Vergeven: ik wou dat ik het kon (Over al dan niet gewezen opportunisten)

Vergeven: ik wou dat ik het kon (Over al dan niet gewezen opportunisten)

Een van mijn favoriete facebookvrienden is God. Hij noemt zich God, bedoel ik, en hij gedraagt zich als de oudtestamentische dictatoriale brombeer uit de eerste hoofdstukken van het boek der boeken. Hij ziet alles, weet alles, en heeft overal een – meestal vernietigend – oordeel over.

God is ijdel tot en met, en als hij niet bezig is met zelfpromotie (‘dat zei ik 2500 jaar geleden ook al’) dan is hij wel bezig de ander te veroordelen (want: ‘aan mij de wrake en ik zal vergelden’). Zo worden fanatici – of het nu christelijke fundamentalisten zijn of andere extremisten – door mijn vriend God keer op keer te kakken gezet. Maar niet alleen zij. Met zijn geborneerde berichten maakt God ook al die sociale media-gebruikers belachelijk die ‘de splinter in andermans oog’ zien – die anderen de maat nemen, elke misstap veroordelen en om het minste geringste te ‘cancelen’ tot in lengte der dagen. Zelden heeft iemand een overtuigender pleidooi geleverd om vooral die andere God aan te hangen – die nieuwtestamentische God der liefde, die ons opriep om ons vooral bewust te zijn van de ‘balk in ons eigen oog’ en anderen hun zonden te vergeven.

Dat pleidooi is aan mij deels wel besteed. Vergeven – en geen aandacht meer aan iemands fouten besteden – bespaart energie die je aan belangrijkere zaken kunt besteden. En waarom zou je iemand ook naar beneden halen met je kritiek, je meninkjes en je leedvermaak? Je verlaagt jezelf er ook mee. Terwijl, zoals Gerrit Krol zegt: “Als je je vijand vergeeft, ontken je daarmee dat hij nog langer je vijand is, of misschien zelfs ooit je vijand is geweest. Dat is uiteindelijk je triomf. Zo herstelt zich het slachtoffer.” Meer in het algemeen geldt denk ik (ook voor niet-vijanden): iemand vergeven is een manier om je eigen superioriteit te bevestigen, want je laat er mee zien dat zo iemand je aandacht niet waard is.

Tegelijkertijd heb ik ook wel enige moeite met klakkeloze vergevingsgezindheid. Zeker als het gaat om vergeving van opportunistisch ingestelde mensen. Mensen die met elke mode meewaaien, die even makkelijk van standpunt wisselen als een normaal mens van kleding en die de ene week je vriend zijn en je de volgende week niet meer zien staan.

Daarin sta ik volgens mij overigens niet alleen, nu we de hoogtijdagen van het opportunisme achter ons laten.

De 20e eeuw was het tijdperk van de falende ideologieën (het communisme voorop). En vanaf de jaren 80 is, zoals dat gaat, de slinger van de tijdgeest de andere kant uit geslagen, en wel de kant op van het pragmatische, nuchtere en visieloze. Het idee dat de werkelijkheid ondergeschikt zou moeten worden gemaakt aan een ideaal (desnoods ten koste van miljoenen levens) maakte plaats voor het idee dat we de werkelijkheid maar te accepteren hadden zoals die was, en vooral geen moeite moesten doen deze te veranderen. Politieke idealen werden verdacht – laat het vrije spel der maatschappelijke krachten z’n werk doen, werd het devies. Het marktdenken kreeg de maatschappij in z’n greep. En in zo’n maatschappij handelde je niet op grond van ingewikkelde zaken als principes, waarden of idealen. Nee, je opportunisme werd je drijfveer; word ik ergens beter van of niet?, werd het criterium.

Maar naarmate de overtuiging groeide dat de uitkomst van dat vrije spel en van die marktwerking misschien onwenselijke uitkomsten had (‘onrechtvaardig’, ‘in strijd met het algemeen belang’, misschien zelfs ‘wreed’ en ‘onmenselijk’), ging de slingerbeweging weer de andere kant op. Een pragmatische zwierezwaai als Rutte is niet meer van deze tijd, mensen hebben nu liever een politicus die ergens voor staat (of in elk geval die indruk wekt, zie Omtzigt, zie Van der Plas). Ideologieën zijn misschien niet weer ‘in’, maar opportunisme is ‘uit’. En wie als opportunist wordt ontmaskerd, die wordt al snel veroordeeld. Soms zelfs gecanceld.

Zoals gezegd: het pleidooi van mijn vriend God voor een milde, vergevingsgezinde houding is me sympathiek. Toch zal ik iemand die ik als opportunist heb leren kennen niet zo gauw vergeven. Zelfs minder gauw dan iemand die het communisme of een soortgelijke ideologie heeft aangehangen en daarvan is teruggekomen. Van zo iemand ben ik bereid te geloven dat hij het beste voor had met de wereld, maar zich heeft laten misleiden. Dat hij goede bedoelingen had – en nog steeds heeft. Dus als zo iemand me vraagt hem de fouten uit zijn verleden niet na te dragen, dan doe ik dat.

Met een opportunist ben ik daarentegen meer op mijn hoede. Want wie zegt me dat hij niet nog altijd uit eigen belang handelt? Dat z’n afzweren van z’n opportunisme niet weer gewoon opportunisme is, in een nieuwe vermomming? Bewijs eerst maar eens dat je je leven werkelijk hebt gebeterd, denk ik dan. Eerst zien, dan geloven. Vergeven? Ik wou dat ik het kon. Maar ik ben God* niet.

*Na het schrijven van dit Bletzpraatje kwam ik erachter dat God niet meer in mijn vriendenlijst voorkomt. Bestaat hij niet meer? Is God dood? Hij zal mij toch niet hebben gecanceld?

Beeld: Rosy / Bad Homburg / Duitsland via Pixabay

Deel:

Geef een reactie