Handel in CO2-emissies: wonderolie of gebakken lucht?

In 2005 wordt in Europa handel in CO2-emissierechten ingevoerd, als het Europese emissiehandelssysteem (ETS) van start gaat. Een ‘emissieplafond’ moet leiden tot een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Door de handel in de rechten kan deze afname zo goedkoop mogelijk plaatsvinden. Het milieu profiteert, de kosten zijn minimaal. Toch is er kritiek.

Waar schaarste is, gedijt de handel. Dat geldt ook voor CO2-emissierechten. Vanaf 1 januari wordt er in Europa voor het eerst gehandeld in CO2-emissierechten – en die rechten zijn schaars, want bedrijven mogen slechts beperkt CO2 uitstoten. Met name energiebedrijven en grote industriële ondernemingen, vooral in de chemie, metaal, papier en cement, zullen de belangrijkste partijen worden op deze markt. Deze bedrijven – in Nederland gaat het om rond de 250 partijen, gezamenlijk goed voor meer dan 40 procent van de uitstoot van Nederlandse broeikasgassen – hebben van de nationale overheden vaststaande hoeveelheden emissierechten toegekend gekregen.

Die uitstootrechten – die als activa op de balans kunnen worden opgevoerd; je zou kunnen zeggen dat het milieu op deze manier in de boekhouding binnensluipt – kunnen worden opgestookt. Maar de bedrijven kunnen ook rechten verkopen of juist bijkopen. Als een bedrijf zijn emissierechten opsoupeert, dreigt een forse boete. Tenzij het rechten bijkoopt, dan speelt het als het ware quitte en kan het zijn boete ontlopen. En die rechten zijn er, zolang er tenminste ook bedrijven zijn die het beter doen dan vooraf afgesproken: die kunnen hun ‘overschot’ te koop aanbieden op de markt.

Bij verhandelbare emissierechten wordt overgelaten aan de markt welke emissiebronnen hun vervuiling terugbrengen en welke niet. Dit heeft twee grote voordelen. In de eerste plaats kan er een ‘win win’-situatie optreden. De overheid behaalt via het emissieplafond haar milieudoelstelling (aangenomen dat er adequate monitoring en handhaving plaatsvinden). Besparingen en inzet van schonere brandstoffen plaatsvinden waar dat het goedkoopst is. Bedrijven immers altijd kiezen tussen terugdringen van eigen emissies of kopen van een emissierecht op de markt. Iedereen zal de goedkoopste optie kiezen en zo zullen emissies daar gereduceerd worden waar dat het goedkoopst is. De totale kosten van reductie zijn dus minimaal; het systeem is kostenefficiënt.

De handel in emissierechten is een uitvloeisel van het Kyoto-verdrag uit december 1997. Toen kwamen 160 landen het Kyoto Protocol onder het Klimaatverdrag overeen. Het legt onder andere juridisch bindende en kwantitatieve emissieverplichtingen voor industrielanden vast. In de EU tenminste; de Verenigde Staten en China en nog wat landen hebben het Kyoto-protocol niet geratificeerd. Maar de emissiehandel kan ook zonder medewerking van de VS plaatsvinden: in elk geval binnen de EU, en op termijn kan de markt wellicht worden uitgebreid. Rusland heeft zich in elk geval enkele maanden geleden nog achter het Kyoto-protocol geschaard, waarmee in één klap een enorme uitbreiding markt voor handel in emissierechten in het verschiet lijkt te liggen.

Het Kyoto-protocol bepaalt dat de industrielanden samen rond 5% zullen reduceren in de periode 2008-2012 ten opzichte van 1990. Nederland mag gemiddeld in 2008-2012 per jaar niet meer uitstoten dan 199 miljard kilo CO2-equivalenten, een vermindering van zes procent ten opzichte van 1990. Zonder klimaatbeleid komen de emissies uit op 239 miljard kilogram. Er moeten dus maatregelen komen om te voorkomen dat 40 Mton CO2 emissies per jaar in de atmosfeer worden geblazen. Internationale emissiehandel zou (met projecten in het buitenland) jaarlijks een reductie van jaarlijks 20 Mton CO2 kunnen opleveren. Haalt Nederland zijn doelstelling van 199 miljard kilogram niet, dan zal het tekort in een volgende periode met een factor 1,3 goedgemaakt moeten worden. Ook verliezen zowel de overheid als Nederlandse bedrijven dan het recht om als verkoper gebruik te maken van verhandelbare emissierechten.

Horten en stoten

De handel vanaf 2005 kan worden gezien als een voorbereiding op de periode 2008-2012. Slechts een beperkt aantal sectoren en bedrijven (rond de 12.000) doet mee en in de toekomst zal er ook handel in andere emissierechten plaatsvinden dan gassen. Ook mogen de lidstaten nu ieder voor zich allocatieplannen maken (welk bedrijf mag wat uitstoten); pas in 2008 zal er harmonisatie plaatsvinden.

