Voetbaljargon (En dodenherdenkingen)

Voetbaljargon (En dodenherdenkingen)

Ik weet het, ik weet het, ik weet het, het is ingegeven door escapisme en ontkenningsgedrag in combinatie met neiging tot baldadigheid en provocatie. En toch geloof ik dat ik niet helemaal ongelijk heb als ik zeg dat problemen verdwijnen als je doet alsof ze er niet zijn. Vaak tenminste. Of in elk geval soms.

Neem nou anti-semitisme. Of nee, liever gezegd anti-semitisme van voetbalsupporters. Vermeend anti-semitisme, bedoel ik, van bepaalde voetbalsupporters (vermeende voetbalsupporters, om helemaal precies te zijn). De ene randdebiel scheldt de andere randdebiel uit voor ‘Jood’, roept een paar verwensingen en deelt een paar klappen uit. Brengt een Hitlergroet. Heft een zangkoor aan. Is dat kwetsend? De klappen waarschijnlijk wel, ja. Maar de woorden, het gezang en de gebaren?

Welnu, om te beginnen kun je alleen gekwetst worden als je kwetsbaar bent. Tegen sommige mensen kun je alles zeggen, het raakt ze nooit. Met alle voor- (gelukkig, hij/zij is niet overgevoelig) en nadelen (maar wel wat gevoelloos, om niet te zeggen ongevoelig) van dien. In dit geval een voordeel: zo iemand zal niet uit het veld worden geslagen door wat voor hatelijke opmerking ook. Maar ook modaalsensitieve mensen hoeven zich niet gekwetst te voelen als ze worden uitgescholden. Niet te veel achter de scheldwoorden zoeken, ze vooral niet te letterlijk opvatten: dat is de manier om de verwensingen te interpreteren en – dat vooral – te relativeren.

Want wat bedoelt die schreeuwlelijk eigenlijk? Wie zijn medemens begroet met ‘krijg de kanker’, bedoelt meestal ‘ik ben het niet helemaal met je eens’, wie ‘ik ruk je kop eraf’ zegt, voelt zich waarschijnlijk onheus bejegend en ontbeert het vocabulaire om zijn ongenoegen op een welbespraakte manier te laten blijken. Het zijn maar woorden, die afhankelijk van degene die zich ervan bedient willekeurig wat kunnen betekenen.

Dit is denkelijk ook het geval met die vermeend anti-semitische uitlatingen rond het voetbalveld. Met ‘Jood’ wordt zoiets als ‘klootzak’ bedoeld of juist ‘held’ (door degene die zich met ‘Jood’ als geuzennaam tooit). Tegelijkertijd gaat van de term een bindende werking uit. Zowel degene die zichzelf ‘Jood’ noemt als degene die de ander uitscheldt voor ‘Jood’, gebruikt de term als provocatie. ‘De gevestigde orde’, oude lullen, de elite – wie precies het doelwit is, is niet helemaal duidelijk, maar door onwelvoegelijk taalgebruik kun je als voetbalsupporters die gemeenschappelijke vijand lekker schofferen.

Zo kun je als voetbalsupporter twee (verbale) klappen in één slaan: je scheldt de supporter van de tegenpartij uit voor Jood, en je beledigt in één moeite door iedereen met een enigszins volwassen, redelijke kijk op de wereld. Om het nog iets ingewikkelder te maken: door de andere supporter voor Jood uit te schelden, beandruk je dat er een band is tussen jullie twee, een gemeenschappelijk speel- of liever gezegd slagveld, met zijn eigen (verbale) regels. Je noemt elkaar ‘Jood’ in plaats van ‘klootzak’ en scheldt elkaar uit in plaats van met elkaar in discussie te gaan volgens de regels van de debating club. Op dat moment smeed je een band met elkaar en sluit je andere mensen uit – de minder fanatieke voetballiefhebber, je ouders, je baas, de mensen die elkaar met argumenten in plaats van met krachttermen om de oren slaan. Voetbalsupporters hanteren onder elkaar een geheimtaaltje dat hen tegelijkertijd verbroedert en tegenelkaar opzet, een jargon dat misschien agressief is maar daarmee nog niet anti-semitisch.

Hoe dus op deze rituele oorlogstaal van de F-side en de Bunnikside en Vak S en andere randgroeperingen te reageren? De pavlovreactie is: volop aandacht aan besteden, op televisie uitzenden, bespreekbaar maken, over debatteren en – vooral, ja, dat vooral – er verontwaardigd afstand van nemen. Je bewijst er in de ogen van gelijkgezinden misschien je morele superioriteit mee, maar wakkert de tegenstellingen er alleen maar mee aan. ‘Schande!’. Lees: ‘IK ben zo niet!’. Lees: ‘JULLIE wel – en dat is verwerpelijk.” Zo beantwoord je een provocatie met een provocatie. Terwijl een poging tot provocatie natuurlijk doodslaat op het moment dat je het luchtig opvat. Niet reageert, niet weer die rituele dans inzet van iemand die doet alsof hij door een enkel scheldwoord een wesp is gestoken.

Laatst betoogde iemand trouwens dat de beste manier om het anti-semitisme te bestrijden zou zijn om de Tweede Wereldoorlog niet meer te herdenken. Een provocatie natuurlijk.

Deel:

Één gedachte over “Voetbaljargon (En dodenherdenkingen)

  1. Het kan 2 kanten uit: door problemen te benoemen, houd je het probleem in stand, omdat een deel van de mensen door het zien het probleem in stand kunnen houden, een voorbeeld gedrag, het wordt niet vergeten dus het blijft zichtbaar dus nieuwe aanhangers enz. Bijvoorbeeld anti-semitisme, familiedodingen, een scholier die schietend een school inrent. Mensen zouden zomaar eens op een idee kunnen komen. Het zou zomaar eens als een negatief voorbeeld kunnen dienen.

    De andere kant is de andere kant op blijven kijken. Onderdrukking van vrouwen in niet-westerse (en in westerse landen) landen, meisjes die niet naar school mogen, vrouwen die geen gelijke kansen hebben, vrouwen die misbruikt worden. Milieuvervuiling. Inkomensongelijkheid. Fraude. Hongersnood. Oorlog. Kindsoldaten. Manipulatie. Nou ja ik kan nog wel even doorgaan. In het klein en in het groot. Dichtbij en ver weg.

    Een heleboel problemen blijven in stand. Als je ze niet benoemt, als je doet alsof ze er niet zijn.

Geef een reactie