Sterrenstof (Een Sci-Fai / Romantiekverhaal)

Sterrenstof (Een Sci-Fai / Romantiekverhaal)

Professor Elders woont alleen met zijn achtjarige zoon Elias. De professor is geen gewone man – hij lijkt geheimen te hebben die verder reiken dan onze werkelijkheid. Elias en Sara worden vrienden die samen sterren observeren en mysterieuze zaken ontdekken rondom de professor. Ze vinden vreemde portretten van hem uit verschillende tijdperken en een raadselachtig koperen instrument dat blauw licht uitstraalt.

Tijdens een spectaculaire meteorietenzwerm lost de professor op in een blauw licht. Wat zit er achter zijn verdwijning?

Een science-fictionverhaal geschreven met AI in de stijl van de Bouquetreeks.

HOOFDSTUK 1: HET BUURMEISJE

dd24c16e edd5 4d9a 858d cb944c93ac26 (Aangepast)

De ochtendzon veegde de sterren die Professor Elders de hele nacht had bestudeerd weg. Hij stond voor het raam van zijn studeerkamer, een verrekijker stevig in zijn handen geklemd. Niet gericht op de hemel deze keer, maar op de verhuiswagen die voor het huis tegenover het zijne tot stilstand kwam. Met belangstelling observeerde hij de systematische choreografie van de verhuizers. Een oud bureau, een keukentafel, dozen gemarkeerd met ‘SARA’S KAMER’ in kleurrijke letters. Bij die aanblik vernauwden zijn ogen zich licht, als een telescoop die eindelijk het gezochte hemellichaam vindt.

Een vrouw dirigeerde het geheel, constant op haar horloge kijkend. En dan het meisje – klein, met peinzende ogen die alles leken op te nemen. Ze stond op het trottoir, een knuffelsterretje tegen zich aan gedrukt, terwijl een doos met haar naam erop per ongeluk op het trottoir achterbleef toen de verhuizers verder liepen.

“Elias,” riep hij, zonder zijn blik van het tafereel af te wenden. “Elias!”

Een jongetje van acht met een slaperig gezicht verscheen in de deuropening. “Ja, pap?”

“Die mensen vergeten een doos. Misschien zou je kunnen helpen.”

Elias wreef zijn ogen uit. “Welke mensen?”

Professor Elders zette de verrekijker neer en draaide zich om. “De nieuwe buren. Er is een meisje van jouw leeftijd bij.” Hij hoefde niet uit te leggen hoe belangrijk deze informatie was; zijn toon deed dat voor hem.

Buiten rende Elias naar de openstaande doos. SARA’S BOEKEN stond er in zwierige letters op. Hij vouwde de flappen dicht en liep naar de voordeur. De bel klonk vreemd in deze onbekende omgeving.

De deur ging open en daar stond ze, het meisje dat hij door het raam had gezien.

“Hoi,” zei hij, de doos uitstekend. “Jullie waren deze vergeten.”

Sara’s ogen werden groot. “Mijn boeken!” Ze nam de doos aan met een opgeluchte glimlach. “Mama zou me vermoorden als die kwijt waren. Bedankt!”

“Geen probleem. Ik ben Elias. Ik woon hiertegenover.”

“Ik ben Sara.” Ze wierp een blik over haar schouder, naar de chaos van de verhuizing. “Wil je mijn nieuwe kamer zien? Hij is nog helemaal leeg, maar ik weet al waar alles moet komen.”

“Oké!” Elias stapte naar binnen, naar de onbekende wereld van het meisje naast de deur.

Een half uur later kwam hij thuis, zijn hoofd vol verhalen over Sara’s verzameling sterrenkunde-boeken en haar telescoop die nog groter was dan die van hem.

“Papa! Ze heeft een échte Celestron-telescoop, met een computergestuurde volgfunctie en alles!” riep Elias opgewonden toen hij zijn vader in de keuken vond.

Professor Elders knikte vaag, zijn aandacht gericht op berekeningen in zijn notitieboek. “Dat is mooi, Elias.”

“Ze houdt ook van sterren, net als wij! En ze heeft zelfs een poster van de Andromedanevel, precies zoals die van jou!”

“Hmm,” mompelde zijn vader, pennen verschuivend zonder op te kijken.

Elias’ enthousiasme ebde langzaam weg. “En… ze vroeg of ik morgen samen met haar naar school wil lopen.”

Professor Elders’ pen stopte even met bewegen. Een vage glimlach verscheen om zijn lippen. “Dat is een goed idee,” zei hij zacht, nog steeds zonder op te kijken, alsof hij het tegen zichzelf zei in plaats van tegen zijn zoon.

HOOFDSTUK 2: VRIENDSCHAP

32a530d9 5155 4447 add9 0e47b877b48d (Aangepast)

De volgende ochtend stond Professor Elders weer voor het raam, nu met een kopje koffie dat langzaam koud werd in zijn handen. Hij observeerde hoe Elias bij het hek wachtte, zenuwachtig van het ene been op het andere springend. Toen Sara naar buiten kwam, lichtte Elias’ gezicht op als een supernova.

De twee kinderen liepen samen weg, rugzakken op en hun hoofden dicht bij elkaar. Iets in het beeld deed Professor Elders verstrakken. Hij zette zijn koffie neer en haalde een verweerd notitieboekje tevoorschijn, flippend door pagina’s vol met datums en aantekeningen, tot hij stopte bij een schets: twee kindersilhouetten tegen een achtergrond van sterren.”

“Dus je zit al het hele jaar in juf Bergsma’s klas?” vroeg Sara terwijl ze samen de speelplaats overstaken.