Het bedrijfsleven werkt schoorvoetend mee aan deze voorbereidende fase. “De markt komt er, daar durf ik wel een fles wijn om te verwedden. Zij het met horten en stoten”, zegt Daan van der Heijden, emissie-expert van adviesbureau Ernst & Young. “Engeland en Nederland zijn al ver. Maar in heel Europa is er een grote scepsis onder bedrijven of de uitstoot van broeikasgassen wel zal worden teruggedrongen door de invoering van emissiehandel. Ze zijn ook nog lang niet allemaal voorbereid; vaak is niet eens duidelijk welke functionaris binnen het bedrijf verantwoordelijk is voor de aanpassing van het bedrijf aan de nieuwe markt.”

Landen als Spanje, Griekenland en Polen zijn waarschijnlijk niet op tijd klaar voor de start van de Europese handel in emissierechten op 1 januari 2005. Griekenland en Polen zijn ‘net gestart’. Ook op emissie-gebied dreigt daarom een Europa van twee snelheden dreigt te ontstaan, zoals dat ook bij de invoering van euro is gebeurd. “En achterblijvers lopen het gevaar dat ze in 2008 worden geconfronteerd met wetgeving waar ze helemaal niet aan kunnen voldoen”, waarschuwt Van der Heijden. Maar voor de markt is het geen ramp als er landen of bedrijven zich wat later aansluiten, zegt adviseur Jos Cozijnsen, consultant emissiehandel. “Er doen waarschijnlijk al voldoende bedrijven mee om een goed functionerende markt te laten ontstaan.”

Waarschijnlijk zal het aantal deelnemers in de toekomst bovendien flink stijgen. Hierdoor zal de Europese handel in CO2 over tien jaar een jaarlijkse omzet krijgen van naar schatting 1,8 miljard euro. En op termijn zullen landen met nationaal verhandelbare emissierechten-systemen bovendien vaak besluiten hun rechten wereldwijd verhandelbaar te maken, zo wordt verwacht. Dat is goed nieuws. Immers, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen is in sommige landen gemakkelijker te bereiken dan in andere. Zo is de zware industrie in Nederland al behoorlijk veel schoner dan de zware industrie in Oost-Europa of in de Derde Wereld. Om de schone Nederlandse fabrieken nóg schoner te maken, kost veel meer dan het verbeteren van relatief vuile fabrieken zoals bijvoorbeeld in Oost-Europa. Het broeikaseffect is daarentegen een wereldwijd probleem. Het maakt voor de aanpak van klimaatverandering niet uit of reducties in West-Europa of elders worden bereikt, áls die reducties maar plaatsvinden.

Levendige speculatie

Nu al wordt – anticiperend op de EU-emissiemarkt van 2005 – in CO2-rechten gehandeld. Met andere woorden: er is al een ‘forward-markt’ ontstaan, zegt Cozijnsen. Over heel 2004 zal waarschijnlijk rond de 8 miljoen ton worden verhandeld. In sommige landen hebben bedrijven al ervaring met de nieuwe business: Denemarken, Groot-Brittannië, waar al officiële handel bestaat. Elders zijn bedrijven zijn al bezig hun posities in te dekken. Ze handelen al onderling in uitstootrechten; zo heeft energiebedrijf Nuon al in 2003 een deel van de emissierechten van Shell gekocht.

Bovendien zijn er allerlei partijen die indirect aan de handel verdienen. Denk aan consultants zoals Van der Heijden en Cozijnsen, die bedrijven kunnen adviseren welke maatregelen ze moeten nemen om deel te nemen aan de emissiehandel, of die de administratie van de CO2-uitstoot kunnen ‘monitoren’ (zoals een accountant de boekhouding controlleert).

En dan zijn er partijen die handelen in ‘over the counter’-producten, veelal banken en intermediairs die voor eigen rekening handelen, de traders, of die zuiver als tussenpersoon optreden, de brokers. Zij zorgen voor informatie en transparantie over de marktprijs van CO2-emissies, een dienst waar bedrijven zeker in het eerste stadium van de internationale emissiehandel behoefte aan zullen hebben, verwacht Cozijnsen (die overigens via zijn eigengebakken sites emissierechten.nl en emissieprijzen.nl een steentje bijdraagt aan de transparantie).

In Nederland is er al een beurs voor emissierechten, New Values, een initatief van Rabobank, stroombeurs Anex en hoogspanningsnetbeheerder Tennet. New Values gaat vanaf 2005 de concurrentie aan met soortgelijke beurzen elders in Europa, onder andere de Engelse ECX en de Duitse EEX. “New Values onderscheidt zich duidelijk van die grote beurzen”, zegt directeur Axel Posthumus. “Ik zie voor New Values kansen omdat wij een handelssysteem hebben dat ook voor kleine en middelgrootte industrieën interessant is. Onze kosten zijn voor hen veel lager dan van de grote beurzen.”

