De crisis en ik (Wie A heeft gezegd)

De crisis en ik (Wie A heeft gezegd)

Als ik het CPB en dominee Gremdaat mag geloven, is de crisis voorbij. Maar de media paren macro-optimisme aan micro-onzekerheid. In de krant lees ik vrijwel dagelijks series over hoe de crisis de levens van mensen op hun kop heeft gezet: over bankmedewerkers die luxe-chocola zijn gaan verkopen of een bowlingbaan zijn begonnen, een vrouw die katten opvangt, die CD-handelaar die ooit bij ons om de hoek zat en die call center medewerker is geworden, die uitgerangeerde journalist die een koksopleiding is gaan volgen.

Fascinerende verhalen, die je of je nu wilt of niet op je zelf gaat betrekken. Ik wel tenminste.

Wat als ik het niet meer kan rooien? Wat moet ik dan? Dat de crisis nog even ongenadig op mij zal neerdalen is niet eens zo onwaarschijnlijk. Het verhaal is bekend: mensen lezen steeds minder, adverteerders geloven het wel, internet rukt op en er de kleine, ranzige titels rukken op. Voor kranten en tijdschriften valt steeds minder te verdienen. Enkele van die traditionele media (de dagbladen m.n.) hebben hun hoop gevestigd op steun van de overheid, omdat ze onontbeerlijk zouden zijn voor het functioneren van de democratie. Een waanidee. Voorzover we een democratie hebben in Nederland, redt die het ook wel zonder die kranten. En zou de overheid nu echt haar eigen critici willen subsidiëren? Misschien, maar dat gaat schuren. Hoe dan ook: voor de traditionele media zijn het zware tijden, zeker voor eenvoudige letterknechten.

Maar wat moet ik dan als de crisis toeslaat?, vraag ik mezelf af. Wat moet ik doen? Enkele maanden nadat ik was afgestudeerd, ben ik werkloos geweest. Een deprimerende tijd. Dat nooit weer, dacht ik toen ik mijn eerste opdracht kreeg. En in de hoogste versnelling werkte ik me omhoog uit het dal van de werkloosheid, om er nooit terug te keren.

Lang geleden. Maar sindsdien ben ik altijd achtervolgd door de angst dat ik weer afhankelijk zou worden van GAK’s en CWI’s en Sociale Diensten met hun argwanende ambtenaren die het bijzonder slecht met mij voor hadden. En naarmate ik ouder word, neemt die angst alleen maar toe. Mijn oude bezweringsformule – ‘Niet zeuren, nog harder werken!’ – lijkt uitgewerkt. Is ook wel logisch. Wie jong is, kan allerlei kanten op met z’n leven. Heb je geen opdrachten? Dan ga je toch iets anders doen, al is het maar tijdelijk? maar wie oud is, zeult een heel verleden mee, dat hij niet zomaar van zich kan afschudden. Zijn leven heeft richting gekregen, en wat richting heeft, laat zich moeilijk bijsturen. Wie A heeft gezegd, kan moeilijk anders dan B zeggen. Wie ooit, aan het begin van z’n werkzame leven een keus heeft gemaakt die vele jaren later verkeerd uitpakt, heeft pech gehad. Verkeerd gegokt.

Ik kan niet anders dan wat ik nu doe. Dus laat de crisis alsjeblieft aan mij voorbij gaan voordat ie voorbij is.

Deel:

Geef een reactie