“Ja, sinds groep 3. Ze is best aardig, maar let op bij rekenen. Ze vraagt altijd iemand om de sommen op het bord te maken.”

Sara trok een gezicht. “Ik haat rekenen.”

“Ik niet,” zei Elias trots. “Papa is wiskundige. En astronoom. Hij heeft me geleerd hoe je moet rekenen met lichtjaren en zo.”

“Cool!” Sara keek geïmponeerd. “Mijn moeder is verpleegster. Ze werkt vooral ’s nachts, daarom zitten we ook hiernaast. Dicht bij het ziekenhuis.”

Ze passeerden een groep oudere kinderen die Elias negeerden, maar Sara nieuwsgierig opnamen.

“Dat is Jochem,” fluisterde Elias. “Hij is de pestkop van groep 6. Blijf maar uit zijn buurt.”

“Oké,” fluisterde Sara terug. “Wie zijn onze vrienden?”

Elias keek naar zijn schoenen. “Ik heb niet echt… je weet wel.”

Sara stond stil. “Echt? Niemand?”

“De kinderen vinden me raar,” zei Elias zacht. “Omdat ik over sterren praat en mijn vader zo vreemd is.”

“Mijn vrienden op mijn oude school vonden me ook raar,” zei Sara met een glimlach. “Omdat ik dacht dat de maan me ’s nachts volgde. Ik ben het nog steeds niet zeker dat ze dat níét doet.”

Elias lachte voor het eerst die ochtend. “Nou, technisch gezien volgt ze ons allemaal.”

“Zie je wel!” Sara pakte zijn hand. “Kom, laat me de rest van de school zien. En geen zorgen. Rare kinderen moeten samen blijven.”

HOOFDSTUK 3: SCHADUWEN UIT HET VERLEDEN

H3Professor Elders zat in zijn studeerkamer, omringd door telescopen, astrolabia en oude sterrenkaarten. De muren waren behangen met schilderijen – portretten van mannen met zijn gelaatstrekken, maar in kleding uit vervlogen tijden. Een zeevaarder met een sextant uit de 18e eeuw. Een Victoriaanse astronoom naast een primitieve telescoop. Een man in een laboratoriumjas uit de jaren ’50.

Hij werkte aan een complexe berekening, zijn vingers vliegend over een antieke rekenmachine terwijl hij zo nu en dan naar een sterrenkaart keek waarop een dichte cluster van sterren was gemarkeerd.

“Negenentwintig dagen nog,” mompelde hij. “Deze keer moet het lukken.”

Achter hem hing een portret dat anders was dan de rest – een jonge vrouw met dezelfde peinzende ogen als Elias, haar hand rustend op een astronomisch instrument. Onder het portret stond een datum: 1989, het jaar van Elias’ geboorte.

De deur van de studeerkamer ging open zonder kloppen.

“Papa, we zijn terug!” Elias’ stem klonk ongewoon energiek.

Professor Elders draaide zich om, zijn papieren haastig bedekkend. “Elias, je weet dat je moet kloppen—”

Hij stopte toen hij Sara achter zijn zoon zag staan, haar ogen groot terwijl ze de kamer in zich opnam.

“Wauw,” fluisterde ze. “Het lijkt wel een museum.”

Professor Elders stond op, plotseling zeer aanwezig op een manier die hij zelden was. “Welkom, Sara. Ik ben Jan Elders.” Hij knikte naar haar, formeel maar niet onvriendelijk.

“Sara wil onze telescoop zien,” legde Elias uit. “Ik zei haar dat die van ons beter is dan die van haar.”

“Is dat zo?” Professor Elders keek Sara aan met een intensiteit die ongemakkelijk was. “Je bent geïnteresseerd in astronomie?”

Sara knikte. “Mijn vader nam me altijd mee om naar de sterren te kijken voor hij… wegging.” Ze aarzelde bij het laatste woord.

Iets flikkerde in Professor Elders’ ogen – herkenning, of misschien medeleven. “De telescoop staat in het observatorium op het dak. Elias kan je de weg wijzen.” Hij draaide zich om, schijnbaar alweer bezig met zijn werk. “Maar raak niets anders aan.”

Toen de kinderen vertrokken, fluisterde Sara: “Is je vader altijd zo… streng?”

Elias haalde zijn schouders op. “Soms is hij er helemaal niet. Dan verdwijnt hij gewoon, zelfs ’s nachts.”

“Waar gaat hij dan heen?”

“Dat weet ik niet.” Elias stopte onderaan de trap naar het dak. “Ik denk dat hij een geheim heeft.”

“Wat voor geheim?”

“Beloof je dat je niet lacht?”

Sara kruiste haar hart. “Beloofd.”

“Kom eerst de telescoop zien. Daarna laat ik je iets heel raars zien.”

Een uur later stonden ze weer in de gang, nu voor de schilderijen.

“Kijk,” wees Elias. “Deze is uit 1723. En deze uit 1900. En hier uit 1955.”

Sara bekeek de portretten met gefronste wenkbrauwen. “Dus?”

“Kijk dan!”

“Ze lijken allemaal op je vader.”

“Dat zijn ze niet. Dat is hij.” Elias keek om zich heen en verlaagde zijn stem. “Ik denk dat hij… een tijdreiziger is.”

Sara’s ogen werden groot. “Zoals in Doctor Who?”

“Misschien. Of hij is een alien.”

Sara moest lachen.

“Of een vampier”, grapte Elias.

Ze begonnen te giechelen, maar stopten abrupt toen er een geluid uit de studeerkamer kwam.

“Zou je vader ons bespioneren?” fluisterde Sara.

