Judith Owen richt de blik naar buiten

Judith Owen richt de blik naar buiten

Twee jaar na haar ‘Ebb & Flow’, een buitengewoon geslaagd eerbetoon aan de Laurel Canyon Sound, komt singer-songwriter Judith Owen met ‘Somebody’s Child’. Een gevarieerder album, waarvoor opnieuw alom lof is. Niet dat ze de kritieken op haar werk leest, zegt ze. “Van een slechte recensie kan ik dagen van slag zijn.”

Het is altijd even afwachten met wat voor soort nummers Judith Owen komt wanneer ze een nieuwe plaat uitbrengt. Ze is goed thuis in uiteenlopende muzieksoorten, van klassieke muziek (opera met name) tot jazz, folk en blues. “En ik vind niet dat ik me hoef vast te pinnen op een bepaald type muziek”, zegt ze. “Ik ben niet gebonden aan de regels die binnen een genre gelden, maar kan die regels juist voor mij laten werken – en dat geeft me de vrijheid om me uit te drukken in de stijl die het beste past bij een nummer.”

Haar vorige album, ‘Ebb & Flow’, was een buitengewoon geslaagd eerbetoon aan de Laurel Canyon Sound van Joni Mitchell, James Taylor en andere Amerikaanse singer-songwriters uit het einde van de jaren zestig, begin van de jaren zeventig. Twee jaar later is daar ‘Somebody’s Child’, een album dat niet radicaal verschilt van de voorganger maar dat toch net ietsje anders aandoet. De nummers liggen ook nu weer prettig in het gehoor, en je kunt je voorstellen dat muziekcriticus Pete Whalley het beschouwt als het perfecte ‘Easy Listening’ album.

Acid Rock

Maar ‘Somebody’s Child’ is net iets gevarieerder dan ‘Ebb & Flow’. Op bassist Leland Sklar na, spelen de muzikanten die de klankkleur van ‘Ebb & Flow’ bepaalden spelen slechts op drie nummers mee. De ‘sound’ leunt hier en daar op Engelse folk à la Nick Drake, vooral door de aanwezigheid van Britse muzikanten, de strijkers voorop (‘The Rain is Gonna Fall’). ‘I know where the Sun Shines’ zou zo op ‘Songs in the Key of Life’ of een andere album van Stevie Wonder uit de jaren zeventig kunnen staan.

En waar ze vorige keer ‘In the Summertime’ van Mungo Jerry omvormde tot een dromerige ballade in de stijl van Joni Mitchell, neemt ze dit keer Aquarius onderhanden. “Een onbenullig nummer, maar juist daardoor leent het zich ervoor om tot iets beters om te vormen.” Het resultaat is een ‘acid rock-nummer’ dat doet denken aan ‘Déjà Vu’. De andere cover,  More Than This’ van Bryan Ferry (opgenomen in diens studio) is juist een atmosferisch en verstild nummer geworden.

Ook de teksten zijn op dit album van een net iets andere snit. “Meer naar buitengericht”, zoals Owen het uitdrukt. Het vorige album was zeer persoonlijk, en ging grotendeels over haar worsteling met depressies (waardoor ze jarenlang haar kamer amper uit kon komen) en over het verdriet om het verlies van haar vader en moeder. Nu staan er nummers op over hoe we onze medemensen verwaarlozen: het titelnummer ‘Somebody’s Child’ gaat over een zwangere vrouw die zich blootsvoets door de sneeuw moet voortslepen, de single ‘Send me a Line’ over hoe we langs elkaar heen praten via WhatApp en andere moderne (mis)communicatiemiddelen.

Persoonlijk en intiem

Het album gaat eerder over de ‘mensheid’ dan over een enkel mens (lees: Judith Owen zelf), al is het onderscheid niet altijd duidelijk te trekken. Iedereen is iemands biologische kind, maar ook een kind van de aarde – daar gaat het Judith Owen dit keer om, dat is het thema van dit album.

Een thema dat haar genoeg ruimte biedt om opnieuw zeer persoonlijke nummers te schrijven, het intense ‘No More Goodbyes’ voorop – een nummer waarin ze voor een laatste keer afscheid neemt van haar vader. “Een droevig nummer, maar ik probeer me te troosten met de gedachte dat hij verlost is uit zijn lijden.”

Een ander hoogtepunt is ‘Mystery’, een nummer waarin ze zich erover verbaast dat haar man (de komiek Harry Shearer, bekend als de bassist van de nepband Spinal Tap) het zo lang bij haar uit houdt. “Love is a mystery. And you’re the mystery for me.” Een typische Owen-nummer, dat haar zelfgekozen naam als ‘Queen of bittersweet’ recht doet. Een eerbetoon aan de ‘liefde ondanks alles’. “Ik zal niet zo gauw een nummer schrijven dat alleen maar vrolijk of alleen maar droevig is. Liever laat ik beide kanten in één nummer zien.”

Lovend ontvangst

‘Someboy’s Child’ wordt bijzonder lovend ontvangen. “Een plaat om te verslinden”, schrijft Whalley. “Serieus maar ook verrukkelijk gek en geestig”, zegt Anthony Weightman. Pete Sargeant stelt dat we het niet hoeven te betreuren dat Carole King geen nummers meer schrijft nu Judith Owen haar plaats heeft ingenomen. Owen is blij met al die lof, maar leest de artikelen over haar werk nooit. “Als ze negatief zijn, ben ik dagen van slag. En als ze positief zijn, vind ik altijd wel iets wat de criticus niet goed heeft begrepen. Verschrikkelijk. Artiesten zijn vaak hypergevoelige mensen, en ik ben geen uitzondering.”

Wie Owen live heeft gezien kan zich daar wel wat bij voorstellen. Ze is een geweldig artiest om live te zien, dat vooropgesteld, en weet als geen ander nummers die op de plaat al geweldig klinken leven in te blazen. Maar ze kan ook prikkelbaar zijn. Twee jaar riep Owen tijdens een optreden in de Amsterdamse North Sea Jazz Club iemand die door haar heen praatte tot de orde met een variatie op het aloude ‘Me Tarzan, you Jane’: “Me sing, you listen.”

Erg geestig, maar ook enigszins intimiderend. “Zo kom ik misschien over” knikt ze. “Maar ik zing over heel kwetsbare, intieme zaken. Ik heb het gevoel dat ik mijn liedjes moet beschermen als ik ze uitvoer. Als ik op het podium sta, kan ik dat als geen ander: ik loop dan over van zelfvertrouwen. Maar dat ben ‘ik’ niet, die daar staat, dat is een afsplitsing van mezelf. In het dagelijkse leven ben ik zo onzeker als wat. Niemand hoeft bang te zijn voor mij.”

Judith Owen komt op 9 november 2016 naar People’s Place in Amsterdam

Deel:

Geef een reactie