Dora’s Dankbaarheid (Autobiografie van iemand die liever niet over zichzelf praat)

“Al eerder liet ik je weten dat ik het schrijven van memoires overbodig en koket vind”, schrijft de gevierde scenarioschrijver Ger Beukenkamp (o.a. De prins en het meisje). Wie Beukenkamp heeft leren kennen kennen uit de reeks Faxen aan Ger van Nicolien Mizee, zal niet opkijken van deze mededeling. Hij antwoordt op geen enkele fax die Mizee hem toestuurt (inmiddels moeten het er honderden zijn), dus waarom zou hij nu wel zijn ziel en zaligheid blootgeven?
Anders dan Mizee (voor wier werk de term ‘bekentenisliteratuur’ lijkt te zijn uitgevonden) is hij daar de persoon niet naar. Of liever gezegd: daar is hij de schrijver niet naar. Zoals hij zelf aangeeft in dit boek: hij is een schrijver van het type Peter Morgan, de auteur van The Crown, met eenzelfde voorliefde voor ‘monarchie en politieke biografieën’. “Zijn onderwerpen behandel ik ook.” Persoonlijke ontboezemingen hoef je van zo iemand niet te verwachten.
Tenzij hij ertoe wordt gezet, dan lukt het misschien nog wat bekentenissen los te krijgen. Dat gebeurt in Dora’s Dankbaarheid. Op aangeven van een openingszin van Mizee aan het begin van elk hoofdstuk, bedoeld om hem uit zijn schulp te lokken, associeert Beukenkamp erop los. Hij neemt de lezer mee van zijn jeugd in Amsterdam-Noord tot zijn ervaringen als docent en scenarioschrijver. Hij deelt persoonlijke details over zijn seksuele escapades, waarvan het belang overigens in het niet valt bij dat van zijn relatie met Hans. Indrukwekkend is zijn beschrijving van een vergeten razzia in Amsterdam-Noord, gezien door de ogen van zijn moeder Dora: “Op zekere dag – 11 november 1942 – zag mijn moeder zo’n tweehonderd naaistertjes op het dak van het enorme atelier staan. Ze droegen het zwarte bedrijfsuniform. Het leek wel een zwerm vogels.”
Maar Beukenkamp ziet duidelijk op tegen al te vergaande zelfonthulling. Niet alleen omdat hij het – zie boven – sowieso ‘overbodig en koket’ vindt, in zijn geval komt daarbij dat hij misschien ook gewoon te weinig heeft meegemaakt: “Als een stalker je probeert neer te steken of je wordt terminaal ziek, als de Belastingdienst je leven vernielt of een verzengende liefde je overvalt, als je openbare ruimtes vreest of je moeder borduurt hakenkruizen op tafelkleden, ja, dan heb je wat te vertellen.” Maar dat is hem allemaal niet overkomen. En: “Als je nooit in een rubberboot de Middellandse Zee bent overgestoken en je wiegje niet in Kiev stond, waar wil je het als schrijver dan over hebben?” Bovendien speelt nog mee dat het geheugen onbetrouwbaar is en wat we meemaken zich lastig laat vangen: “Er zit ruis op de lijn naar het verleden.”
Liever dan over zijn eigen leventje heeft Beukenkamp het over de kunst van het (scenario)schrijven. Hij berijdt de stokpaardjes die we kennen uit zijn leerboek Schrijven voor film, toneel en televisie. Centraal staat het idee dat er een boeiend conflict moet zijn, aangedreven door personages met tegenstrijdige verlangens. Hij benadrukt maar weer eens het belang van een ‘begeerd object’ dat de personages nastreven. Dit object kan tastbaar zijn (zoals een erfenis) of abstract (zoals erkenning), maar het moet een drijvende kracht vormen achter het conflict. Allemaal niet heel nieuw of opzienbarend, maar in het boek staan aardige voorbeelden ter illustratie. Zo gaat Beukenkamp dieper in op zijn scenario Het Geniale Joch, over een achtjarige jongen met een bovenmenselijk intellect. In dit verhaal is het begeerde object de kennis die Roy, het geniale joch, bezit. Verschillende partijen, waaronder wetenschappers en criminele organisaties, willen Roy in handen krijgen om zijn kennis te exploiteren. Dit leidt tot een spannende thriller waarin Roy moet vechten om zijn vrijheid en identiteit te behouden.
Zelf blijft Beukenkamp – het zal geen verrassing zijn – het liefste onzichtbaar in zijn scenario’s. Hij ziet zichzelf als een ‘meester-marionettenspeler’ die personages creëert en hun lot bepaalt, iemand die aan toutjes trekt en anderen laat vechten, huilen, lachen en moorden. Terwijl hij ondertussen zelf op veilige afstand blijft, al weten ze nog tien autobiografieën uit hem te wrikken.
Beeld: Mistral.ai