“Misschien. Hij heeft allemaal vreemde apparaten. Kijk, dit is het raarste.” Hij wees naar een complex instrument op een sokkel – koperen ringen die om elkaar heen draaiden met een kristal in het midden.

“Wat doet het?”

“Dat weet ik niet. Maar soms ’s nachts geeft het licht en maakt het geluiden. En de volgende dag is papa verdwenen.”

Sara raakte het voorzichtig aan. “Het lijkt op een astrolabium, maar dan… anders. In mijn sterrenboek staat zoiets.”

“Misschien gebruikt hij het om door de tijd te reizen,” fluisterde Elias opgewonden. “Of om signalen naar zijn thuisplaneet te sturen!”

Ze lachten weer, maar ergens in Sara’s lach zat een vragende ondertoon. “Maar Elias, dat zou toch echt heel raar zijn? Tijdreizen bestaat niet écht.”

“Ik weet het,” zei Elias met een zucht. “Maar dan snap ik niet waarom hij zo vaak weg is. En waarom hij zo vreemd doet. En waarom hij die schilderijen heeft. En soms weet hij dingen voordat ze gebeuren.”

Sara dacht na. “We kunnen hem volgen. De volgende keer dat hij ’s nachts weggaat.”

Elias’ ogen lichtten op. “Ja! Dan ontdekken we zijn geheim!”

Een stem achter hen deed hen opspringen. “Welk geheim?”

Professor Elders stond in de deuropening van zijn studeerkamer, zijn gezicht onleesbaar.

HOOFDSTUK 4: VERSTOPPERTJE? 

3948e125 dabf 4793 9eb1 6b4e92e62011 (Aangepast)

“We… we keken naar de schilderijen,” stamelde Elias.

Professor Elders keek van de kinderen naar het instrument dat ze zojuist hadden aangeraakt. “Jullie moeten voorzichtig zijn met dingen die je niet begrijpt,” zei hij, rustiger dan ze hadden verwacht. “Sommige objecten zijn… breekbaar.”

“Van wie zijn de schilderijen, meneer?” vroeg Sara direct, op een manier die alleen kinderen durven.

Een schaduw van een glimlach trok over zijn gezicht. “Familieportretten.”

“Waarom heeft die man uit 1723 dezelfde bril als jij?” Elias wees op een detail dat Sara was ontgaan.

Professor Elders’ glimlach verdween. “Het is laat. Sara, je moeder zal zich afvragen waar je bent.”

“Ze werkt tot middernacht,” antwoordde Sara. “Maar ik kan wel gaan.” Ze keek naar Elias. “Zie ik je morgen op school?”

“Ja,” zei Elias, teleurgesteld dat hun ontdekkingstocht werd afgebroken.

Nadat Sara was vertrokken, stonden vader en zoon in een ongemakkelijke stilte.

“Ze is aardig,” zei Elias uiteindelijk.

“Ja,” zei Professor Elders. “Dat is ze.” Hij keek naar het instrument dat ze hadden aangeraakt, iets aanpassend dat de kinderen hadden verstoord. “Elias, niet alles is wat het lijkt. Sommige geheimen zijn er voor een reden. Begrepen?”

“Ja, papa,” zei Elias, maar zijn gedachten waren al bij het plan dat hij en Sara hadden gesmeed.

Drie nachten later werd Elias gewekt door een zacht geklop op zijn raam. Sara’s gezicht verscheen, gehuld in een donkerblauwe muts.

“Hij gaat weg,” fluisterde ze toen hij het raam opende. “Ik zag licht in zijn kamer en toen ging de achterdeur open.”

Elias griste zijn jas en zaklamp. Samen slopen ze door de duisternis, de gedaante van Professor Elders volgend terwijl hij doelbewust door de nachtelijke straten liep.

“Waar gaat hij heen?” fluisterde Sara.

“Ik weet het niet,” antwoordde Elias. “Hij gaat meestal niet te voet.”

Ze volgden hem naar de rand van het park, waar hij stopte bij een bankje en ging zitten, alsof hij op iemand wachtte. De kinderen verstopten zich achter een boom.

“Dit is saai,” zuchtte Sara na tien minuten. “Hij doet helemaal niets.”

“Wacht,” zei Elias. “Kijk.”

Professor Elders haalde iets uit zijn zak – een klein apparaatje dat zacht begon te gloeien. Hij keek op zijn horloge, toen naar de sterren, maakte een aantekening in een notitieboekje, en stond toen op.

De kinderen doken dieper weg, maar op het moment dat ze weer keken, was de bank leeg.

“Waar is hij heen?” Sara draaide zich alle kanten op.

Elias stond perplex. “Hij is verdwenen! Zie je wel! Ik zei toch dat hij vreemd was!”

Ze renden naar de bank, zoekend naar aanwijzingen. Niets. Geen voetsporen die wegliepen, geen geluid in de struiken.

“Misschien is hij echt een tijdreiziger,” fluisterde Sara, nu veel minder sceptisch.

Een stem achter hen deed hen verstijven. “Of misschien ben ik gewoon heel goed in verstoppertje.”

Professor Elders stapte uit de schaduwen, zijn armen gekruist. “Wat doen jullie hier zo laat?”

Elias en Sara keken schuldbewust naar hun voeten.

“We volgden u,” bekende Sara.

“Dat had ik begrepen.” Professor Elders zuchtte. “Naar huis, jullie twee. We praten morgen.”

De wandeling terug verliep in stilte, maar Elias kon zweren dat zijn vader er bijna tevreden uitzag.

De volgende morgen stond Elias vroeg op, verwachtend dat zijn vader boos zou zijn. In plaats daarvan vond hij hem aan het ontbijt, kalm koffie drinkend.

