In therapie

“Wat ben jij een ontzettende nep-kerel”, viel een vrouw onlangs tegen mij uit. Onze eerste ontmoeting en naar ik vrees de laatste. “Er zijn losers op de wereld, maar zo erg als jij zijn er maar weinig.”

Het kwam hard aan. Hoe was ze daar zo snel achtergekomen? Ik had mijn façade toch goed opgetrokken. Strak in het pak, aftershave tot onder m’n oksels en mijn restjes haar in een snel kapsel. Maar nee. Ze had me door. “Je bent wel de laatste bij wie ik een nachtje passie zou komen halen.”

Ik kon er een nacht niet van slapen – een nacht zonder enige passie, inderdaad. De volgende dag waren mijn aandeeltjes gekelderd. Een cliënt belde dat hij mijn advies waardeloos vond: “Een tweedejaarsstudent economie heeft er nog meer verstand van dan jij.” Ze hebben me door: ik ben een loser.

Maar elke loser heeft recht een winnaar te worden, dacht ik. En dus meldde ik mij aan bij een psychiater. Een hele stap, maar ik heb ‘m toch gezet.

– “Ik wil een winnaar worden”, zei ik nadat wij ons hadden voorgesteld.

– “Bent u wel rijk en ongelukkig?”, vroeg hij.

– “Eerder modaal en ongelukkig”, zei ik. “Maar ik doe wel altijd alsof ik rijk ben. Wilt u mij toch helpen? Ik kan het geld voor dit consult desnoods lenen”

– “Heeft u niet iemand anders die u kan helpen? Iemand om mee te praten?” Hij nam mij op. “U heeft geen partner, neem ik aan?”

– “Nou niet echt… niet vast. En praten zoals u bedoelt – daar ben ik niet zo’n held in. Het is meer leeglopen. Brallen. De ander overstemmen. Ik dacht dat je daar indruk mee maakte, maar het werkt averechts. Alleen een loser pakt het zo aan. Dat weet iedereen, alleen ik niet.”

– “Maar nu weet u het ook. Dat is tenminste iets.”

Tot zover mijn eerste consult. De psychiater liet mij uit. Buiten zat de wachtkamer vol met zakenmensen. Want ik ben niet alleen.

Column voor Freeler

Deel:

Geef een reactie