Laatste brood van Guus Luijters

Mooie titel, Laatste brood. Het is het laatste boek van Guus Luijters dat nog tijdens zijn leven werd uitgegeven; er zijn nog acht boeken van de schrijver onderweg, maar die zal ‘ik niet meer zien verschijnen’, zoals hij zelf in Laatste Brood schrijft.

Die titel refereert aan een spelletje knikkeren dat Guus Luijters (3 januari 1943 – 3 januari 2025) als kind speelde: voor hij zijn laatste knikker inzette, zei hij altijd: “Laatste brood/ verlaat mij nooit/ in mijn leven en mijn dood”. Toen gebruikte hij deze bewering in de hoop zijn nederlaag af te wenden, nu symboliseert het zijn vastberadenheid om tot de laatste snik te blijven schrijven.

Want dat deed hij het liefst: “Schrijven is als vliegen. Wie schrijft is vrij en raakt los van de grond. De geest zweeft en de woorden volgen. Alles is mogelijk. Ik schrijf vanaf mijn kindertijd en sinds 1968, toen het redacteurschap van Propria Cures in zicht kwam, schrijf ik vrijwel iedere dag. Ik heb altijd met plezier geschreven. Het ene schrijven is het andere niet. De momenten dat je je aangeraakt voelt, en dat de woorden al klaar lijken te liggen of je ingefluisterd lijken te worden, zijn het mooist. Een gedicht dat zich in enkele minuten schrijven laat, een roman die zijn eigen weg gaat. Ik ben geen schrijver van grote successen, ik heb nooit iets geschreven dat iedereen wil lezen, maar dat heeft me niet of nauwelijks dwarsgezeten. Het genoegen van het schrijven is groter dan het verlangen naar succes.”

Geen ‘grote successen’? Dat is niet helemaal waar: van In Memoriam (2012), een monument voor de 18.000 Joodse, Roma en Sinti kinderen die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederland werden gedeporteerd en vermoord, werden er 3.600 exemplaren verkocht en leverde hem enorm veel goodwill op. Maar inderdaad, zelfs dat boek was geen ‘onverbiddelijke bestseller’ (om met zijn vriend Jan Cremer te spreken) en zijn overige boeken haalden een dergelijke oplage niet.

Vaak werden ze niet eens besproken, wat mede kwam door de beruchte aanval van de Belgische schrijver Jeroen Brouwers in 1979 op Luijters. Brouwers verweet Luijters en enkele generatiegenoten (o.a. Henk Spaan) dat ze ‘jongetjesliteratuur’ voortbrachten, hekelde hun ‘programmaloze grappenmakerij’ en hun ‘onvolwassenheid’, haalde er ook nog even het containerbegrip ‘fascisme’ bij en riep zijn collega-schrijvers op om Luijters het zwijgen op te leggen. En merkwaardig genoeg – de meeste mensen zijn meelopers, maar waarom zou je met een onbeduidende zuurpruim als Brouwers meelopen? – deden de meesten van hen dat ook. Luijters belandde hierdoor in een sociaal en literair isolement. Al bleef hij stug doorschrijven en kon hij met allerlei semi-literaire baantjes (o.a. voor Playboy) toch nog leven van de pen.

Laatste brood is niet zozeer een autobiografie, maar eerder een verzameling herinneringen, vooral aan literair Amsterdam van tussen eind jaren vijftig en het begin van deze eeuw. Luijters kende iedereen en iedereen kende hem, krijg je de indruk. Veel anekdotes, en af en toe een beschouwing. Wel aardig. Maar erg diep graaft Luijters meestal niet, moet ik zeggen (puntje voor Jeroen Brouwers). Veel critici hebben er verder op gewezen dat de herinneringen erg fragmentarisch zijn, en vinden het jammer dat Luijters – misschien omdat hij haast had? – niet de moeite heeft genomen om wat meer orde aan te brengen (herinneringen aan Gerard Reve in het ene hoofdstuk, herinneringen aan W.F. Hermans in een ander hoofdstuk etc.) Ik heb me er niet aan gestoord.

Voor iemand die zich schuldig zou maken aan ‘jongetjesliteratuur’ en lolbroekerij heeft dit boek nogal eens een tamelijk melancholieke ondertoon. En het rare is dat juist in die melancholieke passages de grote schrijver doorklinkt die Luijters had kunnen zijn: “Je hele leven ben je op weg naar de dood, maar als je jong bent, lijkt de dood zo ver weg dat je je er geen zorgen over hoeft te maken. Dat ‘ver weg’ al snel in heel dichtbij verandert, merk je pas na een tijdje, want lang speelt tijd geen rol en mag je je onsterfelijk wanen. Aan deze gelukzalige periode komt een einde in het midden van ons leven, dat traditioneel zo rond ons 35ste wordt gesitueerd. Vanaf dat moment is de dood voortdurend aanwezig, de een na de ander gaat dood, tot je zelf aan de beurt bent.”

Deel:

Geef een reactie