“Waar was je gisteren?” vroeg Elias direct.

“Werken,” antwoordde zijn vader simpelweg. “Ik bestudeer een komende meteorenzwerm.”

“Midden in de nacht? In het park?”

Professor Elders keek hem aan over zijn koffie. “Lichtvervuiling, Elias. Het park is donkerder dan onze achtertuin.”

“Maar je verdween,” drong Elias aan. “We zagen je niet weglopen.”

“Je weet soms niet wat je ziet en je ziet soms niet wat je weet,” antwoordde zijn vader cryptisch. “Vraag Sara maar eens of zij mij zag verdwijnen, of dat ze gewoon niet oplette toen ik wegliep.”

Elias fronste. Zijn vader gebruikte altijd wetenschap om zijn vragen te omzeilen.

“Papa, ben je echt een astronoom?”

Professor Elders glimlachte, een zeldzame, warme uitdrukking. “Ja, Elias. Dat ben ik.”

“En niets anders? Geen alien of tijdreiziger?”

Nu lachte zijn vader echt, een geluid dat Elias zo zelden hoorde dat het bijna vreemd klonk. “Is dat wat jullie denken? Dat is… creatief.”

Elias voelde zich plotseling dom. Natuurlijk was zijn vader geen tijdreiziger. Dat was kinderachtig.

“Sara en ik hadden gewoon een theorie,” mompelde hij, beschaamd.

Professor Elders’ lach verstilde. “Theorieën zijn goed, Elias. Dat is hoe wetenschap werkt. Je observeert, je stelt een theorie op, je test hem.” Hij stond op. “Je bent vrienden geworden met Sara.”

Het was geen vraag.

“Ja,” zei Elias. “Ze is niet alleen aardig. Ze is ook slim.”

“Goed,” zei Professor Elders zacht. “Dat is goed.”

HOOFDSTUK 5: STERRENLICHT EN SCHADUWEN

H5Weken verstreken. Sara en Elias werden onafscheidelijk, zoals alleen kinderen dat kunnen worden – van vreemden naar beste vrienden in een oogwenk. Ze liepen samen naar school, maakten huiswerk in elkaars kamers, en deelden hun fascinatie voor de sterren.

Professor Elders bleef een mysterie, soms opvallend afwezig, dan weer intens aanwezig. Hij moedigde hun vriendschap subtiel aan, nodigde Sara vaak uit voor het avondeten, en gaf hen zelfs toestemming om zijn telescoop te gebruiken wanneer hij ‘werkte’.

Op een avond waren Sara en Elias bij haar thuis, spelend met een astronomisch bordspel dat Professor Elders hen had gegeven. Sara’s moeder, net thuis van een vroege dienst, bracht hen limonade.

“Bedankt mevrouw Fischer,” zei Elias beleefd.

“Graag gedaan, schat,” antwoordde ze warm. “En noem me alsjeblieft Lisa.”

Ze keek naar het spel. “Wat een prachtig bord. Is het nieuw?”

“Elias’ vader heeft het voor ons gemaakt,” legde Sara uit. “Hij weet alles van sterren.”

“Hij is heel… anders dan de andere ouders,” voegde ze er voorzichtiger aan toe.

Lisa glimlachte begripvol. “Verschillende mensen tonen hun zorg op verschillende manieren. Je vader lijkt me een intelligente, toegewijde man.”

Nadat Elias naar huis was gegaan, hielp Sara haar moeder met de afwas.

“Je mag die jongen wel, hè?” vroeg Lisa, Sara een speels zetje gevend.

“Mam!” protesteerde Sara met een rood hoofd. “We zijn gewoon vrienden.”

“Natuurlijk,” glimlachte Lisa. “Maar goede vrienden zijn belangrijk. Die mag je zo vaak uitnodigen als je wilt.”

Sara dacht na. “Ik vind zijn vader een beetje eng. Niet eng-eng, maar… raadselachtig.”

Lisa droogde een bord af. “Sommige mensen dragen pijn met zich mee die ze niet kunnen delen, lieverd. Misschien is hij één van hen.”

“Zoals papa?”

Haar moeder verstijfde even. “Misschien. Maar niet iedereen die pijn heeft, loopt weg zoals papa deed.”

Die nacht lag Sara wakker, denkend aan wat haar moeder had gezegd. Misschien was Professor Elders niet vreemd omdat hij een buitenaards wezen was, maar omdat hij eenzaam was. Net als zij was geweest voor ze Elias ontmoette.

De volgende middag kwamen ze thuis bij Elias en vonden ze het huis leeg. “Hij is weer weg,” zuchtte Elias. “Zie je wel?”

“Misschien is hij gewoon boodschappen doen,” opperde Sara redelijk.

“Dan zou hij een briefje achterlaten.” Elias pakte haar mouw. “Kom mee, ik wil je iets laten zien.”

Hij leidde haar naar zijn vaders studeerkamer. De deur was zoals gewoonlijk gesloten.

“We mogen daar niet in,” aarzelde Sara.

“Ik weet waar hij de sleutel verstopt,” zei Elias vastberaden. “Ik wil bewijzen dat er iets vreemds is.”

“En als hij terugkomt?”

“Dan zeggen we dat we dachten dat er een inbreker was.” Hij haalde een sleutel tevoorschijn van boven de deurpost. “Klaar?”

Sara knikte, haar nieuwsgierigheid sterker dan haar angst.

De studeerkamer was donker, maar niet stil. Het koperen instrument dat ze eerder hadden gezien, pulseerde met een zwak blauw licht en maakte een zacht, ritmisch geluid. Elias stak zijn hand uit om het aan te raken.

