Formatieperikelen (Geen kabinet in zicht)

Formatieperikelen (Geen kabinet in zicht)

“Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg”, zei Pim Fortuyn en velen zeggen het hem na. Dat ‘ik zeg wat ik denk’ lijkt een spiegelbeeld van de aloude Engelse eed om in de rechtszaal niets dan ’the truth, the whole truth and nothing but the truth’ te vertellen.

Een spiegelbeeld, inderdaad: het gaat niet om de objectieve waarheid (wat is er werkelijk gebeurd) maar om een subjectieve waarheid (wat ik werkelijk denk). Alleen gaat het de ‘ik zeg wat ik denk’- zegger niet om de hele subjectieve werkelijkheid. Hij heeft het alleen over wat hij denkt; wat hij niet denkt – voelt, ervaart, nog niet over heeft nagedacht – laat hij onbesproken. Hij is bovendien een man van weinig gedachten. Een bepaald soort denken domineert: zijn denken is gericht op actie, op ‘doen’ wat je ‘zegt’. Hij heeft een broertje dood aan de feiten op een rij zetten, analyseren en contempleren. Hij is eerder een doener dan een denker, eerder iemand van daden dan van woorden. Iemand die recht voor z’n raap is en van aanpakken weet.

Een Nederlander, kortom. Althans iemand die zich kenmerkt door die typisch Nederlandse directheid. Concreet, hoekig en niet gehinderd door twijfel. Buitenlanders weten zelden goed wat ze ermee aan moeten, zo blijkt uit filmpjes zoals ‘Why are the the Dutch so direct‘ van de Californische Nederlander David Wren.

Aan de ene kant zien buitenlanders het voordeel van die Nederlandse directheid in: je weet waar je aan toe bent met iemand die geen blad voor de mond neemt, althans beter dan bij iemand die zich minder nadrukkelijk uitspreekt. Aan de andere kant kan die duidelijkheid intimiderend overkomen. Iemand die weinig zeker van zichzelf is, die er niet aan gewend is z’n woorden in ongekuiste vorm aan z’n mond te laten stromen, die er rekening houdt met wat hoe wat hij zegt overkomt – zo iemand zal snel dichtklappen als je hem bruusk om de oren slaat met allerlei stellige uitspraken. Zo iemand zal zich niet uitgenodigd voelen om z’n eigen gedachten te vormen of om samen een constructieve dialoog aan te gaan. Die duidelijkheid komt op hem agressief over, hij ervaart het als een verbale vorm van afbakening van een terrein waar hij niet welkom is.

En als een stel van die dominante ‘ik zeg wat ik denk’-zeggers een gezamenlijk besluit moet neemt, zal het maar al te vaak uitlopen op een veredelde sessie handjeklap. ‘Polderen’ om de verschillende, vaak tegenstrijdige belangen bij elkaar te brengen, elkaar tegemoet komen om tot een compromis te komen, van wensen en eisen ‘uitruilen’. In de politiek gaat het vaak zo, denk aan de gang van zaken tijdens de kabinetsformatie van 2012 gebeurde, toen onder leiding van Wouter Bos met standpunten werd ‘gekwartet’.

Inderdaad kun je zo tot zaken komen. Maar, zoals gezegd, allerlei alternatieven blijven zo onbesproken, en het is nog niet gezegd dat de gekozen middenweg ‘gulden’ is – wie weet wat het had opgeleverd als ze een poging hadden ondernomen om met elkaar in dialoog te gaan. Je loopt bovendien het gevaar op onvrede onder de kwartettende partijen en hun achterban, die minder hebben gekregen dan ze hoopten toen ze de onderhandelingen begonnen. En je loopt het gevaar dat ze keer op keer weer met elkaar zullen botsen. Ze hebben tenslotte geen gemeenschappelijke uitgangspunten of een overkoepelende visie, alleen maar een lappendeken van compromissen op onderdelen.

D66-fractievoorzitter Rob Jetten vreest dat die poldermentaliteit de Nederlandse rechtstaat wel eens zou kunnen op breken, valt in Trouw te lezen. Hij spreekt zijn angst uit dat de formatie “een glibberig pad opgaat, waarbij fundamentele grondrechten en vrijheden kunnen worden uitgeruild tegen andere onderwerpen”. Die angst is vermoedelijk onnodig. Er is nog geen kabinet in zicht. “Zes weken zou de maximale termijn zijn voor een eerste verslag van de formatiegesprekken. Maar in plaats van ‘eind januari, begin februari’ lijkt het moment van het eerste verslag aan de Tweede Kamer al door te schuiven naar ‘voor het voorjaarsreces’.” Met andere woorden: het lijkt erop dat zelfs een lappendeken van compromissen teveel gevraagd is van de partijen die bij de huidige formatie betrokken zijn.

Is dat een verrassing? Niet als je weet dat er aan de formatietafel nogal wat ‘ik zeg wat ik denk’- zeggers zitten. Mensen die niet hebben begrepen dat ‘in onze wereld vol openlijke emoties er ook iets valt te zeggen voor discretie’ zoals het heet in een bespreking van Een kleine filosofie van grote emoties van filosoof Ignaas Devisch in NRC. Want wellicht is het helemaal niet zo verkeerd om soms niet iets te vertellen of een ander niet ergens mee te confronteren. Discretie, aldus Devisch, leidt namelijk tot een veilige sociale ruimte. “Voor mijzelf omdat ik niet verplicht wordt alles te vertellen wat in mij omgaat. En voor anderen omdat ze geen schrik moeten hebben voortdurend te worden becommentarieerd of zich te moeten verantwoorden voor wat ze doen of wat er in hen omgaat.”

Beeld: Zelf gebakken met Dall-E 3

Deel:

Geef een reactie