar slaan met z’n vuisten. “En het zal weer gebeuren. Ze weer iemand zoeken zoals ik. Jij bent gewoon niet goed genoeg voor haar.”

Karel probeerde terug te vechten, maar David was groter, sterker en sneller. Karel ging weer neer. Zijn gehavende hoofd sloeg tegen de grond met een vreselijke krak. Alles werd zwart.

David stond over het lichaam, hijgend. Karel’s ogen staarden blind naar het plafond.

“Oops”, mompelde David. “Dat was nou ook weer niet de bedoeling.”

Hij keek naar Karel’s lichaam en toen naar zijn eigen spiegelbeeld in de grote ramen. Een idee begon zich te vormen te nemen, een idee dat zo gedurfd en wild was dat het welbriljant moets zijn.

Karel was dood. Maar hij kon zijn gedaante aannemen. De plaats van Karel innemen.

David had contacten in de onderwereld. Mensen die hij vaker inhuurde als hij geen andere uitweg zag. Mensen die geen vragen stelden als hij ze maar genoeg betaalde. En dat deed hij. Nog diezelfde dag waren de sporen van het tweegevecht weggewerkt. Was David via een spoedoperatie Karel geworden. En was zijn eigen lichaam ‘verdwenen’, opgeborgen in een freezer in een beveiligde faciliteit buiten de stad. Zijn huis zou hij moeten achterlaten. Misschien kon iemand anders er gaan wonen, al was het maar tijdelijk.

Karel keek in de spiegel. Hij was ouder geworden en minder knap. Maar de politie zou hem nooit op het spoor komen. En Mira zou hem nooit herkennen. Hij zou de rouwende echtgenoot spelen. Het zou perfect zijn: hij zou Mira’s steun en toeverlaat zijn, haar beschermer, haar nieuwe begin. En zij zou nooit weten dat haar redder het monster was van wie ze gered had moeten worden.

Hij pakte Karels auto en reed naar het huis van Karel en Mira. Hij was alleen thuis. Tot de telefoon ging. “Ik mag naar huis. Kom je me halen?”

HOOFDSTUK 5: DERDE SESSIE – TERUG NAAR TOEN

Ellen1 augustus 2068, ’s middags

Mira kwam weer als eerste het kantoor van Ellen binnen, met Karel als een volgzaam huisdier achter haar aan.

Dit keer droeg Mira het lichaam van een 50-jarige.

“Zo zag je er toen uit?”, vroeg Ellen.

Mira knikte. En inderdaad: ze had zich een exacte replica aangemeten, en haar lichaam was nu was een precieze kopie van hoe ze eruit had gezien op die avond toen ze haar verkrachter had ontmoet, tot de laatste sproet en lachlijntje. Ze droeg een donkerblauwe reisjas, een crèmekleurige blouse, en haar haar was gestyled in dezelfde losse krullen als toen.

“Dank je dat je het hebt aangedurfd”, zei Ellen. “Je hebt gezegd hoe moeilijk dit voor je is, en dat kan ik me goed voorstellen. Zeker nu die man nog vrij rondloopt. Maar door traumatische ervaringen in een veilige omgeving te herbeleven, worden ze minder indringend. Het wordt alsof het iemand anders is overkomen.” Ze keek naar Mira. “Je moet niet alleen om het verleden loslaten, maar ook controle over je eigen verhaal herwinnen.”

“Controle”, herhaalde Mira bitter. “Dat is het probleem. Ik heb geen controle.”

“Controle”, viel Karel in. Schamper tegen Mira: “Dat zou mooi zijn.”

“Het was voor jullie allebei traumatisch”, zei Ellen tegen Karel. “Ook voor jou.” Ze dacht even na. “Misschien is het goed als jij vertelt hoe die dag voor jou was. De dag nadat het gebeurd was, bedoel ik natuurlijk. Je werd wakker…”

Karel’s ogen dwaalden af, hij keek in de verte. “Ik was thuis. Ik had slecht geslapen, dus bleef in bed liggen. Ik verwachtte Mira ook pas later die dag thuis. Tot ze belde.” Karel trok een gezicht alsof hij heel zwaar had en blies uit. Hij haalde weer adem. “Toen ben ik meteen naar haar toe gegaan. Natuurlijk.”

“En toen?”

“Toen ben ik bij haar gebleven. En weer weggegaan, toen ik zeker wist dat ze in goede handen was.” Hij aarzelde en dacht even na zoals iemand doet die zich iets probeert te herinneren. “Met haar oude spullen, geloof ik.”

“Hoe reageerde je toen Mira je vertelde wat er was gebeurd?”