“Wacht!” Sara greep zijn pols. “We weten niet wat het doet.”

“Juist daarom wil ik het weten.” Elias maakte zich los en raakte het kristal in het midden aan.

Het licht werd intenser en de kamer vulde zich met een projectie van sterren, alsof ze middenin het heelal stonden. Eén cluster lichtte fel op.

“De Pleiaden,” fluisterde Sara in ontzag.

Een stem van de deuropening: “Leoniden, om precies te zijn.”

Ze draaiden zich geschrokken om. Professor Elders stond daar, zijn armen vol boodschappen.

“Papa! We dachten dat er een inbreker was,” begon Elias nerveus.

“Een inbreker die mijn studeerkamer openmaakte met de sleutel die boven de deur verstopt zit?” Professor Elders klonk niet boos, eerder vermoeid.

“Het spijt ons,” zei Sara snel. “Het was mijn idee.”

“Nee, dat was het niet,” protesteerde Elias. “Ik wilde bewijzen dat je vreemd doet de laatste tijd. Dat je geheimen hebt.”

Professor Elders zette zijn boodschappen neer en sloot de deur. Voor het eerst zagen de kinderen hoe moe hij eruitzag, hoe oud zijn ogen waren in zijn relatief jonge gezicht.

“Iedereen heeft geheimen, Elias,” zei hij zacht. “Sommige zijn te moeilijk om te delen.”

“Zoals wat?” drong Elias aan.

Professor Elders keek naar het pulserende instrument. “Zoals het feit dat ik binnenkort moet vertrekken.”

Elias verbleekte. “Wat? Waar ga je heen? Wanneer kom je terug?”

“Dat weet ik niet,” antwoordde zijn vader. “Het hangt ervan af.”

“Je laat me straks achter?” Elias’ stem brak. “Net als mama?”

Een uitdrukking van pure pijn trok over Professor Elders’ gezicht. Hij knielde neer, zijn handen op Elias’ schouders. “Ik wil niet gaan, Elias. Maar soms hebben we geen keuze. Soms zijn er grotere krachten aan het werk.”

“Zoals wat?” vroeg Sara, plotseling dapper. “Buitenaardse wezens? Tijdmachines?”

Een flauwe glimlach trok over Professor Elders’ gezicht. “Als het zo simpel was.”

Hij stond op en liep naar het raam. “Over precies drie weken is er een meteorenzwerm – de Leoniden. Een van de spectaculairste in decennia. Die avond zal alles duidelijk worden.”

“Ga je dood?” vroeg Elias direct, tranen in zijn ogen.

Professor Elders draaide zich om, zijn gezicht zacht in het zwakke licht. “Het is niet wat je denkt.

HOOFDSTUK 6: DE METEORIETENZWERM

7531f7be e487 4d7e 8182 7d5235c21b33 (Aangepast)

De drie weken die volgden waren vreemd. Professor Elders was veranderd – meer aanwezig, bijna wanhopig in zijn pogingen om tijd met Elias door te brengen. Hij leerde hem over sterrenstelsels, over kwantumfysica, over dingen die te complex leken voor een achtjarige maar die Elias met gretigheid absorbeerde.

Sara was bijna elke dag bij hen, deelnemend aan de lessen, observerend met haar scherpe ogen hoe vader en zoon naar elkaar toe groeiden, net op het moment dat ze uit elkaar zouden worden getrokken.

Elias sliep slecht, vaak kruipend in het bed van zijn vader midden in de nacht, iets wat hij niet meer had gedaan sinds hij vijf was. Professor Elders hield hem altijd vast alsof hij hem nooit meer zou loslaten.

“Waarom moet je gaan?” vroeg Elias op een nacht.

“Omdat ik al te lang ben gebleven,” antwoordde zijn vader zacht. “Ik heb de regels gebroken, Elias. Regels die niet gebroken mogen worden.”

“Welke regels?”

“De regels van tijd en ruimte.”

Elias dacht na over deze cryptische uitspraak. “Ben je dan toch een tijdreiziger?”

Zijn vader glimlachte in het donker. “Ik ben hier veel langer dan ik zou moeten zijn. Ik wacht al bijna negen jaar.”

“Waarop wacht je?”

Professor Elders’ stem was nauwelijks hoorbaar. “Op iemand die voor je kan zorgen als ik er niet meer ben.”

Op een avond, toen Sara al naar huis was, vond Elias zijn vader medicijnflesjes sorterend in de badkamer.

“Wat zijn dat, papa?”

Professor Elders keek op, verrast. “Niets belangrijks. Alleen wat pillen voor… de reis.”

Elias pakte een van de flesjes. Het etiket vermeldde een lange wetenschappelijke naam die hij niet kon uitspreken. “Ben je ziek?”

“Nee,” zei zijn vader, het flesje zacht terugnemend. “Niet op de manier die je denkt.”

Op de dag van de meteorenzwerm hing er een elektrische spanning in de lucht. Professor Elders bewoog zich door het huis met een vreemde intensiteit, verzamelend wat hij “essentiële items” noemde – oude foto’s, Elias’ babyschoentjes, een lok haar in een medaillon.

Sara kwam vroeg, een telescoop en slaapzak meenemend voor wat haar moeder dacht dat een gewone sterrenkijkavond zou zijn.

“Mijn moeder komt om middernacht,” vertelde ze Elias. “Na haar dienst. Ze zei dat ik tot dan bij jullie mocht blijven.”

Elias knikte afwezig, zijn gedachten bij zijn vader die boven aan het pakken was.

“Ben je bang?” vroeg Sara, zijn hand pakkend.