Op termijn is het zelfs denkbaar dat van emissierechten afgeleide producten dezelfde status krijgen als aandelen of obligaties. De emissiehandel zou dan kunnen integreren met de financiële markten. Met dezelfde afgeleide producten: forwards, futures, swaps en een notering aan de beurs. De Sydney Futures Exchange is de eerste beurs in de wereld, die zich op CO2-emissies richt. Op deze beurs kan nu reeds in opties gehandeld worden, die het recht op koop of verkoop van emissiekredieten of reductie-eenheden geven.

Achterpoortje

Minder CO2-emissies, zonder een overmaat aan ingewikkelde wetgeving, een markt die rijp lijkt te zijn voor de handel in emissierechten – het lijkt allemaal prachtig. Toch is er veel verzet tegen de emissiehandel.

Het meest gehoorde bezwaar, vooral van milieugroeperingen, is dat het een soort handel in gebakken lucht zou zijn of zelfs een vorm van neo-kolonialisme. Het is een bezwaar dat niet zozeer op de handel binnen de EU betrekking heeft, maar op de handel tussen rijke en arme landen. De beloftes van de geïndustrialiseerde landen om emissies te reduceren worden – zo zien de critici het tenminste – zogezegd via het achterpoortje van emissiehandel ontdoken. Rijke bedrijven die geen zin hebben om te reduceren kopen gewoon emissierechten – en vaak zal dat zijn van minder bedeelde bedrijven in minder bedeelde landen.

Deze visie gaat echter voorbij aan het feit dat handel in emissierechten geen privilege is van de rijken. Want hoe rijk of hoe arm ook: als je emissies kan reduceren tegen een prijs onder de internationale marktprijs voor CO2, dan doe je er voordeel mee om emissierechten te verkopen. Als jouw emissiereducties duurder zijn dan de wereldmarktprijs, dan doe je voordeel door buitenlandse emissierechten te kopen. In het Kyoto Protocol winnen de armen er zelfs aan. Door de rechten zo te verdelen dat de armere landen meer rechten krijgen (zoals het Oostblok en de voormalige Sovjet Unie in het Kyoto Protocol) winnen ze dubbel. Je zou kunnen zeggen: door de invoering van de emissierechten, krijgen die minder bedeelde bedrijven in minder bedeelde landen een soort nieuw geld tot hun beschikking. Hun welvaart neemt toe, naarmate CO2-vervuling nijpender wordt en schone lucht schaars is. Dat die landen vaak de grootste vervuilers zijn, is paradoxaal maar verklaarbaar. Immers: niet de uitstoot heeft waarde, maar de reductie.

Wel rijst de vraag of er niet een soort monocultuur dreigt te ontstaan. Zo zouden bedrijven uit de rijke landen speculeren met het aanleggen van bossen in Afrika. De bedrijven mogen in de toekomst wellicht (dankzij een zogeheten ‘Joint Implementation’-regeling) op de eigen nationale reductieverplichting afschrijven aangezien de CO2-emissies in Afrika omlaag gaan. Maar dit kan in de betrokken Afrikaanse landen leiden tot tot gedwongen verhuizingen van mensen, een verlies aan nuttige landbouwgrond, een groot beslag op watervoorraden en een hypotheek op het toekomstig klimaatbeleid van deze landen zelf. “Tja”, zegt Van der Heijden. “Wellicht dat er dit soort neveneffecten kunnen optreden. Maar over de hele linie zijn deskundigen het er toch over eens dat dat emissiehandel op de punten van efficiency en effectiviteit (en technologische innovatie) het beste scoort wanneer je het vergelijkt met andere milieubeleidsinstrumenten, zoals energieheffingen en convenanten.”

Tot slot is er nog de fundamentele vraag of het hele systeem van handel in emissierechten wel zo enorm veel toekomst heeft. Als de markt niet goed functioneert, kan ze net zo goed worden opgeheven. Maar als ze wel goed functioneert, wellicht ook!

Wat zullen tegen pakweg 2012 de gevolgen zijn van hoge olieprijzen, zullen die de vraag naar deze brandstof niet drukken zodat CO2-emissies ook zonder emissiehandel dalen? Heffingen zijn niet eens nodig, want de prijzen van olie zijn de laatste tijd uit zichzelf tot astronomische hoogten gestegen. En als dat niet leidt tot minder vraag naar olie, dan de emissiehandel zélf wel. Volgens een recent onderzoek van Ernst & Young verwachten bedrijven inderdaad dat ze in toenemende mate naar gas zullen uitwijken, terwijl meer dan de helft ‘grootschaliger gaat investeren in duurzame energie’, vooral windenergie en biomassa. Als die trend doorzet, zal (bij de huidige emissieplafonds) de uitstoot van CO2 zozeer worden teruggedrongen dat de waarde van de emissierechten vanzelf daalt. Misschien dat de markt zichzelf wel overbodig maakt, dat het systeem zo goed werkt dat de emissierechten waardeloos worden – waardeloos, want overvloedig. En waar overvloed is, gedijt de handel niet.

Artikel voor Newton, relatiemagazine van energiebedrijf E.ON

 

 

Deel:

2 reacties op “Handel in CO2-emissies: wonderolie of gebakken lucht?

Laat een antwoord achter aan Jan Bletz Reactie annuleren