Karels gezicht werd rood. “Ik was woedend. Niet op Mira. Op die man. Ik wilde hem vermoorden.”

“Maar je ging naar huis…. ”

“Ja, natuurlijk.

“En de politie?”

Karel aarzelde weer. “De politie?”, zei hij zachtjes.

“Wie heeft die gewaarschuwd?”

Weer aarzelde hij. “Die zijn later gekomen, toch?” Hij keek Mira aan. “Ze zijn bij ons thuis geweest, toen je weer terug was.”

“Jij hebt ze dus geen aangifte gedaan?”, vroeg Ellen.

“Weet ik veel”, wuifde Karel haar vraag weg.

“Jij zou het doen”, onderbrak Mira hem.

“Ik… Ja, ik heb het ook gedaan”, leek Karel zich te herinneren. “Geloof ik. Ik ben het even kwijt.” Hij lachte. “Ik was natuurlijk overstuur.”

Ellen: “En toen?”

“Toen?”, vroeg Karel, licht geïrriteerd. “Toen ben ik je komen ophalen”, zei hij, en hij keek vragend naar Mira, in de hoop dat zij zou bijvallen.

“De volgende dag. Die avond ben je niet naar je vrouw gegaan”, zei Ellen.

“Ik dacht dat ze rust nodig had. Is dat zo gek?”

Ellen haalde schouders op. “We proberen alleen alles te herbeleven. Om jouw trauma te genezen”, zei ze neutraal. Ze aarzelde even en vroeg toen aan Karel. “Wat heb je gedaan nadat je thuis was gekomen? Nadat je naar de politie was geweest.”

Karel dacht na, keek naar Mira en nam haar goed in zich op. “Haar jurk…”, wist hij uit te brengen. “Ik heb haar kleren gewassen. Dat weet ik nog. Die jurk! Diezelfde jurk!

Weer keek hij naar Mira. “Je ziet eruit als…”

“Als de vrouw op wie je verliefd werd?” vroeg Ellen.

“Ja.” Karel kon zijn ogen niet van Mira afhouden. “Precies zo. Dit is… dit is perfect.”

Mira kromp ineen. “Dit lichaam, deze kleren… ik kan zijn handen nog voelen.”

“Maar je ziet er zo mooi uit”, zei Karel, en zijn hand reikte uit om haar wang aan te raken. Mira deinsde terug.

Karel merkte haar verstijving op en stopte.

Ellen zag het ook.

“Mira?”

“Ik kan het niet.”

“Het is al zo lang geleden”, zei Karel.

“Ik kan het niet”, zei Mira weer. “Ik kan het niet forceren. Het spijt me.”

Karel zuchtte, als iemand die er genoeg van heeft om zich steeds te moeten aanpassen aan een ander.

Ellen zag het. “Karel, hoe is dit voor jou?”

“Hoe denk je dat dat het voor mij is”, reageerde Karel geïrriteerd omdat Ellen naar de bekende weg vroeg. “Sinds die dag hebben we nog geen enkele keer…”, zei hij, zonder expliciet te worden. “Ik wil gewoon ons oude leven terug”, zei hij

“Zo geweldig was dat ook niet”, verzuchtte Mira en trok een strak gezicht.

Karel zweeg. “Ik heb wel genoeg gehad”, zei hij boos en liep weg.

“Niet zo aardig als hij zich voordoet”, dacht Ellen. “Niet zo aardig als hij wil dat wij denken als hij is.”

Mira leek haar gedachten te raden. “Huwelijken zijn ingewikkeld” zei ze. “Ik heb het er voor hem niet makkelijker op gemaakt. Een man heeft behoeften. Dit verdient hij niet”

“Jij verdiende het niet om verkracht te worden”, zei Ellen.

Mira negeerde die opmerking. “Het is moeilijk voor hem. Hij heeft ook een trauma.”

Ellen schudde haar hoofd. “Geloof je dat zelf? ”

“Natuurlijk”, zei Mira. “Natuurlijk!”

Waarom houdt hij zich dan zo op de vlakte? Jij weet precies wat er gebeurd is. Maar hij… hij weet niet eens of hij naar de politie is geweest.”

“Hij was overstuur, dat zei hij toch?”

“En die avond heeft gedaan, toen hij bij je in het ziekenhuis kunnen zijn.”

“Hij hoopte dat ik zou uitrusten.”