“Ja,” gaf hij toe. “Ik wil niet dat hij weggaat.”

“Misschien hoeft het niet,” zei Sara hoopvol. “Misschien kunnen we hem helpen.”

“Hoe dan?”

Sara haalde haar schouders op. “Ik weet het niet. Maar papa zei altijd dat liefde sterker is dan wat dan ook. Zelfs sterker dan de zwaartekracht.”

Die avond zetten ze het dakterras klaar – telescopen gericht, dekens uitgespreid tegen de novemberkou. Professor Elders was kalm, methodisch, als een man die een lang geplande reis voorbereidde.

“Elias,” zei hij terwijl de zon onderging. “Er zijn dingen die ik je moet vertellen.”

“Over mama?” vroeg Elias, iets wetend zonder te weten hoe.

Professor Elders knikte. “Je moeder was… bijzonder. Net als Sara. Ze kon dingen zien die anderen misten.”

“Zoals wat?”

“Zoals mij. Wie ik werkelijk was.” Hij ademde diep in. “Ik kom niet van hier, Elias. Niet van deze tijd, niet van deze… continuïteit.”

Elias fronste. “Wat betekent dat?”

“Het betekent dat ik al veel levens heb geleefd. Steeds opnieuw, in een lus die ik niet kan doorbreken. Elke keer weer diezelfde lus. Tot ik je moeder ontmoette.” Zijn stem werd zacht. “Zij veranderde alles. En toen kwam jij.”

Sara keek tussen vader en zoon, haar gezicht peinzend. “U bent gevangen,” zei ze plotseling. “En vanavond is uw enige kans om te ontsnappen.”

Professor Elders keek haar aan, verrast. “Precies.”

“Maar waarom nu pas?” vroeg Elias. “Waarom bleef je al die jaren?”

“Omdat ik je niet alleen kon achterlaten,” zei zijn vader eenvoudig. “Ik moest wachten tot ik zeker wist dat je niet alleen zou zijn.”

Hij haalde een envelop uit zijn zak en gaf die aan Elias. “Als… als er iets gebeurt dat je niet begrijpt, geef dit dan aan Lisa. Sara’s moeder. Zij zal weten wat te doen.”

Elias nam de envelop aan, het papier zwaar in zijn handen. “Wat staat erin?”

“Instructies. Documenten. Dingen die je nodig zult hebben.”

De nacht viel. De sterren werden zichtbaar, eerst enkele, toen bij honderden. En toen begon het – strepen van licht die over de hemel trokken, als een kosmische regen.

Professor Elders haalde het koperen instrument tevoorschijn, nu volledig actief, zoemend en pulserend met blauw licht. “Het is tijd,” zei hij.

Elias greep Sara’s hand, zijn andere hand vastgeklemd om zijn vaders mouw. “Nee! Je kunt niet gaan!”

“Ik moet wel, Elias. De lus moet worden doorbroken.”

“Maar wie zorgt er dan voor mij?”

Professor Elders knielde voor de kinderen. “Lisa heeft ingestemd. Sara’s moeder. Ze kent de details niet, maar ze begrijpt dat ik… dat ik moet vertrekken. Je zult bij hen wonen.”

“Je hebt het allemaal gepland,” fluisterde Elias, de waarheid beseffend. “Sara’s verhuizing hiernaast, alles.”

“Niet alles,” zei zijn vader zacht. “Sommige verbindingen kunnen niet worden gemanipuleerd. Die moeten natuurlijk ontstaan.”

Hij keek naar hun ineengestrengelde handen en glimlachte. “Zoals die van jullie.”

Boven hen intensiveerde de meteorietenzwerm, de hemel een canvas van vallende sterren. Het instrument begon te trillen, feller te gloeien.

“Nee!” Elias liet Sara los en wierp zich in zijn vaders armen. “Alsjeblieft. Ik wil je niet kwijt.”

Professor Elders hield hem vast, tranen glinsterend in zijn ogen. “Je zult me nooit kwijtraken, Elias. Ik ben altijd bij je.” Hij legde een hand op Elias’ borst. “Hier.”

Hij keek over Elias’ schouder naar Sara. “Pas op hem,” fluisterde hij. “Jij bent de enige die hem kan helpen begrijpen.”

Sara knikte, zelf ook huilend nu.

Professor Elders gaf Elias een laatste kus op zijn hoofd, drukte het instrument tegen zijn borst, en stapte terug. “Kijk naar boven,” fluisterde hij. “Niet naar mij. Naar de sterren.”

Elias keek op, nog steeds snikkend, Sara’s hand weer vindend in de duisternis. De meteorenzwerm bereikte zijn hoogtepunt, een spektakel van vallende sterren die de nacht doorkliefden.

Toen een bijzonder heldere meteoor over de hemel schoot, voelde Elias een warmte door zich heen stromen. Hij keek naar beneden, naar zijn vader.

Maar waar Professor Elders had gestaan, was nu alleen nog een zwakke blauwe gloed die langzaam verdween, als sterren bij zonsopgang. Het koperen instrument lag op de grond, nu stil en donker.

“Papa?” fluisterde Elias.

Sara trok hem dicht tegen zich aan, haar armen stevig om hem heen.

“Hij is naar huis gegaan,” zei ze zacht. “Terug naar de sterren.”

HOOFDSTUK 7: TUSSEN WERELDEN

H7aangepast

De volgende ochtend werd hun kleine wereld opgeschrikt door sirenes. Buren verzamelden zich op straat, fluisterend achter hun handen terwijl ambulancepersoneel het huis binnenkwam.

Elias en Sara zaten op de stoep van Sara’s huis, hun ogen rood en gezwollen. Lisa stond achter hen, een beschermende hand op elk van hun schouders.

