Zijn de dagen van de Nederlandse elektriciteitsbedrijven geteld?

Uiterlijk in 2007 moeten alle EU-landen hun energiemarkten volledig geopend hebben zodat de energiebedrijven concurrerend kunnen zijn. Er moet dan één Europese markt voor elektriciteit komen, het zogenaamde level playing field. Wat betekent dit voor de elektriciteitsbedrijven?

De kranten stonden er de afgelopen maanden vol van: als het aan minister Brinkhorst van Economische Zaken ligt, worden de Nederlandse energiebedrijven per januari 2007 opgedeeld in een bedrijf dat het netwerk beheert en een onderneming die de productie, handel en verkoop voor haar rekening neemt. Er zijn grosso modo vier grote netwerkpartijen en circa vijftien commerciële energiebedrijven, die straks allemaal tegen dezelfde voorwaarden van het net gebruik moeten kunnen maken.

Een groot deel van de energiebedrijven ziet echter niets in de gedwongen splitsing, maar wil als geïntegreerde onderneming blijven bestaan. Over een ding zijn de partijen het wel eens: de energiebedrijven moeten worden geprivatiseerd. Het conflict draait om hoe dat moet gebeuren. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken becijferde financieel adviesbureau Sequoia dat de Nederlandse energiebedrijven 24 miljard euro waard zijn. Geld dat, als de bedrijven worden verkocht, voor een deel zal kunnen dienen om de kassen te spekken van gemeenten en provincies, de huidige aandeelhouders. Let wel, dit betreft in eerste instantie productie, handel en verkoop, de distributienetten, goed voor het merendeel van de waarde, blijven bij de voorgestelde splitsing in overheidshanden. Wel overweegt de minister om een minderheidsaandeel van deze netten te vervreemden naar institutionele beleggers.

Een van de bezwaren van de energiebedrijven tegen splitsing is dat hierdoor kleine partijen worden gecreëerd, die het overnamegeweld in Europa niet zullen overleven. De sector wil de kans krijgen eerst een ‘nationale kampioen’ te creëren. Brinkhorst heeft echter geen bezwaar als de Nederlandse energiebedrijven massaal zullen worden overgenomen. Alleen dan apart van het strategisch zo belangrijke netwerk (dat voor hooguit 49% mag worden verkocht).

Exit kleinschaligheid

Dát er een overnamegolf komt is zeer waarschijnlijk. In de eerste plaats omdat elektriciteitsbedrijven niet de hele Europese markt kunnen bestrijken, daarvoor leent het product zich niet. Een elektriciteitsbedrijf in bijvoorbeeld Griekenland kan niet tegen concurrerende prijzen op de Nederlandse markt opereren, daarvoor gaat er te veel stroom verloren tijdens het transport. Veel deskundigen verwachten dat er drie regionale markten zullen ontstaan: een noordelijke, een West-Europese en een Centraal-Europese markt. Concurrentie binnen die regio’s zal hoofdzakelijk plaatsvinden tussen bedrijven die dicht bij hun afnemers zitten. Bedrijven die de Nederlandse markt op willen, zullen dit vaak liever doen door bestaande bedrijven over te nemen dan door moeizaam zelf een positie op te bouwen.

Een andere drijvende kracht achter fusies en overnames in de sector wordt waarschijnlijk het streven naar schaalgrootte. Nú is de sector vrij kleinschalig, zeker in Nederland: zelfs zonder dat de bedrijven gesplitst zijn, hebben de grootste drie bedrijven (Nuon, Eneco en Essent) samen maar een dertiende plaats in Europa. Grote bedrijven kunnen echter allerlei kostenvoordelen doorgeven aan hun afnemers, en hun energie tegen een concurrerende prijs aanbieden. Veel klanten zullen dus straks in zee gaan met grote bedrijven. Marktwerking biedt elektriciteitsbedrijven de nodige prikkels om kostenefficiënt te produceren en dit leidt ertoe dat ze allerlei samenwerkingen, joint ventures en – vaak grensoverschrijdende – overnames en fusies aangaan: om te groeien en ‘synergieën’ te bereiken die leiden tot kostenvoordelen. Volgens Theo Fens, docent aan de TU Delft en energieconsultant bij adviesbureau Cap Gemini, is het streven naar kostenvoordelen en dus naar schaalgrootte zelfs de belangrijkste factor die zal leiden tot verdergaande concentratie in de sector.

Een derde ontwikkeling wijst in eenzelfde richting, van toenemende schaalgrootte en (dus) van consolidatie. Het Europese energiepark is sterk verouderd, zelfs zo dat de helft van de elektriciteitscentrales voor 2030 moet worden vervangen. De afgelopen jaren zijn overal in Europa centrales gesloten maar er is nauwelijks bijgebouwd, terwijl het stroomverbruik jaarlijks met bijna twee procent toeneemt. Menig deskundige voorziet een stroomtekort over vijf à tien jaar als er niet in extra capaciteit wordt geïnvesteerd. Een stroomcrisis zoals zich die in Californië in 2002 voordeed zou dan niet uitgesloten zijn. Geschat wordt dat de investeringsbehoefte tot 2030 zo’n 2.100 miljard dollar bedraagt. Grote, financieel gezonder elektriciteitsbedrijven zijn de aangewezen partijen om die investeringen op zich te nemen.

Opgeslokt

Veel kenners verwachten dat er over enkele jaren nog maar een handjevol Europese energiebedrijven over zal zijn. Welke bedrijven dat zullen zijn, is uiteraard nog zeker, maar favorieten zijn E.ON, het eveneens Duitse RWE, Electricité de France (EdF), het Spaanse energieconcern Endesa, het Scandinavische Vattenfall en het Britse Centrica. En de Nederlandse partijen? Die worden wellicht opgeslokt. Maar voorlopig streven ook zij naar verdere schaalgrootte. Zo heeft Nuon de hoop gevestigd op een beursgang en Essent verklaarde eind 2004 open te staan voor een fusie met een West-Europees bedrijf van dezelfde omvang.

En mocht het de Nederlandse energiebedrijven niet lukken om ‘big’ en ‘beautiful’ te worden, dan hebben ze misschien nog wel bestaansrecht als ‘nichespelers’: “Klein kan ook slagvaardig zijn”, zoals Fens zegt. “Daarnaast is er in Nederland zeer veel kennis op energiegebied aanwezig en vormen wij in de wholesale markt een schakelpunt in Noord-West Europa. Verder zijn wij het enige land met een flinke aardgasvoorraad en loopt 70% van onze elektriciteitsopwekking op gas, we zijn dus goed geschikt voor ‘swingproductie’.”

Tot slot hebben de Nederlandse bedrijven ook nog een paar alternatieve, branchevreemde bronnen van inkomsten. Terwijl diversificatie allang is afgezworen door het bedrijfsleven, zijn de Nederlandse energiebedrijven uitgeweken naar sectoren die weinig tot niets met het leveren van stroom of gas te maken hebben. Zo verkoopt Nuon sinds jaar en dag ook water, houdt het zich ook bezig met verwante activiteiten zoals waterzuivering terwijl Essent een detailhandelsdivisie heeft opgericht waarin de afvalverwerking, internet en beveiliging aan de man worden gebracht. Het kan dus alle kanten op met de belaagde Nederlandse energiebedrijven. Inderdaad: onder druk wordt alles vloeibaar.

(Artikel voor Newton, relatiemagazine van energiebedrijf E.ON)

Deel:

Geef een reactie