“En hij heeft je jurk gewassen. Een hele avond lang …”

Ellen besloot open kaart te spelen met Mira. “Hij heeft geen trauma, hij verbergt iets. Hij geeft geen eerlijke antwoorden. Hij doet alsof hij jou wil helpen, maar wil niet meebetalen als jij van lichaam verwisselt. En hij zegt dat hij zichzelf van alles verwijt, maar ondertussen probeert hij jou de schuld te geven van jullie problemen. Hij speelt het slachtoffer. Heb je dat niet door?”

Het viel niet goed. “Nee. Nee. Hij is net zo getraumatiseerd als ik!” riep Mira uit.

Maar Ellen was niet te stuiten. “En als hij naar de politie is geweest… ALS… waarom herinnert hij zich dat niet meer goed? En die jurk van jou, was dat geen bewijsmateriaal? Nogal raar dat hij die is gaan waasen.”

“Waarom zeg je dit allemaal?”, reageerde Mira. “Je probeert ons uit elkaar te drijven. In plaats van ons te helpen!”

Ellen probeerde haar te kalmeren, maar Mira werd alleen maar bozer.

“Je zoekt problemen waar die er niet zijn. Karel houdt van me. Zorgt voor me. Hij heeft alles opgegeven om mij te helpen.”

“Mira, luister”, probeerde Ellen nog.

“Nee!”

Mira stond op. Ijzig groette ze Ellen: “Wij redden onszelf wel.”

HOOFDSTUK 6: HERENIGD

Glas Wijn (Aangepast)1 augustus 2068, ’s avonds

Toen Mira lichtelijk overstuur thuiskwam, trof ze Karel aan in de woonkamer, met een glas wijn in zijn hand en een bezorgde blik op zijn gezicht.

“En?”, vroeg hij. “Ik heb je proberen te bellen.”

Mira keek naar zijn liefdevolle, bezorgde en knappe gezicht. Hoe had Ellen aan hem kunnen twijfelen? “Ze… ze stelde vreemde vragen. Over jou. Over ons.”

“Wat voor vragen?”

Je had kunnen blijven. Waarom ben je weggelopen?

Karel haalde zijn schouders op. “Wat wilde ze weten?”

“Ze gelooft niet dat je een trauma hebt”, zei Mira. “Ze denkt dat je iets verbergt.”

Karel keek ongelovig. “Nou jaaaa”, zei hij. De blik van iemand die altijd al heeft beweerd dat alle psychologen gek zijn en alle gekken net zo goed psycholoog zouden kunnen worden.

“Ik heb tegen haar gezegd dat ik er genoeg van had. Ik heb haar opgezegd. Ik ben ook weggelopen”

Karel’s gezicht lichtte op van opluchting. “Goed zo. We hebben haar niet nodig. We hebben elkaar.”

Hij sloeg zijn armen om haar heen en Mira liet het toe. Voor het eerst in anderhalf jaar. En nog wel in haar oude lichaam, in die kleren die ze met grote tegenzin had aangetrokken.

“Hoe ze naar ons keek”, zei Mira. “Alsof wij de vijand waren.”

“Ze begreep ons niet”, stemde Karel in. “Ze zag niet hoeveel we van elkaar houden.”

Ze maakten diner samen, praatten over gewone dingen, lagen samen op de bank, keken televisie. Voor veel andere stellen zou dit een normale avond zijn geweest, zo’n avond zoals die honderden keren samen hadden doorgebracht. Maar Mira en Karel niet. Ze hadden het zo vaak geprobeerd om intiem te zijn in de afgelopen anderhalf jaar. Maar elke keer had Mira het gevoel gehad dat ze een toneelstukje opvoerde. Dt ze was buitengesloten van haar echte leven.

Later, in de slaapkamer, werd Karel teder. Zijn aanrakingen waren voorzichtig, respectvol—de aanrakingen van een man die begreep wat trauma betekende. Ze begonnen voorzichtig, maar de intimiteit bouwde zich op, en voor een moment vergat Mira al haar twijfels. Misschien had de therapie toch gewerkt, bedacht ze zich. Misschien had die Ellen toch goed werk verricht, hoe onprettig haar confronterende stijl ook geweest was.

Karel werd hartstochtelijker, zijn bewegingen urgenter. Mira voelde zich meegevoerd door zijn intensiteit, ze begeerde zijn begeerte. Ze sloot haar ogen en liet zich gaan.

Maar toen, op het hoogtepunt van hun hartstocht, hoorde ze Karel uitroepen: “Ik ben de rijkste man van de wereld!”

EINDE

Beelden: zelf gebakken met ChatGPT en Copilot.

Logo voor de Science Fiction en Detective-reeks: zelf gebakken met ChatGPT.

Deel:

Geef een reactie