“Wat is er gebeurd?” vroeg een buurvrouw aan Lisa.

“Ze vonden hem in zijn studeerkamer,” zei Lisa zacht, zorgend dat de kinderen het niet konden horen. “Medicijnen naast hem. Ze denken dat hij…”

Ze maakte de zin niet af, maar de implicatie hing in de lucht, zwaar als de ochtendmist.

Later die dag kwam een politieagent met Elias’ rugzak uit het huis. “We vonden deze op zijn bed,” zei hij tegen Lisa. “Met een brief aan u.”

Lisa nam de envelop aan die Professor Elders de avond ervoor aan Elias had gegeven. De jongen had hem aan haar overhandigd zodra ze de sirenes hoorde – te verbijsterd om hem zelf te openen, wetend dat wat erin stond zijn leven zou veranderen.

De brief bevatte exacte instructies: legale documenten voor Elias’ voogdijschap, bankrekeningen, zelfs schooladministratie – alles al voorbereid, alsof Professor Elders al maanden wist dat deze dag zou komen. Het was allemaal aanwezig – behalve een verklaring.

Die avond, toen de politie eindelijk vertrok, sloop Elias naar de studeerkamer, nu verzegeld met officieel politielint. Sara volgde hem stilletjes.

“Ik snap het niet,” fluisterde hij, door de deur starend alsof hij erdoorheen kon kijken. “Gisteravond was hij bij ons op het dak. Hij verdween in het licht. Hoe kunnen ze hem dan vanochtend hier hebben gevonden?”

Sara had geen antwoord. Ze had het ook gezien – de blauwe gloed, het lege dak, het apparaat dat stil werd. Maar de volwassenen spraken over pillen en verdriet en dingen die kinderen niet konden begrijpen.

“Misschien,” zei ze voorzichtig, “zijn beide dingen waar.”

Elias keek haar aan. “Wat bedoel je?”

“Misschien ging een deel van hem naar de sterren. En bleef een ander deel hier.”

Elias dacht na over haar woorden. “Zoals kwantumfysica? Papa zei dat deeltjes op meerdere plaatsen tegelijk kunnen zijn.”

Sara knikte. “Precies. Misschien moest hij je achterlaten, maar kon hij het niet verdragen om je helemaal alleen te laten. Dus vond hij een manier om beide te doen.”

Elias staarde naar de verzegelde deur, naar het koperen instrument dat nog steeds daarbinnen was, nu een stuk bewijs in wat de volwassenen een ’tragedie’ noemden.

HOOFDSTUK 8: EEN NIEUW UNIVERSUM

h8Weken werden maanden. Elias verhuisde officieel naar Sara’s huis, zijn spullen vulden de zolderkamer die Lisa voor hem had klaargemaakt. De kamer die ooit van Professor Elders was geweest, werd verzegeld met herinneringen die te pijnlijk waren om aan te raken.

Lisa, die de complexiteit van verdriet begreep, dwong Elias nooit om te praten. In plaats daarvan liet ze hem en Sara urenlang door de telescoop naar de sterren kijken, wetend dat ze iets zochten dat ze niet konden benoemen.

Op school fluisterden kinderen over “die jongen wiens vader zelfmoord pleegde”, maar Sara’s beschermende aanwezigheid hield de wreedste opmerkingen op afstand.

Soms vonden volwassenen het vreemd hoe kalm Elias was, hoe hij kon glimlachen bij de melancholieke herinneringen aan zijn vader. Ze begrepen niet dat in zijn hart, Elias wist dat zijn vader niet werkelijk ‘dood’ was – niet in de conventionele zin. Hij was ergens anders, eindelijk vrij van zijn tijdlus, misschien kijkend naar dezelfde sterren als zij, maar vanuit een ander perspectief.

Tussen de spullen die uit het oude huis waren gered, vond Elias een schrift van zijn vader. Pagina’s vol met berekeningen, formules die hij niet begreep, en één ding dat zijn aandacht trok: de exacte sterrencoördinaten van een punt in de Leoniden-constellatie, omcirkeld en gemarkeerd met een enkele zin: “Ons venster – jaarlijks gedurende de zwerm.”

Hij liet het aan Sara zien, die even verbaasd was als hij. “Wat betekent het?” vroeg ze.

“Ik weet het niet,” zei Elias. “Maar ik denk dat we het volgend jaar zullen ontdekken.”

De maanden verstreken. Elias paste zich aan aan zijn nieuwe leven, vond troost in de warmte van Sara’s familie, in de vriendelijkheid waarmee Lisa hem behandelde als haar eigen zoon. Het koperen instrument was in beslag genomen als ‘bewijs’, maar later teruggegeven aan Elias als erfstuk, nu slechts een prachtig maar levenloos object op zijn bureau.

Precies een jaar na die noodlottige nacht stonden Elias en Sara op het dak van wat nu hun gezamenlijke huis was. Ze hadden hun telescoop gericht op de coördinaten uit het schrift van de professor en wachtten geduldig terwijl de jaarlijkse Leoniden-zwerm begon.

“Zie je iets?” vroeg Sara, terwijl Elias door de telescoop tuurde.

“Nee, nog niet—” Hij stopte abrupt. “Wacht. Daar…”

Sara keek ook. Waar de hemel een moment eerder leeg was geweest, was nu een ster verschenen die er niet zou moeten zijn. Een heldere ster, tintelend met een blauwachtig licht, precies op de coördinaten die Professor Elders had opgeschreven.

“Dat is onmogelijk,” fluisterde Sara. “Er staat geen ster op die positie in mijn sterrengids.”

Elias keek op van de telescoop, zijn gezicht verbaasd. “Roep je moeder. Laat haar kijken.”

Lisa kwam naar boven, maar toen ze door de telescoop keek, zag ze niets ongewoons. “Het is een prachtige sterrenhemel, maar ik zie niets bijzonders op die coördinaten.”

Elias en Sara wisselden een blik uit. Ze zagen het allebei – een ster die niemand anders kon zien.

Later die avond, toen Lisa naar bed was gegaan, richtten ze de telescoop nog nauwkeuriger. Elias keek door het oculair, zijn adem stokkend toen hij zag dat de ster ritmisch pulseerde. Een patroon dat hij herkende – hetzelfde ritme als waarmee zijn vader altijd zijn naam zei. _E-li-as_.

“Hij is daar,” fluisterde hij tegen Sara. “Op de een of andere manier… hij kijkt naar ons.”

Sara zag de tranen in zijn ogen, maar ook de glimlach. “Wat zei hij ook alweer op het dak? Dat hij altijd bij je zou zijn?”

Elias knikte. De ster vervaagde langzaam terwijl de meteorenzwerm afnam, tot hij verdween met de laatste meteoor, alsof een venster tussen twee werelden zich sloot tot het volgende jaar.

In de jaren die volgden, werd het hun traditie – elke november tijdens de Leoniden-zwerm gingen ze naar buiten met hun telescoop, richtten hem op coördinaten die voor iedereen betekenisloos waren behalve voor hen, en vonden daar een ster die volgens alle astronomische catalogi niet kon bestaan. Een ster die alleen zij konden zien, en die alleen verscheen tijdens die paar uren van de meteorenzwerm.

De volwassenen praatten nog steeds in fluistertonen over de tragische dood van Professor Elders, maar Elias en Sara droegen een andere waarheid met zich mee – een die met elk jaar sterker werd naarmate hun band groeide.

EPILOOG: STERRENSTOF

EpiloogJaren later stonden twee tieners op het dak van wat nu ‘hun’ huis was – Elias zo volledig geïntegreerd in de Fischer-familie dat weinigen zich nog herinnerden dat hij ooit ergens anders had gewoond. Het koperen instrument stond naast hen, nog steeds stil en levenloos, maar gekoesterd als een verbinding met een verleden dat alleen zij volledig begrepen.

“Denk je dat hij ons kan zien?” vroeg Elias, nu zestien, zijn stem dieper maar met dezelfde nieuwsgierigheid.

“Ik weet het zeker,” antwoordde Sara, wijzend naar de plek aan de hemel waar over enkele uren hun privé-ster zou verschijnen, precies zoals hij dat elk jaar deed. “Van daaruit.”

Lisa Fischer had nooit alle details begrepen – voor haar was Professor Elders een briljante, gepijnigde man geweest die besloot zijn leven te beëindigen, na zorgvuldig een toekomst voor zijn zoon te hebben veiliggesteld. De officiële rapporten spraken van een overdosis, een keuze gemaakt door een man die geen andere uitweg zag.

Maar Elias en Sara kenden een diepere waarheid, een die tegelijkertijd tragischer en hoopvoller was – dat er niet één verhaal was, maar twee die elkaar overlapten als kwantumtoestanden. Hun waarheid was niet die van de volwassenen, maar had een eigen geldigheid.

“Ik mis hem nog steeds,” zei Elias zacht.

“Dat weet ik,” antwoordde Sara. “Maar hij gaf je het grootste geschenk dat hij kon.”

“Wat dan?”

“Een kans op een normaal leven. Een kans om lief te hebben zonder de angst om vast te zitten in een eindeloze herhaling.”

Elias draaide zich naar haar toe. In de afgelopen jaren was hun vriendschap uitgegroeid tot iets diepers, iets dat ze nog nauwelijks begrepen maar wat net zo onvermijdelijk voelde als de baan van planeten om de zon.

“Weet je,” zei hij, “soms denk ik dat hij niet alleen wegging om zichzelf te bevrijden. Ik denk dat hij het voor mij deed. Zodat ik zou leren dat niet iedereen die je liefhebt je verlaat.”

Sara pakte zijn hand, een gebaar dat vertrouwd was geworden in de acht jaar sinds ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet. “Sommige mensen blijven,” bevestigde ze.

Boven hen strekte het universum zich uit, eindeloos en mysterieus. En ergens in die oneindige ruimte was een man die tijd en ruimte had getrotseerd voor de liefde van zijn zoon, die een kosmische choreografie had georkestreerd zodat twee eenzame kinderen elkaar zouden vinden.

“Sommige liefdes,” fluisterde Elias, de woorden opkomend alsof ze altijd al in hem hadden gezeten, “bestaan in meerdere universa tegelijk.”

En samen wachtten ze op het moment waarop de meteorenzwerm zou beginnen en hun ster zou verschijnen – een blauw licht dat alleen zij konden zien, pulserend in een ritme dat voor Elias altijd de stem van zijn vader zou betekenen. Een ster die volgens alle wetten van de astronomie niet kon bestaan, maar die elk jaar terugkeerde als stille getuige van een waarheid die lag in het tussengebied van wetenschap en wonder.

Ze wisten dat de scheidslijn tussen leven en dood, tussen hier en daar, tussen nu en toen, misschien net zo illusoir was als de grenzen tussen twee harten die elkaar hadden gevonden dankzij een kosmische choreograaf.

EINDE

Beelden: zelf gebakken met ChatGPT.

Logo voor de Science Fiction en Romantiek-reeks: zelf gebakken met ChatGPT

Deel:

Geef een reactie